Amilmarith & Armoghoma - De Geheimen van de Duistere Zijde

Gestart door Jnusch, 24 augustus 2009, 11:38:20

Vorige topic - Volgende topic

Jnusch

In de verte zag hij dan eindelijk hun bestemming liggen. Hoeveel nachten waren ze nu al onderweg? Hij wist het niet - de tel was hij al dagen geleden kwijtgeraakt. De stekende pijn in zijn been was naarmate hun reis vorderde steeds erger geworden en hij hoopte dat er in het dorp iemand zou zijn die het kon genezen. De afgelopen week waren ze gedwongen een aantal keer per dag te stoppen, enkel om zijn verbanden te verschonen. Ook nu voelde hij het bloed aan zijn been plakken, nat en warm. Als het aan zijn vader, Alexus, had gelegen was hij vervoerd op de wagen, iets waartegen hij hevig had geprotesteerd. Hij was zich er terdege van bewust dat het hen ernstig zou afremmen en uiteindelijk was dat dan ook het enige wat de rest ervan kon weerhouden hem niet eenvoudig weg vast te binden. Tijd was kostbaar en ze waren niet rijk. In tegendeel, elke dag leek korter dan de voorgaande en dat was goed voelbaar aan de stijgende spanning. Wat als ze niet op tijd waren?

Amilmarith

Hoofdstuk 1

Bebloed en ijlend was Alianum op pad. Hij was de enige die ervan wist. Hij was de enige die wist van de plannen van de grote Heer Ki, leider van het bloedstollende ras Fercerci. Een ras dat zo gevaarlijk, zo groot en zo machtig was dat het raar was dat ze zich hadden kunnen verschuilen voor de beschaving. Al is het niet echt verschuilen, meer geheimhouden. Hun geheime wapen.
Heer Ki, de 'heer' die de leider was van alle orks, githyanki, ghouls, en andere wezens die de Beschaving aanvielen. Alles onder zijn leiding. En nu is hij van plan om de laatste vesting aan te vallen. De laatste hoop van de Beschaving.

Zijn vader liep nog steeds naast hem, zijn uitdrukking was leeg. Alianum wist dat hij boos was, boos om wat hij gedaan had. Hij had nooit naar het vijandelijke kampement mogen gaan. Zijn vader was hem komen zoeken en net op tijd. Nu waren ze op de terug weg. Hij had Alexus alles al verteld en haast was geboden. De plannen van de vijand zouden niet stil liggen terwijl zij zich naar het de vesting haastten, in de hoop dat het niet te laat was. Zwijgend liepen ze verder. Alianum dacht aan alles wat er de afgelopen weken was gebeurd en aan alles wat de komende weken nog zou gebeuren. Hij rilde, dit keer niet van de koorts die erger aan het worden was. Zijn been was gaan ontsteken, hij wist dat het tijd was, zijn vader wist het ook. Ze liepen grootste delen van de dag en de nacht, om zo snel mogelijk bij de vesting te zijn.

De opmars van de vijand was gestaagd gegaan, eerst onopvallend, later dreigender. Langzaam hadden de drows, duistere elven, andere stammen bij elkaar gebracht. De Verovering was begonnen achterin het continent, waardoor de mensen bij de vesting er niets van mee hadden gekregen. Ze hadden daar mensen onderworpen voor de landbouw, elven hadden ze onderworpen voor de magie die ze bezaten en de dwergen omdat ze bekend stonden om hun smeedkunst. Wie niet onderworpen was, was gevlucht. Meer steden, vestingen, gehuchten werden onderworpen, afgeslacht, sloegen op de vlucht. De Beschaving raakte langzaam in paniek en verval. Dat was wanneer de bevolking in Oppitudo, nu de laatste vesting, het doorkregen. Grote aantallen vluchtelingen zochten toegang, ook in andere vestigingen. Eerst werden ze toegestaan, maar al snel werd het duidelijk dat er niet voor ze allemaal gezorgd konden worden en ook de angst was toeslagen. De inwoners wilden verdedigers, geen vluchtelingen die het eten op aten. Al snel werden vluchtelingen dan ook geweigerd en de inwoners zelf ook getraind. Door de tactische ligging werd de vesting zelf niet aangevallen en zo verkregen ze meer tijd. Totdat de rest van de omliggende steden en vestigingen waren overgenomen, de stoet met karavanen met voedsel waren gestopt en langzaam werden ze ingesloten. Ze waren de laatste, ingesloten door een groot vijandelijk kampement en de bergen.

Woorden: 490 + 178 = 668

Armogohma

#2
Hoofdstuk 2

Een paar dagen later zagen ze eindelijk de berg Hulonaur. Daar moesten ze zijn. Achter die berg was het dal, waarin de stad Oppitudo lag. De stad waar het nu allemaal om draaide, want daar zou de laatste aanval plaatsvinden. De aanval die, als Alianum en Alexus niet op tijd zouden zijn, al het goede van de kaart zou hebben geveegd. Weg. Gone. Alle mensen, dwergen of elven zouden dan in slavernij en angst leven.

De vijand was waarschijnlijk al onderweg. Alianum had geen tijd te verliezen, maar omdat het avond werd sloeg Alexus aan de voet van de berg een kamp op.

De volgende ochtend stonden ze al vroeg op, maakte ze de paarden wakker, checkte Alexus Alianus's been en gooide ze water over het vuur. Ze vertrokken extra vroeg mdat de vijand momenteel al op de helft zou kunnen zijn. En dat terwijl ze nog de hele berg op én af moesten. Dit werd dus het moeilijkste, de zware klim. Maar wanneer ze boven waren zou alles weer beter gaan, daar stond een uitkijkpost waar boodschappers stonden die paraat stonden om naar beneden te gaan als het moest.
En zo geschiedde. Aan de voet van de berg stond al meteen het eerste obstakel; een klein moeras, waar het al meteen moeilijk was om met paard en wagen over te steken. Maar het moest toch; Alianum kon niet lopen, en aangezien Alexus hem niet kon achterlaten moest de wagen mee. Alexus ging vooruit, koos het veiligste en het makkelijkste pad en leidde het paard daarheen. Na iets wat wel een uur leek kwamen ze uiteindelijk toch bij een helling die het eerste punt van hoogteverschil aangaf. Gelukkig was er nog wel een pad, maar dat bleek na een poosje ook anders te worden.

De weg werd steeds ruwer, en even leek het of ze de wagen toch achter moesten laten. En tot overmaat van ramp ging het ook nog ineens stormen. De regen werd ook feller naarmate ze boven kwamen, en er kwam steeds meer hagel bij. Even later begon het echt te sneeuwen en moesten Alianum en Alexus onderdak zoeken.
Nog net voordat het echt begon te stormen had Alexus zowel paard als wagen met Alianum in een grot gekregen, die gelukkig groot genoeg bleek te zijn. Alexus maakte een kampvuur en ze maakte zich klaar om de nacht door te komen, na nog wat gedronken te hebben.

400 + 668 = 1.068 woorden.

Amilmarith

#3
Hoofdstuk 3

Middenin de nacht werd Alexus wakker, het was pikdonker in de grot. Nog steeds hoorde hij het razen van de wind en zelfs in het donker zag hij dat buiten de hoogte van de sneeuw was toegenomen. Hij maakte zich zorgen, hij had geen idee hoe ze morgen verder moesten gaan. Piekerend lag hij naar de bovenkant van de grot te turen, waar hij niet veel later weer in slaap viel. Dit volgende ochtend was Alianum als eerste wakker, hij had koorst en zelfs in die koude temperaturen had hij het warm. Snel maakte ze zich klaar voor vertrek. De sneeuw was gestopt, maar het pad was slecht te doen. De wagen konden ze niet meer mee nemen, hij zakte weg in de sneeuw. De paarden liepen achter Alianum en Alexus aan. Alianum liep strompelend mee, soms reed hij op het paard, andere keer liep hij. Ze kwamen maar langzaam vooruit.

De hele dag liepen ze, ze kwamen hoger en hoger. De hoeveelheid zuurstof in de lucht nam af en Alianum kreeg het moeilijk. Aan het einde van de dag kwamen ze bij de uitkijkpost aan. Alexus zuchte opgelucht, hij was bang geweest dat ze het niet zouden halen. Hij klopte op de deur, vanbinnen hoorden ze wat gestommel en de deur ging moeizaam open door de hoeveelheid sneeuw.
'Wat moet dat?' Snauwde de man in de deur opening, met zijn zwaard getrokken. Hij herkende de mensen die buiten stonden niet als mensen van hun eigen volk. Alianum herkende hem echter wel. Alexus zou hem ook herkend hebben, maar hij was verzonken in koortsdromen. 'Wij zijn het, Alexus en Alianum. Herken je ons dan niet meer Ryold?' Antwoorde hij de man. De ogen van de man die Ryold werd genoemd gingen open van verbazing. Snel opende hij de deur en liet ze binnen, waar Alexus meteen op een bed bij de haard werd gelegd en zijn been werd verzorgd. Ondertussen legde Alianum in het kort uit wat er was gebeurd en dat ze zo snel mogelijk naar Oppitudo moesten. Ze hadden immers belangrijk nieuws. De wachters knikten.

De volgende dag waren ze opweg, het was nog een dag reizen, maar het gezelschap was nu beter uigerust. Twee wachters droegen Alianum, die nog steeds koorts had die alleen maar erger werd. De sneeuwschoenen die ze om hadden gedaan maakte ook het lopen makkelijker. De reis verliep voorspoedig, ze trokken over menig gletsjer heen. Alles ging goed, tot op het moment dat het mis ging. Alexus verloor zijn evenwicht en begin te glijden en te glijden en bleef glijden. Na enkele ogenblikken hoorde ze een ijselijke gil, Alexus was verdwenen. Dit voorval maande het gezelschap aan tot spoed, maar ook tot voorzichtigheid. Tegen het vallen van de avond hadden ze Oppitudo bereikt. De wachters vertelde wat ze wisten tegen de bevelhebbers van het leger, alleen ze wisten te weinig en Alianum was buiten westen geraakt, verzeild in zijn koortsdromen.

Woorden: 1555