Nieuws:

Je vindt onze discordserver hier!

Hoofdmenu

Snow Town - Erwipro

Gestart door Jnusch, 7 februari 2010, 00:58:11

Vorige topic - Volgende topic

Jnusch

"Snow Town"
door Erwipro

Erwipro

#1
Inleiding

Een korte klik, en het licht stond aan. In deze tijd van het jaar ging Het Grote Licht altijd aan bij het krieken van de zonnestralen door de dichte atmosfeer van Davids wereldje. Niet dat hij wist wat ‘deze tijd van het jaar’ betekende – eigenlijk waren alle dagen hetzelfde. Altijd sneeuw, altijd dezelfde huisjes, altijd ’s nachts leven en overdag stil zitten. Het enige verschil was de lengte van de dagen. Als de dagen kort waren, ging Het Grote Licht altijd eerder aan dan het gewone licht, en als de dagen lang waren, ging soms het Licht niet eens aan.

Het verschil tussen Het Grote Licht en het gewone licht was dat dat laatste altijd geleidelijk in kracht toenam. Zodra het bijna zo sterk was als het Licht, ging het Licht uit. Dat was de enige regelmaat die David en zijn dorpsgenoten hadden kunnen ontdekken in de verschijning van het Licht. En zelfs die regelmaat werd met veel uitzonderingen doorbroken.

Vandaag was een dag als alle andere die ze net hadden gehad. Het Licht had blijkbaar geen zin in uitzonderingen. Een onheilspellend, stroboscopisch gepiep galmde door de lucht. Dat was altijd een teken van regelmaat. En ja, vandaag was het weer zo ver. Een grote, wazige schim begon langzaam maar zeker de lucht te verduisteren. Het had de vorm van een enorme hand en klemde zich om de bolvormige atmosfeer. Iedereen had gedaan wat David deed: een plek gezocht – niet zomaar een plek, maar iedereen een eigen plek – en zich goed vastgehouden.

(253) -> (255)

Erwipro

#2
David begon zowaar aan dit bijna dagelijks terugkerende verschijnsel te wennen. Terwijl hij zichzelf goed vasthield, zorgde hij ervoor dat de aardbeving hem geen onvoorziene schrammen en verwondingen deed oplopen. Bang was hij al lang niet meer, maar het was elke keer weer een gek idee dat de wereld zo hard schudde dat zelfs elk sneeuwvlokje van de grond getild werd.

Zo door het raam kijkend – hoewel hij bijna niets kon zien door de hand om de atmosfeer – wachtte hij af tot het over was. De aardbeving duurde altijd een paar seconden. Daarna was het nog een paar seconden voordat alle sneeuw weer rustig lag, en dan was alles weer over. Hij zou moe worden, en zich de volgende dag niets herinneren – zoals altijd. Hij wist hoe het er hier aan toe ging, maar meer niet. Hij zou nog even naar buiten kunnen, dus hij opende de deur van zijn huis. Het was geen groot huis, maar hij had het dan ook voor zichzelf. Net als zijn zus Linda, zijn moeder, zijn vader, en alle mensen in het dorp die er altijd al geweest waren.

Terwijl hij naar buiten keek, zag hij dat anderen hetzelfde hadden gedaan als hij. Maar dit keer was anders. Hij vóelde het! Iedereen keek naar dezelfde plek, het hoofd op de grond gericht, vlak voor de deur van Davids huisje. David draaide zijn deur opzij die zijn zicht blokkeerde. Daar, voor hem op de grond, lag zijn zus. Haar been lag in een ongelukkige houding, schrammen en wonden waren te zien op haar hele lichaam en ze bewoog niet. David was de eerste die erheen snelde en bij haar neerknielde. “Linda,” fluisterde hij met hese stem.

Maar meer dan dat kon hij niet zeggen. Hij voelde zichzelf in hoog tempo moe worden en zou het niet langer bij zijn zus uithouden, hoe hij ook probeerde. Hij rende weer naar binnen, en voelde zichzelf koud worden, haast verstenen. De lucht om hem heen werd ijler en ijler, en al snel was deze ondoordringbaar geworden. Zijn herinneringen verdwenen en zijn gedachten stopten.

(345) -> (600)

Erwipro

#3
Klik.

Het licht stond weer uit, en David wist wat hem te doen stond. Hij rekte zich uit, nam een douche, at zijn ontbijt, stapte de deur uit en ging onderweg naar school. Het hele dorp zat weer in het ritme. Hij zwaaide naar de buurman, die altijd precies een halve minuut later dan hij zijn deur uit stapte, struikelde net niet over de kat die aan de overkant op de stoep liep, en wist van tevoren al dat hij tegelijk met de leraar wiskunde op school zou aankomen. Ik zal hem voor de verandering eens negeren, dacht hij nog, maar toen hij over het plein liep en meneer Boer tegenkwam, groette hij vriendelijk, wetend dat hij deze meneer maar beter te vriend kon houden als hij nog een fijne les wilde hebben, vandaag, het laatste uur.

De dag verliep, zoals altijd, saai. Een uur geschiedenis, een uur Frans, een blokuur gym, een tussenuur, een uur muziek, nog een tussenuur, een uur Latijn en een uur wiskunde. Zoals altijd keken ze een film bij geschiedenis, waarbij hij in slaap viel, leerden ze bij Frans de conditionnel, en zo kon hij de hele dag wel voorspellen, tot aan wiskunde, waar meneer Boer vertelde over die keer dat hij met een groep leerlingen naar Spanje was geweest – omdat iedereen de lesstof toch wel onder de knie had. En toch leek elke dag nieuw. Hij wist nooit hoe het kwam dat hij alles al wist te voorspellen, terwijl de details hem nooit bekend voorkwamen. Misschien was dat wel het leukst van allemaal.

Na morgen is het weekend, dacht hij nog. Maar eerst huiswerk maken. Hij wist dat hij de halve avond zijn studie zou ontwijken, hij wist dat hij niet zou slapen totdat het Grote Licht zou ontbranden, hij wist bijna alles. Maar toen hij thuis kwam was hij dat alweer vergeten. Thuis waren er heel andere zaken. Zo anders, dat hij haast uit zijn vel sprong van verbazing. Zijn moeder stond niet in de keuken om de aardappelschotel met boontjes te maken! Er stond alleen een kilo aardappels, die niet allemaal waren geschild, in een bak op de eettafel. Daarnaast stond een diepvriespak boontjes. Het diepvriesvak waar het gehakt uitgehaald moest worden, was open. Dit was nooit zo; David wist het zeker! Zijn geheugen liet hem dit keer niet in de steek. Misschien omdat het anders was dan anders? Maar had hij wel plek voor meer herinneringen?

Hij hoorde gestommel boven. Hij wist niet eens wat boven was. Ergens ver weg wist hij hoe hij naar boven moest komen, namelijk met een trap. “Mam?”, schreeuwde hij van onder aan de trap, terwijl hij zijn tas op de grond gooide en zijn jas open ritste. “Ik ben thuis!” Het klonk onzeker, onwennig. Hij zei dit nooit, want zijn moeder zag hem altijd aankomen. Maar toen hij geen antwoord kreeg, liep hij toch maar naar boven.

“David…”, kreunde een stem van zijn zus Linda. Met lede ogen keek David haar aan. Over haar hele lichaam waren de schrammen en bulten zichtbaar die ze de dag daarvoor had opgelopen. En opeens herinnerde David zich alles van de vorige avond. Ook dit was een unicum, want hij herinnerde zich alleen normale dingen, geen uitzonderingen. Maar hij had nu een anker voor zijn herinneringen. Dit moest hij vasthouden! Zonder ook maar enige verdere aandacht te schenken aan zijn gewonde zus, liep hij naar beneden, de deur door, naar zijn eigen huis, pakte een notitieblokje en schreef alles op. In telegramstijl, dat wel – hij wist eigenlijk niet eens hoe hij moest schrijven, laat staan in telegramstijl, maar op de automatische piloot werkte eigenlijk alles wel – maar het ging erom dat hij begreep wat er stond.

Aardbeving zoals altijd. Linda buiten, houdt zich niet vast. Gewond.
Volgende dag, moeder niet in keuken. Verzorgt Linda.


Dit zou het moeten zijn. Een aanknopingspunt. Zou er zo een vooruitgang komen in zijn dagelijkse beslommeringen?

Ze aten, iets later dan normaal, maar het was zoals altijd. Het was lekker, zoals altijd. Het was stil aan tafel, zoals altijd. Ze deden samen de afwas, zoals altijd. Iedereen ging naar bed, zoals elke keer. Het enige verschil was dat Linda er niet bij was. Ze antwoordde maar niet, dus ze hadden haar in bed gelegd.

Een onheilspellend, stroboscopisch gepiep galmde door de lucht. Een zachte klik, en het Grote Licht stond aan. Een vage, zwarte wolk vulde de horizon en daarna de hele lucht. Een grote hand sloot zich om de bolvormige atmosfeer. En iedereen hield zich weer vast. Ook David. Maar vandaag zag hij vanuit zijn ooghoek niet het raam dat hij altijd bekeek. Hij zag een notitieblokje op zijn vensterbank liggen.

(778) -> (1352)

Erwipro

Bam.

De klap op zijn wekker was de eerste bewuste beweging die Peter die morgen maakte. Hij haatte het stroboscobische gepiep. Daarna volgde een serie geautomatiseerde bewegingen: het afslaan van zijn deken, het op zijn bed gaan zitten, het aanzetten van zijn schemerlamp, het uitrekken, het rechtop gaan staan, het kijken uit het slaapkamerraam, het vallen van zijn oog op zijn glazen bolletje waarin het ging sneeuwen als hij het schudde.

Hij had het jaren geleden op straat gevonden voor een souvenirwinkel. Hij wilde het terugbrengen, maar de eigenaar hoefde het niet terug. Er zat een krasje op. En het was toch al betaald. Het krasje maakte Peter niet zo veel uit. Dat het betaald was, had hem nog een poosje een schuldgevoel bezorgd, maar daar had hij zich na verloop van tijd ook wel weer overheen gezet. Het had vast niet veel gekost, en dit was voor de eigenaar van dit bolletje een goede les dat diegene het gat in een tas zou moeten dichten.

Vooral in de koude, sneeuwloze winterdagen schudde hij het bolletje vaak op en neer. Sneeuwde het maar, dacht hij dan. Troosteloos keek hij dan van buiten naar het bolletje, en weer terug, en weer naar het bolletje. De paar huisjes die aan de bodem van het bolletje vastgezet waren, zagen er altijd vredig uit met het witte laagje op de daken. De gezichtjes achter de ramen keken altijd vrolijk. De idylle die er heerste maakte hem jaloers; maar hij had niets om jaloers te zijn. De mensen achter de ramen bestonden immers niet écht.

(260) -> (1612)

Erwipro

Veel tijd had Peter echter niet om daar over na te denken. Hij moest ’s morgens altijd opschieten om op tijd op school te komen. Al gauw was ook vandaag zijn hoofd bezet met allerlei zaken die niets met de besneeuwde wereld in het glazen bolletje te maken hadden. Hij dacht er zelfs niet aan toen hij diezelfde avond weer thuiskwam, op zijn kamer huiswerk ging maken of toen hij ging slapen.

Het licht was weer uit , de lucht ontdooide weer. Ergens sloeg een kerkklok, ergens anders ging een schoolbel; Snow Town was weer wakker. Terwijl de ondergaande zon het donker nog net overheerste, kleedde David zich aan. Heel even beeldde hij zich in dat hij precies wist wat er deze dag ging gebeuren: hij zou een paar saaie lessen krijgen, eerst een film kijken bij geschiedenis, dan bij Frans leren over de conditionnel, dan gym. In het tussenuur zou hij met zijn vrienden kletsen, bij muziek ook, in het volgende tussenuur ook, en daarna waren ze te moe om te genieten van de volgende lessen: Latijn en wiskunde.

Even dacht hij dat en flitste de dag door zijn hoofd. Maar vandaag was er voor hem iets anders weggelegd. Vlak voordat hij de deur opende, zag hij, vanuit zijn ooghoek, iets dat voor het eerst zijn hele dag zou veranderen. En het waren de consequenties van vorige dag, las hij. Er was een aardbeving geweest en zijn zus Linda was gewond geraakt. Hun moeder had haar verzorgd. Waarom moest hij zo diep graven om de herinnering op te halen? Snel begon hij te schrijven.

Nieuwe dag, nieuwe kansen. Ik kan me bijna niet herinneren dat ik dit geschreven heb of dat er wat gebeurd is. Ik moet elke dag gaan schrijven om mijn herinneringen fit te houden. Misschien ga ik zelf nog wat onthouden.

Vlak voordat hij de deur van zijn huisje uitliep, maakte zijn hart een sprongetje. Vandaag zou het begin zijn van een sleurloze periode! De voorspelbaarheid zou er voor altijd af zijn! Zonder dat hij het wist, had hij honderden dagen precies hetzelfde meegemaakt. En hij was er pas nu achter gekomen wat alles anders had gemaakt.

Hij moest vandaag toch maar naar school gaan. De eerste paar dagen, misschien weken, zou hij dit nog geheim houden. Eerst wilde hij het mysterie van deze aarde zelf oplossen. Hij zou uit de verf komen als een geniaal persoon als hij op school opeens zou presenteren wat hij allemaal had ontdekt na zijn openbaring van het kladblokje. Als hij tenminste iets leuks zou weten om te presenteren. Misschien kon hij wel het raadsel van de zwarte hand oplossen. Of ontdekken waar de aardbevingen vandaan kwamen. Misschien kon hij wel te weten komen waarom de sneeuw nooit verdween. Hij wist niet eens waar hij moest beginnen!

Gedurende de dag hoopte hij dat het niet al te veel opviel dat hij met zijn gedachten ergens anders zat dan bij school of bij gesprekken met vrienden. Het mocht nog wel een poosje duren voordat zij iets door zouden hebben, wat hem betrof. En zij zouden het toch niet doorhebben. Uit school ging hij zo snel mogelijk naar huis, om te voorkomen dat zijn vrienden of leraren hem lastige vragen zouden stellen. Het duurde niet lang of zijn tas lag alweer op de bank zoals hij hem er elke keer neerplofte. “Je bent vroeg,” merkte zijn moeder op. “Ja ik weet het,” antwoordde hij. “Ik moet even snel langs mijn kamer!” Hij stormde het huis uit en klapte de deur dicht. Vol spanning opende hij wederom het notitieblokje, alsof hij het nog nooit gelezen had. De enige boodschap waar hij enig nut uit kon halen was die over Linda. De rest van de pagina’s had geen inhoud.

Dat had een hoop nadelen, zag hij in. Maar ook een voordeel: hij wist in ieder geval waar hij zijn onderzoek moest starten. Hij rende weer terug naar huis, stormde even hard de kamer in als hij er net uit was gerend, en zocht zijn moeder op, die volgens de gewoonte achter het gasstel stond.

“Hey, je bent op tijd!”, zei ze weer, en glimlachte. David onderzocht haar. Ze wist best dat hij net naar binnen was gelopen. Toch? En zo niet… dan was dat mooi. Maar zou ze dan nog dingen weten van gisteren?
“Ja, ik wilde wel eens weten hoe het is met Linda,” zei hij. Het was een mooie smoes om het gesprek een richting te geven die hem niet in de moeilijkheden zou brengen, dacht hij.
“Linda?” Zijn moeder keek hem verbaasd aan. “Waarom kom je dan naar huis? Je weet toch dat ze altijd minstens zo lang op school blijft als jij? En trouwens, waar komt die plotselinge interesse in je zus vandaan?”
“Nou, gisteren…”, flapte David eruit, maar was snel weer stil.
“Gisteren wat?”, zei zijn moeder nieuwsgierig, terwijl David snel een smoesje probeerde te verzinnen. “Wat was er gisteren ook alweer?”, ging ze verder.
Nu wordt het echt gevaarlijk, dacht David. “Ach ja, laat ook maar. Het is iets tussen ons.”
Zijn moeder glimlachte en ging weer koken. Hopelijk had ze nu haar gedachten op iets anders gezet.

Zijn onderzoek was weer wat gevorderd. Hij had Linda vandaag nog niet gezien, dus hij moest nu weten of ze nog steeds op haar slaapkamer was of dat ze inderdaad nog op school was en dat niet alleen gedachten van mensen zich herhaalden maar ook de fysische werkelijkheid.
“Zeg mam,” begon hij weer, om echt zeker van zijn zaak te zijn. “Kunt u nog eens het verhaal van oom Paul vertellen? Van die keer dat hij buiten was toen de lucht al dik begon te worden?”

“Dat kan ik,” zei ze. “Wat leuk dat je erom vraagt, het is goed voor je om te horen.”
David zuchtte.  “Begin nou maar gewoon.”

“Hij liep buiten, volgens mij, of hij zat op een steen na te denken, zoals hij deed. In ieder geval – zijn Plaats was voor de geopende deur van zijn huis, een stuk lopen van waar hij was.”

David zag weer iets nieuws voor zijn onderzoekje. Zijn Plaats, dat was voor het raam in zijn huisje. Elke nacht moest hij daar naartoe, hij werd er haast toe gedwongen door zijn ouders, door de hele gemeenschap in het dorpje. Maar waarom? Zijn moeder vertelde verder.

“Het werd al licht, maar dat had hij niet door. Hij zegt altijd dat hij gedurende de dag – waarin je niks kon doen, alsof de hele wereld bevroor – gevoeld leek te hebben dat zijn hart op de plek had gelegen waar hij was, terwijl zijn lichaam in de deuropening had gestaan. Alsof iemand bezig was zijn hart eruit te trekken, al die uren lang.”

Aan het eind van haar verhaal had ze de tafel gedekt en de pannen erop gezet. “En dat is de reden dat je altijd op je Plaats moet gaan staan als het Grote Licht aan gaat. En je weet zelf heel goed waar jouw plek is.”
“Ja, in mijn huis, de woonkamer, het rechterraam.”
“Ik had het je niet beter kunnen vertellen. Maar het eten is klaar. Ga jij kijken of Linda al bijna thuis is?”

David zuchtte. Dat moest hij altijd al doen! Maar hij deed het graag. Het betekende weer een stukje sleur, en dus weer een stukje overtuiging dat zijn moeder echt van niets wist. Hij onderbrak, zoals altijd, het gesprek tussen Linda en Elouisa, haar beste vriendin, en liep samen met zijn zus naar binnen, waar de geurende dampen van het eten de kamer vulden.

(1257) -> (2869)