Nieuws:

Je vindt onze discordserver hier!

Hoofdmenu

Erwipro & Lupos

Gestart door Jnusch, 24 augustus 2009, 11:37:15

Vorige topic - Volgende topic

Jnusch

In de verte zag hij dan eindelijk hun bestemming liggen. Hoeveel nachten waren ze nu al onderweg? Hij wist het niet - de tel was hij al dagen geleden kwijtgeraakt. De stekende pijn in zijn been was naarmate hun reis vorderde steeds erger geworden en hij hoopte dat er in het dorp iemand zou zijn die het kon genezen. De afgelopen week waren ze gedwongen een aantal keer per dag te stoppen, enkel om zijn verbanden te verschonen. Ook nu voelde hij het bloed aan zijn been plakken, nat en warm. Als het aan Thranir had gelegen was hij vervoerd op de wagen, iets waartegen hij hevig had geprotesteerd. Hij was zich er terdege van bewust dat het hen ernstig zou afremmen en uiteindelijk was dat dan ook het enige wat de rest ervan kon weerhouden hem niet eenvoudig weg vast te binden. Tijd was kostbaar en ze waren niet rijk. In tegendeel, elke dag leek korter dan de voorgaande en dat was goed voelbaar aan de stijgende spanning. Wat als ze niet op tijd waren?

Remus457

#1
1 De eerste droom

Het wolvengejank vulde de lucht. Het kwam nooit dichterbij, maar het verdween ook niet.
De 'beesten' die al dagen achter hen aanzaten hielden niet op. Ze hadden de opdracht gekregen om 'project EMR001' terug te brengen. Dit 'project' in niet bepaald een voorwerp. Het is een Chimeron, één van de eerste van zijn ras, de laatste die de verloren gegevens met zich meedraagt. De Chimeron met de naam Falmir.

'Hierheen!' Thranir leidde zijn groep de riolen in. 'Hier kunnen ze ons in ieder geval niet meer ruiken.'
Zodra Thranir in het rioolwater stapte begon zijn been vreselijk te steken. Hij beet zijn tanden op elkaar.
Het riool was net een doolhof, iedereen die de 'code' niet wist zou gelijk verdwalen.
Bij elke splitsing rechtsaf en bij het kruispunt rechtdoor en dan de eerste links.
'We zijn er bijna,' zei Thranir tegen zijn groep. 'straks klimmen we omhoog en komen we in de voorraadkelder van een kroeg, de eigenaar weet dat wij komen en zal ons verzorgen.'
Daar was de ladder. 'Jullie gaan eerst, het kind erachteraan en ik als laatste.' 'Ja kapitein', riepen de mannen in koor. 'Voor de zoveelste keer mannen, noem mij geen kapitein. Zodra we klaar zijn hebben we allemaal dezelfde rang. Die rang is Held, en nu lopen!'
De eerste man duwde een luik omhoog en stapte de voorraadkelder in. Het rook heerlijk, de geur van allemaal kruiden en voedselwaren vulde de lucht. Toen de hele groep boven was ging het luik weer dicht en liepen ze de kelder uit.
Al snel liepen ze de eigenaar tegen het lijf. 'Heren, ik ben blij dat jullie zo ver zijn gekomen, maar jullie moeten snel weg hier. De Chimerons zoeken het dorp af, waarschijnlijk zijn ze op zoek naar jullie. Achter heb ik een wagen klaarstaan, neem die en trek zo snel mogelijk naar Rockston daar zullen jullie meer te horen krijgen.'
Ze hoorden gegil op de straat, ramen die braken, Chimerons die brulden en gromden en het gejank dat hen al dagen volgde.
De paarden die voor de wagen zaten waren vreselijk onrustig. 'Iedereen erin,' beval Thranir terwijl hij de paarden rustig probeerde te krijgen.
Alleen Thranir stond nog naast de kar, toen volgde er een luide 'bam' en de deur achter hun vloog uit elkaar. De paarden schrokken zo dat zij het op een lopen zette en het touw waar ze aan vastzaten brak. De kar ging ervandoor en Thranir stond daar nog. Oog in oog met een Chimeron. Deze zag er veel minder gevaarlijk uit dan de rest van zijn soort. Het wezen leek op een combinatie van een bruine beer en een wolf, met grote gele ogen en een vlijmscherpe snavel.
Thranir pakte een hooivork die naast hem lag en begon te lachen. De Chimerons waren niet zo gevaarlijk als dat ze eruit zagen, maar wanneer je er één tegenkwam dat voor een deel insect was moest je rennen. Insecten zijn natuurlijk veel gevaarlijker dan normale dieren.
Thranir wierp de hooivork naar de Chimeron, de vork kwam in de arm van de Chimeron.
Verblind door woede en pijn stampte het wezen alle kanten op.
Thranir sprong snel op een laatste paard dat nog vastzat, maakte het touw los en ging er vandoor.



2 Reiziger van verre

'Wakker worden, we gaan weer verder.' Falmir deed zijn ogen open. Hij was weer aan het dagdromen.
Dezelfde droom die hij altijd al gehad heeft. Hij stond op en ging weer aan het werk.
Falmir leefde tussen de Ralad. Die waren altijd bezig met projecten en bouwwerken. Deze keer was het de 'bouw' van een nieuwe bibliotheekzaal. De bibliotheek kwam in Raladin, de hoofdstad van de Ralad. Raladin is geen gewone stad, deze stad was vroeger een kloof en is nu helemaal uitgegraven door de Ralad. De stenen die loskwamen bij het maken van de huizen worden verhandeld om daarmee huizen te bouwen in andere gebieden.
'Jongens, we gaan beginnen met de laatste beetjes en als alles opschiet zijn we morgen klaar.' Vertelde de projectleider.
De werkgroep werd verdeeld in groepjes van drie. Falmir kwam bij Olion en Ibast. Dit zijn tweelingbroers van elkaar en gaan al jaren met Falmir om. De grootouders van de tweeling waren de eerste die voor Falmir zorgde toen hij 'gevonden' was. Dit was zo'n tweehonderd jaar geleden.
Falmir lijkt niet veel ouder dan negenentwintig terwijl hij de oudste bewoner is van het dorp.
Een normale Ralad word in het algemeen zo'n 90 jaar en daarom weet Falmir dat hij 'speciaal' is.
'Ay Falmir kan je even wat gereedschap voor me halen, deze steen werkt niet mee.' Falmir knikte en liep naar buiten. Toen hij bukte om een plutriemer (gereedschap wat veel gebruikt word bij de Ralad) te pakken zag hij dat er zestig meter lager een vreemdeling de stad binnenkwam. Deze vreemdeling was duidelijk geen Ralad en Falmir vroeg zich af wat deze hier te zoeken had. Hij hielp snel de tweeling met hun steen en vertelde wat hij gezien had. Ze besloten om met zijn drieën een kijkje te nemen. Ze liepen de lange uitgehouwen wegen af naar beneden. Langs de Saint-Radioni kathedraal waar ze afgelopen 8 jaar mee bezig waren geweest.
Dit gebouw was gigantisch, er waren hallen, zo groot dat alle stadsbewoners er gemakkelijk 15 keer in konden. De gigantische glas-in-loodramen waren het mooist. De ramen waren zo gemaakt, dat de hele dag door de zonnestralen via een opening de kathedraal binnenkwam, door het glaswerk heen kon en een prachtige afbeelding plaatsten op het gigantische plein dat eromheen gemaakt was.
Hierdoor leek het alsof het plein een eigen leven had.

Toen Falmir, Olion en Ibast bij de vreemdeling kwamen waren er al meer Ralads die om de vreemde reiziger heen stonden. Toen begon de vreemdeling te spreken. 'Ik, gekomen van verre landen, ben op zoek naar de oudste van Raladin, de stad waarvan de torens gehouwen zijn uit de hoogste bergen.' De vreemdeling keek naar de niet-begrijpende Ralads. 'De tijden lopen gevaar en de wereld gaat snel. Ik zoek hier, naar de ouden en de wijzen van de Ralad om een grote gebeurtenis aan te kondigen.'
Een kleine Ralad liep naar voren, en maakte duidelijk dat de reiziger hem moest volgen.
Voordat de vreemde reiziger begon te lopen zei hij nog iets. 'Zou de jongen die meer dan 200 jaar oud is, mee willen komen'. Dit had Falmir niet verwacht. Alle ogen waren op hem gericht, wat ging er gebeuren. 'Wat er ook gebeurt, wij zullen je helpen,' fluisterde Olion nog vlak voordat Falmir achter de reiziger aan ging.


woorden: 1272