*angel* & Arende - De vloek van het Magische Meer

Gestart door Jnusch, 18 april 2009, 15:06:42

Vorige topic - Volgende topic

Jnusch

Sprookje 5

*angel*

#1
Annelot verveelde zich dood. Het was woensdagmiddag, en school was al om 12 uur klaar. Ze zou eigenlijk gaan spelen bij een vriendinnetje, maar die was ziek. Nu zat ze thuis niets te doen. Wat kon ze nou doen? Alle spelletjes waren alleen maar leuk om met zijn tweeën of om met meerdere mensen te doen. Tikkertje in haar eentje is niet leuk. Verstoppertje in haar eentje? Nee, dat kon ook niet. Monopoly was leuk! Nee, dat kon ook niet in haar eentje... Ze hoorde een stofzuiger veel lawaai maken en dat bracht haar op een idee. Ze kon aan Maria de schoonmaakster vragen of zij met haar wilde spelen. Vast wel! Zij was altijd zo aardig!
"Maria, Maria, wil je tikkertje met mij doen?" vroeg Annelot.
"Sorry meisje, maar ik moet nu werken. Als ik klaar ben wil ik je wel een verhaal vertellen."
Verhalen van Maria waren altijd heel erg leuk. Ze vertelde altijd verhalen uit het land waar ze vandaan  kwam, Suriname. Die verhalen waren zoveel leuker dan alle sprookjes uit Nederland, want die kende ze toch al. Annelot verveelde zich ondertussen nog en ging opzoeken waar Suriname lag op de grote wereldkaart in de kamer van haar vader. Na een kwartiertje klopte Maria al op de deur van de werkkamer.
"Zal ik een heel lang en spannend verhaal vertellen?"
Annelot knikte ongeduldig en Maria begon te vertellen...

"Toen ik nog een jong meisje was vertelde mijn oma het aan mij en zij had het weer van haar oma gehoord. Luister maar goed, dan kan jij het later doorvertellen aan jou eigen kleinkinderen. Het verhaal van de magische meer...
Het Magische Meer lag ergens in een land hier heel ver vandaan en dat heet Suriname. In het Magische Meer hebben alle mensen geen blanke huidskleur maar een hele donkere, zo donker dat je 's nachts alleen een paar ogen zag."
"Net zo donker als jij?" onderbrak Annelot haar.
"Ja net zoiets, maar nu moet je me niet meer onderbreken want dan is het geen mooi verhaal meer hoor."
Maria vertelde verder.
"Waar was ik gebleven? O ja, de mensen die onderwater leefde hadden een hele donkere huidskleur, zo donker dat in het donker je ze zo over het hoofd zag. Op de meeste plekken was er wel verlichting dus iedereen is wel te zien. Het Magische Meer was heel groot, eigenlijk was het een groot rond meer. En in het midden van dat meer lag de Verlaten Stad, zoals hij wel werd genoemd door iedereen. De Verlaten Stad heet eigenlijk Babibom. Het wordt De Verlaten Stad genoemd omdat in 50 jaar niemand meer naar de stad is geweest. Sinds het ontstaan van het meer was er altijd al één regel geweest: Eet de heilige vis niet. Die vis was gemakkelijk te herkennen aan zijn paars met oranje gestippelde schubben en grote roze ogen. Niemand wist eigenlijk waarom je die vis niet mocht eten, maar het was al eeuwenlang zo en iedereen hield zich aan deze regel. Tot op een dag, honderd jaar geleden, de koningin van toen besloot deze vis te eten. Zij was tenslotte de koningin en kon doen en laten wat ze wilde! Niemand kon haar de regels voorschrijven. Ook niemand kon haar bestraffen, aangezien zij degene was die de straffen van misdadigers bepaalde en zij zichzelf echt geen straf ging geven. Zij was te arrogant om zich aan de regel te houden en daarom liet de koningin honderd jaar geleden de heilige paarse vis met oranje stippels op de schubben en de grote roze ogen voor haar vangen. Ze organiseerde een groot feest om iedereen getuige te laten zijn van het feit dat zij oppermachtig was en zich niet hoefde te houden aan regels die duizenden jaren geleden waren gemaakt.
"Bah! Hij smaakt nergens naar." Snel spuugde ze alles uit, de mensen uit het Magische Meer waren allemaal geschokt. Als die vis niet superlekker was, waarom was hij dan verboden om te eten?
"Was die vis net zoals de verboden vrucht van Adam en Eva?" onderbrak Annelot Maria weer.
"Ja, zo zou je het kunnen zien. Alleen deze vis was helemaal niet lekker. En het fruit van Adam en Eva wel, maar nu echt niets meer zeggen terwijl ik vertel, oké?"
"Ja", knikte Annelot, "maar het is nu al zo'n mooi verhaal!"
"De regel bestond al zo lang dat iedereen eigenlijk was vergeten waar hij voor stond. Maar dat werd iedereen als heel snel duidelijk. Want sindsdien waren de koningin en alle andere mensen uit Babibom nog arroganter dan ooit tevoren..."

woorden: 757

Arende

#2
"Toen de koningin, die Cato heette, de vis had uitgespuugd dreef er een gouden hart door het meer. Het was een klein hart van goud waar koningin Cato op gebeten had en dat ze had uitgespuugd samen met restjes van het piepkleine visje. Het gouden hartje behoorde toe aan de heilige vis.
Iedereen was nog geschokter dan ze al waren. Wat deed dat stralende gouden hart in een keer in het Magische Meer? Behoorde het hartje toe aan de vis?
Het zag er heel erg mooi uit en al snel probeerde iedereen naar dit hart te grijpen. Het zwom echter overal tussendoor.
"Pak dat hart, het is van mij! Ik moet het hebben! Ik beveel iedereen het nu te zoeken!!" krijste koningin Cato. Natuurlijk volgde iedereen haar bevelen op.
De hele stad zwom erachter aan maar het glipte tussen iedereen vingers door. Dagen volgden ze het lichtje maar het was gewoon ongrijpbaar.
Teleurgesteld kwamen de mensen uit Babibom terug naar het paleis.
"Het spijt ons oppermachtige allermooiste koningen Cato. Het gouden hart is aan ons ontglipt. We hebben alles geprobeerd en het was ook steeds in de buurt maar ongrijpbaar. We zijn het aan de rand van het meer kwijtgeraakt, we hebben nog 2 dagen en nachten gezocht maar het is weg." Vertelde iemand doodsbang.
Cato was woedend. Dat hart behoorde aan haar toe, zij moest het hebben. Zij had ten slotte de vis gevangen.
"Jullie stelletje slome duikelaars. Jullie kunnen ook niks. Waarom zijn jullie niet zo prefect als ik?"
De koningin had door dat te zeggen een vloek over heel Babibom uitgeroepen. In eerste instantie had ze nooit de vis mogen vangen en opeten. Ten tweede had ze het hart moeten laten gaan, en ten derde had ze nooit haar eigen volk zo ondankbaar mogen wezen om har gouden hart voor haar te zoeken. Ze had gewoon niet zo dom mogen zijn om eeuwenouden regels te negeren.
Bij het zeggen van die zin kwam er een paars met oranje stippen flits, gevolgd door een grote roze flits en lag heel Babibom even plat. Het was vervloekt... Voor een lange tijd. "

757+345= 1110

Arende

Dat koningin Cato een heks was van het gemeenste soort dat was algemeen bekend in het Magische Meer. Ook al zei niemand het natuurlijk hardop, iedereen wist dat ze vreselijk arrogant was en alles kon doen en laten wat ze wou. Maar over het feit dat ze beeldschoon was viel niet te twisten, want dat was ze gewoon.
Doordat ze had gezegd: "Waarom zijn jullie niet zo perfect als ik." Waren er vele lichtflitsen geweest die deze zin werkelijkheid maakte. Natuurlijk, Cato was niet perfect. Maar dat dacht ze wel. Dus werd iedereen net zoals zij.
Beeldschoon, maar ontzettend arrogant en gemeen.
Sylla een meisje dat nogal een groot litteken op haar voorhoofd had, door een operatie vroeger, waardoor iedereen haar lelijk vond had plots aan helemaal gaaf voorhoofd. De oudere vrouwen wier haren grijs waren geworden kregen weer hun haarkleur terug die ze hadden toen ze nog jong waren. Een man die een arm miste had plotseling weer twee armen.
Iedereen zijn of haar imperfecties waren in de flitsen weggepoetst en alle mensen uit Babibom waren prachtig geworden. Even was iedereen gelukkig.
"Ik heb weer twee armen! Ik kan eindelijk weer normaal leven! Niemand zal mij nog raar aankijken!" gilde de vroeger armloze man.
"Nou en. Alsof iemand iets om jou geeft, ik heb ten minste weer een gaaf voorhoofd." Zei Sylla.
"Ik geef ten minste om mezelf, dat is al belangrijk genoeg. En jij bent toch maar de dochter van de vissenjager. Jij bent niet belangrijk."
"Zonder vissenjager had jij nu nog steeds maar een arm."
En zo ontstonden er overal in Babibom discussies, discussies die uitliepen op ruzie en erger nog in vechtpartijen.
Sylla had de man een blauw oog geslagen en hij had haar een stomp in haar maag verkocht en daarna waren ze beiden woedend naar hun huis gegaan.
Binnen een dag was het zo'n chaos in de stad dat op straat iedereen langs elkaar heen zwom zonder ook maar elkaar aan te kijken. Niemand praatte nog met elkaar tenzij het echt nodig was. Bijvoorbeeld om iets te kopen in de winkels en het bedrag te noemen, waar ook snel een ruzie over ontstond. Nergens was nog een lach te vinden en de schoonheid deed er al snel niet meer toe. Het enige was dat na 50 jaar niemand een steek ouder was geworden, Sylla was nog steeds een prachtige meid van 17. Ze ging elke dag mee met haar vader om vissen te jagen maar ze zeiden geen woord tegen elkaar. Met norse hoofden kwamen ze elke dag met een paar vissen thuis die ze op de markt weer verkochten. En zo ging het leven in Babibom.
En koningin Cato? Al haar bedienden hadden haar verlaten omdat ze te arrogant waren om ook maar iemand te dienen. Daarom had ze dolfijnen getraind die het voor haar deden, eens per week kwam ze naar buiten om iedereen te bevelen maar het had nog weinig zin. Mannen vielen niet meer voor haar schoonheid en dat maakte haar nog chagrijniger dan ze al was.
Mensen van buiten de stad hadden de flitsen ook gezien en waren er op afgekomen om te kijken, maar ze werden al snel weggejaagd door de bewoners van Babibom. De eerste weken probeerde ze nog weleens naar de stad te gaan ook voor de handel maar snel genoeg was duidelijk dat de stad een grote nare boel was geworden. De stad werd verlaten door iedereen die niet getroffen was door de vloek en eigenlijk ook een beetje vergeten. Een nieuwe stad werd als hoofdstad gekozen en een nieuwe koningin werd aangesteld. Officieel kon deze geen koningin zijn want ze was niet uit de bloedlijn der koninginnen maar voor de rest van het Magische Meer was ze wel de officiële leider van het meer.
Maar na vijftig jaar van ellende en arrogantie zou er iets gaan veranderen, iedereen was nog steeds even mooi en jong als vroeger maar iemand van buitenaf zou grote veranderingen aan gaan brengen in de Verlaten Stad.

1777 woorden in totaal.

*angel*

Beo keek naar de mensen voor hem. Hij kon nog steeds niet geloven wat er zojuist gezegd was. Hoe konden zij nou van een gewone jongen als hem verwachten dat hij van de Verlaten Stad weer een gewone stad kon maken? Het landsbestuur keek hem vol verwachting aan. Ze dachten allemaal bij zichzelf: Zou hij het doen? Of niet? Dan was de stad voor eeuwig verloren. Hij was namelijk de uitverkorene.
"En waarom willen jullie dat ik het ga doen? Ik ben toch maar een normale jongen..." Beo keek het bestuur aan. Die keken vol verbazing terug. Hoe kon deze jongen niet weten wat zijn lot was? Het hoofd van het bestuur zuchtte.
"Weet jij eigenlijk wel wie jij bent? Of beter gezegd, wie jouw voorouders zijn?"
"Ehmmm, nee. Hoezo? Dat is hier toch helemaal niet van belang." Beo keek het hoofd aan.
"Toch wel... Zoals je weet gaat de bloedlijn van koninginnen al heel erg lang terug in de geschiedenis. Er zijn nooit koningen geweest, aangezien er geen jongens op de troon mochten zitten. Een van jouw voorouders was zo een koningin. Dit gaat misschien al wel honderden jaren terug, en jij bent de enige die nog over is. Snap je nu waarom het jouw taak is?" Het hoofd keek naar Beo. Die keek alsof hij water zag branden. Dit had hij nog nooit gehoord. Hoe kon hij dit niet weten? Op zich is het wel logisch dat ze juist hem uitzoeken voor deze opdracht, maar wie zegt dat het hem gaat lukken? Of dat hij er zin in heeft? Het hoofd leek zijn gedachten te kunnen lezen en zei:
"En natuurlijk mag je iedereen hulp inroepen, zolang jij de belangrijkste handelingen maar zelf doet. Je krijgt een voertuig om mee te reizen en natuurlijk meer dan genoeg eten en drinken enzovoort. Wat zeg je ervan?" Het hoofd keek Beo vragend aan.
"Ehm...... " Beo dacht even na. "Ik doe het. Op een voorwaarde. Als ik erin slaag dat alles goed komt, mogen er ook jongens op de troon komen. Nou hoef ik zelf niet, maar voor de volgende generatie."
"Daar moeten we nog heel goed over na gaan denken en kijken of het mogelijk is. Ik kan je niks beloven." Het hoofd keek de rest van het bestuur aan.
"Het is dat of ik doe het niet, wat zegt u?" Beo klonk vastberaden.
"Nou, vooruit dan. Voor zover ons betreft is het oké. Goed?"
"Ja, let's go!." Beo stond op en draaide zich om en pakte zijn spullen.
"We hebben natuurlijk wel tijd nodig om wat dingen te regelen. Als u nou de juiste personen uitzoekt om mee te nemen, dan regelen wij de rest." Zei het hoofd. Beo knikte en verliet de kamer. De volgende paar dagen stonden in het teken van zoeken naar de juiste personen, boeken, plattegronden, routes, en nog wel meer. Aan het einde van de derde dag had Beo alles wat hij wilde. Karena, een heel erg slimme meid die overal een antwoord op wist. Drom, die sterk was en wist hoe je moest vechten. Een heel stapel boeken over vervloekingen, een plattegrond van Babibom, routes ernaartoe, en het mooiste moest nog komen. Achterin de bibliotheek had Beo een stukje papier gevonden waarop iets stond wat hij heel erg goed kon gebruiken: Een aanwijzing over hoe hij moest beginnen met zijn opdracht. Beo vroeg zich af hoe het daar gekomen was, maar besteedde er verder geen aandacht aan. Het was niet belangrijk voor de verdere opdracht. Op de vierde ochtend sinds het gesprek stond het gezelschap klaar om te vertrekken. Het bestuur wenste ze veel succes en zwaaide het drietal uit terwijl ze richting de Verlaten Stad trokken.

1777+615=2392 woorden

Arende

Al snel merkten Beo, Karena, en Drom dat de omgeving anders werd toen ze de Verlaten Stad naderde. Overal was zeewier en de hele omgeving was verwilderd, in de rest van het Magische Meer hield iedereen alles bij. Maargoed, dit hadden ze ook kunnen verwachten want hier gaf iedereen enkel om zichzelf.
Beo kon nog steeds niet geloven dat hij dit moest doen, waarom moest hij nou uitverkorene zijn, waarom moest hij nou weer familie zijn van die oude koninginnen. Maar hij aanvaardde zijn lot, gelukkig hoefde hij het niet alleen te doen en had hij twee goeie vrienden mee die hem goed aanvulde.
"Wat moet je eigenlijk doen om die stad te bevrijden van de vloek?" vroeg Drom toen ze in een nog verwilderder stuk waren gekomen.
"Ik weet het niet precies, ik heb hier een papiertje wat ik gister heb gevonden met een aanwijzing maar ik begrijp het niet zo goed."
"Laat ons er dan naar kijken!" zei Karena enthousiast.
Uit het diepste van zijn binnenzak haalde Beo een verfrommeld papiertje, het zag er erg oud uit.
Karena las het voor: 

Zij die enkel om zich zelf gaf
Stuurde rest van haar volk in het graf
Zij at van de heilige vis
Ze dacht dat het lekker was maar ze had het mis
Zij liet gaan het gouden hart
Sinds die dag is het in Babibom zwart
Enkel degene die uitverkorene is zal dit lezen
Enkel hij die dit is toegewezen
Ga op zoek naar het gouden hart
Je zoektocht is nu gestart
Begin bij het plein in het midden
Ga op zoek naar iets wat jij zult aanbidden


Het was eventjes stil in het drietal. Wat een raar gedicht, het verhaal van de vis en het weggezwommen hartje was inmiddels bekend bij hen maar de rest vonden ze maar raar...
"Ga op zoek naar het gouden hart." Herhaalde Beo.
Hoe in hemelsnaam moet ik weten waar dat hart zich bevind?
Drom stelde voor om eerst maar eens richting Babibom te gaan want het gedichtje scheen te zeggen dat ze in het midden van het plein moesten zoeken naar iets wat Beo zou aanbidden.
Het was nog verschrikkelijk moeilijk om de Verlaten Stad te vinden want richting alle kanten waren eigenlijk grote bossen met zeeplanten. Ze pakten een van hun vele kaarten erbij en besloten dat ze nog maar een stuk naar rechts moesten gaan en dat daar de begroeiing hopelijk een stuk minder zou zijn. 


Woorden:2392+408=2800

*angel*

Na enkel e kilometers was er nog geen einde gekomen aan al die zeewierbossen. Beo zuchtte. Hoe moesten ze hier nou weer uitkomen? Konden ze maar zien waar ze heen gingen, dan waren ze al een heel eind.
"Is er niet een manier om boven al die zeewierbossen uit te komen en te kijken waar we heen moeten?" Vroeg  Beo aan Karena en Drom. Die keken net als Beo om zich heen, zoekend naar een manier. Opeens zag Karena iets door de zeewierbossen heen steken.
"Is dat niet een hele grote rots?" Karena liep er naartoe met Drom en Beo op haar hielen. En Karena had gelijk. Er stond een grote rots die voor zover de drie mensen het konden zien boven de zeewierbossen uit kwam. Het enigste probleem was misschien de gladheid.
"Ik denk dat de lichtste moet proberen om omhoog te klimmen. En dat ben ik niet." Zei Drom.
"Ik denk dat Karena het lichtste is. Als wij nou onderaan de rots gaan staan om haar een zetje naar boven te geven dan moet het wel goed komen." Drom en Beo gingen met hun handen in een kommetje staan en Karena stapte in het kommetje. Ze veerde omhoog en greep een van de uitsteeksels. Verbazingwekkend genoeg was de rots helemaal niet glibberig. Karena klom snel een behendig omhoog en bewonderde het uitzicht voor een seconde toen ze boven was. Meteen zag ze Babibom liggen, niet ver van heen vandaan.
"Het is denk ik nog maar een kilometer of twee naar de stad. En ik zie het plein ook al! We moeten die kant op!" Karena wees naar de stad en Drom en Beo keken ook die kant op, zodat ze niet zouden vergeten welke kant ze op moesten. Toen Karena eenmaal beneden stond, gingen ze op weg. Het duurde niet lang voordat Babibom in zicht kwam. Toen ze eenmaal Babibom binnenliepen, zagen ze dat er nog wel mensen leefde, maar dat die heen helemaal niet meer aankeken.
"Het is niet echt gezellig hier." Zei Drom.
"Nee, maar dat had je kunnen verwachten als je het verhaal kent." Zei Beo. Samen liepen ze naar het plein en zagen dat er een grote gekleurde tegel in het midden lag.
"Ik denk dat we daarheen moeten." Beo wees naar het midden en liep ernaartoe. Elke voorbijganger zou er zo voorbijgelopen zijn, maar Beo niet. Beo zag meteen wat het betekende. Het was een plaatje van een grote heuvel met in het midden een gouden ster.
"Het kan niet anders dan dat wij daarheen moeten. Het is zo duidelijk." Zei Beo.
"Mm, ik ben het op zich wel met je eens, maar weet je zeker dat dit het is?" Vroegen Drom en Karena bijna tegelijkertijd.
"Het kan toch niet anders? Ik ben een aanbidder van de sterren, net als jullie. Het zijn tenslotte onze voorouders!" Alle mensen in Suriname geloofden dat de sterren overleden voorouders waren, en Beo, Karena en Drom dus ook.
"Daar heb je gelijk in. Ik ben het met je eens dat wij daarheen moeten. Alleen wil ik niet echt weten wat er gaat gebeuren als wij eenmaal daar zijn." Zei Drom.
"Ik weet het ook niet, maar dat zien we dan wel weer." Zei Beo. "Ik had ook niet verwacht dat het makkelijk zou worden. En jullie ook niet neem ik aan? Wij moeten alleen wel vers fruit en water inslaan voor de reis." Drom en Karena knikte.
"Zonder kunnen wij inderdaad niet overleven." Karena knikte. Ze draaiden zich allemaal om en liepen het plein af, op zoek naar voedsel. Al snel hadden ze een winkeltje gevonden. Ze pakten wat spullen en legde er geld voor in de plaats, aangezien het leek alsof er niemand was. Ze keken om zich heen en liepen snel weg, want je kon maar nooit weten. Ze gingen ook op zoek naar een slaapplek, aangezien het een lange dag was geweest.

Woorden: 2800+648=3448

Arende

Op het plein zou ergens vast wel een slaapplek zijn, met tassen vol met eten en benodigde spullen voor de rest van hun reis liepen ze terug naar het plein in het midden van Babibom.
"Zou er hier niet ergens een herberg zijn?" vroeg Karena.
Terwijl ze dat zei werd Beo bruut om ver gebeukt, en met een harde klap belandde hij op de grond. Zijn tas was gescheurd en de inhoud lag verspreid over het plein, boeken met de geschiedenis van Babibom, eten, en een mes dat hij had gekregen. Snel raapten ze alle spullen bij elkaar. Beo keek om wie hem omver had geduwd, wat hij zag verbaasde hem. Een prachtige vrouw, of beter gezegd, jongedame want ze was nog geen achttien liep boos weg. Ze had een supermooi glad voorhoofd, en grote zwarte ogen.
"Wacht eens even!" riep Beo. Maar ze liep stug door.
"Wacht nou!" riep Beo weer, en hij liep achter haar aan.
"Wie ben je?" vroeg hij wanhopig, ze was een van de mooiste meisjes die hij ooit had gezien.
"Sylla, en nou aan de kant of je krijgt nog een beuk." Boos liep ze weg, en Beo bleef verdwaasd achter. Ook al zo'n onaardig persoon, en ze was nog wel zo mooi.
   
Begin bij het plein in het midden
Ga op zoek naar iets wat jij zult aanbidden


Zouden ze het dan toch mis hebben gehad met die sterren? Hoe kon een meisje nou hun aanwijzing zijn? Nee, natuurlijk niet, hij moest niet zulke rare dingen in zijn hoofd halen. Het ging gewoon om de heuvel met de gouden ster. Morgen zouden ze die heuvel zoeken maar nu eerst lekker slapen. Ze vonden geen herberg meer, maar wel een brug waar ze al snel in een diepe slaap vielen.

3448+300=3748

*angel*

Beo schrok wakker. Hij had het onaangename gevoel dat ze bekeken werden door iemand. Het kon ook zijn verbeelding zijn, maar hij besloot het zeker voor het onzekere te nemen. Hij schudde Karena en Drom wakker en zei dat hij zo snel mogelijk weg wilde.
"Ik wil hier weg. Ik voel me niet veilig. Volgens mij bekeek iemand ons net..." Zei Beo. Gelijk keken Karena en Drom om zich heen, kijkend of er misschien iets te zien was. Helaas was het nog een beetje schemerig en aangezien er geen lantaarnpalen waren, konden ze niet veel zien. Ze stonden op, pakten hun spullen en gingen op weg. Ze hadden niet echt een idee waar de heuvel precies was,totdat ze aan de rand van de stad stonden.
"Kijk! Daar ligt die heuvel geloof ik." Riep Drom. Hij wees naar iets in de verte dat niets anders dan een heuvel kon zijn.
"Ik zie het. Kom, laten we gaan!" Beo begon weer te lopen. Nog steeds maalde het voorval van de vorige dag door zijn hoofd. Dat meisje was erg knap, maar niet erg aardig. Beo mijmerde. Misschien als de vloek opgeheven was zag ze hem wel staan. Het was niet echt het moment om daaraan te denken, maar hé, een man moest ook dromen hebben.
"Kijk, daar loopt een pad en volgens mij gaat hij recht naar de heuvel toe."Karena wees naar links. Het was bijna niet te zien, maar er liep inderdaad een pad.
"Hier zijn ook niet veel mensen geweest." Zei Drom. Karena en Beo knikte. "Zullen we dan maar?" Vroeg Drom. Samen liepen ze over het pad. Al snel kwam de voet van de heuvel in zicht. Het leek meer op een steile wand dan op een heuvel.
"Hoe gaan we hier nou naar boven komen?" Vroeg Beo zich af. Ze keken om zich heen.
"Kijk! Door loopt een smal pad." Karena wees naar een richel, niet breder dan een meter. Ze liepen ernaartoe en gingen de heuvel op. Ze waren al snel uitgeput, aangezien het pad behoorlijk steil was. Na een poosje kwamen ze op een plateau terecht.
"Dit is meer een berg dan een heuvel." Pufte Beo. Hij ging zitten en dronk wat water. Drom en Karena volgden zijn voorbeeld. Beo keek naar boven toe. Opeens zag hij een flits. Hij sprong op.
"Kom! We moeten naar boven toe!" Karena en Drom pakten snel alle spullen en rende Beo zo snel mogelijk achterna. Al snel kwamen ze een opening in de muur tegen. Een grot.
"Kom!" Wenkte Beo. Hij liep de grot in. Karena en Drom keken elkaar aan en na enig aarzelen volgden ze Beo. Het duurde niet lang of ze zagen een gloed in de verte.
"Dat zal het zijn." Zei Beo. Hij liep richting de gloed. Toen Beo de lichtbron naderde, begon het te flitsen en te knetteren.
"Volgens mij weet het wat ik ben." Beo liep nog dichterbij de lichtbron, dat een grote bol bleek te zijn. Toen Beo op minder dan een meter stond, zijn ogen beschermend tegen het licht, hield de bol op met flitsen. Beo keek erin en zag zijn eigen weerspiegeling voor een seconde. Toen zag hij iets wat hij totaal niet verwacht had. Hij zag het meisje waar hij de vorige dag tegen opgebotst was. Toen verscheen er een tekst:

Jij bent de uitverkorene en ik ben de bol der alwetendheid.
Als jij  de vloek van Babibom wil verbreken,
Wees dan eerlijk naar jezelf.
Bedenk wat jouw grootste droom is,
En vind die persoon.
Enkel dat zal je verder helpen.
Maar kijk uit,
Zij kan nogal gevaarlijk zijn.


Beo keek vol verbazing. Hoe kon die bol weten dat hij had lopen fantaseren over dat meisje?
"Heeft een van jullie pen en papier?" Karena pakte een schrijfblok en een pen en gaf het aan Beo. Die schreef snel de aanwijzing op. Zodra hij dat gedaan had, doofde de bol en werd het donker in de grot.
"Komen jullie?" Beo liep de grot uit.
"Weet je dan wat we moeten doen?" Karena keek Beo vragend aan.
"Ja. Weet je nog dat meisje van gisteren? Ik vind haar erg mooi en toen we hiernaartoe liepen fantaseerde ik over een toekomst met haar. Dus zij is de volgende aanwijzing, denk ik." Karena knikte.
"Nou, laten we dan maar teruggaan naar Babibom." Zei Drom, die had mee zitten luisteren. Beo knikte en met zijn drieën gingen ze op weg.

3748+736=4484

*angel*

Jij bent de uitverkorene en ik ben de bol der alwetendheid.
Als jij  de vloek van Babibom wil verbreken,
Wees dan eerlijk naar jezelf.
Bedenk wat jouw grootste droom is,
En vind die persoon.
Enkel dat zal je verder helpen.
Maar kijk uit,
Zij kan nogal gevaarlijk zijn.


Beo bleef deze aanwijzing maar herhalen en herhalen. Hij probeerde een manier te bedenken om het meisje te veroveren, maar er kwam niks in hem op. Hoe kon hij een kil en afstandelijk meisje nou tot hartstocht en liefde dwingen? Hij deelde zijn gedachten met Karena en Drom.
"Hebben jullie al enige idee hoe we dit moeten gaan doen?" Vroeg Beo. Drom schudde zijn hoofd, maar Karena had een nadenkend blik in haar ogen.
"Mijn gevoel zegt mij dat dit niet perse de volgende aanwijzing is, maar meer een doel. Dit moeten wij bereiken om de vloek te verbreken." Karena was nog niet uitgesproken of er stond opeens een oude man langs de weg.
"Jij bent Beo, niet waar?" Hij wees naar Beo. Die knikte, te verbaasd om iets te zeggen. "Ik ben Batoe de wijze en jij bent de uitverkorene." Hij gebaarde Beo om op de grond te gaan zitten. Toen pas leek hij Drom en Karena op te merken.
"Jullie mogen ook gaan zitten, aangezien jullie de trouwe reisgenoten van Beo zijn." De wijze man ging ook zitten. "Ik weet dat jullie al bij de bol der alwetendheid zijn geweest. Dat heeft hij me verteld. Nu is het aan mij om jullie verder op weg te helpen. Voordat ik jullie de volgende aanwijzing geef wil ik jullie eerst wat dingen geven." Hij pakte zijn buideltas die naast hem op de grond lag. Als eerste pakte hij een flesje met iets erin wat op water leek. Die gaf hij aan Karena.
"Dit kan nog weleens goed van pas komen. Er zit een drankje in dat ervoor zorgt dat je heel sterk wordt. Misschien heb je dat nog eens nodig." Aan Drom gaf hij een speer. "Met jou sterkte kan dit nog een geducht wapen zijn." En als laatste was Beo aan de beurt. "En voor jou heb ik dit mes, het snijdt door alles heen, zelfs steen." Alle drie namen ze hun geschenk aan. Vol verwachting keken ze naar Batoe. "Wat is er? Ben ik wat vergeten? De aanwijzing natuurlijk!" Batoe wachtte eventjes.
"Nou,kom op dan." Zei Beo vol ongeduld.
"Rustig, mag een oude man even nadenken?" Batoe keek Beo aan. "Ik weet het weer."

Ergens diep in het woud.
Daar ligt een aanwijzing verborgen.
Maar zie er maar eens te komen.
De enige tip die ik geef is dit:
Neem je sterrenbeeld, neem dit als raad.
Vergeet je instinct, dan vindt je het wel.


"En dat was het dan. Nu moet ik weer gaan, misschien tot ziens, misschien ook wel niet." Batoe stond op en liep het woud in. Voordat het drietal ook maar op kan staan was de wijze man al verdwenen.
"Nou, dat was verhelderend. En nu moeten we dan maar snel op weg gaan. Wat is je sterrenbeeld, Beo?" Karena keek hem aan.
"Ik ben een weegschaal. Hoezo?"
"Nou, als het vanavond nacht is, gaan we naar de sterren kijken, zoeken jouw sterrenbeeld op, en kijken dan welke kant het opwijst. Dan weten we waar we heen moeten."
"Aha.." Beo knikte. "Dat duurt gelukkig niet zo lang meer." Beo ging weer zitten en pakte wat te eten uit zijn tas. De andere twee volgden zijn voorbeeld. Toen het eenmaal avond was, keken ze met zijn drieën naar de sterren. Karena had al snel het sterrenbeeld gevonden en zag meteen wat de wijze man bedoeld had.
"Kijk, daar is het sterrenbeeld." Karena tekende in de lucht. "En er is een uitsteeksel die net op een pijl lijkt. Die moeten we waarschijnlijk volgen." Beo en Drom knikte en waren het er mee eens. Ze tekende op de grond waar ze heen moesten en gingen liggen om te slapen, het was namelijk een lange dag geweest. De volgende ochtend gingen ze al vroeg op pad. Al snel snapte ze wat Batoe met de laatste regel bedoeld had: Het woud zag er ondoordringbaar uit.
"Moeten we dit wel doen?" Vroeg Drom.
"Weet je nog wat de oude man zei?" Vroeg Beo. "Vergeet je instinct. Gelukkig heb ik dat mes." Al hakend baande de drie zich een weg door het woud, steeds dieper en dieper. Ze hadden het al bijna opgegeven, toen er opeens een open plek was.

4484+746=5230 woorden

Arende

Het zeewier was verschrikkelijk moeilijk geweest om doorheen te komen maar toen zagen ze dus het licht. Een open plek...
Zo snel als ze konden ging Beo, Karena en Drom naar deze open plek. Hij was gigantisch, plots midden in het woud van zeewier.
Er zwommen een hoop grote vissen rond en zelfs een paar dolfijnen, bloedzuigers en waterslakken waren er ook in overvloed.
"Wauw, het lijkt hier wel een soort paradijs midden in het Magische Meer!" riep Karena enthousiast.
"Waarom zouden ze ons naar een open plek sturen die zo prachtig is? Wat voor aanwijzing moeten we hier nou weer uithalen? Ik weet niet wat mijn instinct hier over moet zeggen hoor..." bromde Drom die duidelijk niet zo erg van de plek kon genieten als Karena.
"Nee, jullie hebben het mis. Die man zei dat we ons instinct moesten vergeten, dus we gaan hier gewoon rondkijken en dan zien we het vanzelf wel!" antwoorde Beo. Zijn twee maatjes knikten en ze gingen de open plek rondkijken. Het was erg mooi, maar na een uur hadden ze erg genoeg van en ze gingen een spelletje spelen. Visjes tellen...
"Een vis, twee vissen, drie vissen, vier vissen, vijf vissen..." Toen plots de zesde vies die Karena wilde opnoemen doorboord werd door een grote speer. Geschrokken keken ze allemaal om wat er gebeurd was.
Een prachtig meisje met een superdonkere huid stond een de rand van de open plek met een aantal speren in haar handen. De uitdrukking op haar gezicht was alles maar dan ook alles behalve blij. Ze leek niet blij met de indringers op "haar" plek.
Beo herkende haar natuurlijk direct, ze was het meisje dat hem omver had gebeukt op het plein waar ze hun eerste aanwijzing moesten zoeken. Beo voelde gewoon dat hij tegen haar moest praten.
"Hee, ik ben Beo je hebt mij laatst omver geduwd op het plein midden in Babibom. Ben je een jager?"
Beo kreeg wat gegrom terug maar herhaal zijn vraag.
"Wat doe jij hier, je bent aardig en aardige mensen horen hier niet. Je moet weggaan en tegen de rest van het meer zeggen nooit meer in onze buurt te komen! Ik jaag, en als ik jullie nog een keer zie krijg jullie ook deze speer dwars door je hoofd!!" Ze schrokken een beetje van haar antwoord maar ze wisten dat ze onder de vloek leed.
"Rustig maar, wij komen je helpen. En dan wordt alles weer normaal." Probeerde Beo nog maar het had geen zin, ze was te boos en kafferde hun helemaal uit.
"Als die domme koningin Cato nooit die vis had gegeten was ik nu normaal! En kon ik aardig zijn, ga weg, Babibom is niet te redden want het is zijn gouden hartje verloren!"
Met deze woorden was ze verdwenen met de paar gedode vissen in haar tas. Verdwaasd bleven Beo, Karena en Drom achter.
"Dus zij is onze aanwijzing? Wat nu moeten we haar volgen of zo iets en proberen haar zoveel mogelijk te laten vertellen?" vroeg Drom.
Beo haalde zijn schouders op, maar een ding wist hij wel zeker, dit meisje was bijzonder en het zeker weten iets te maken met het verbreken van de vloek.

5230+531=5761

*angel*

Opeens zag Beo iets op de grond liggen. Hij liep ernaartoe en pakte het op. Het bleek een knoop te zijn, wel te verstaan een gouden knoop.
"564.809. Als dit geen aanwijzing is, dan ben ik gek." Beo draaide de knoop om in zijn hand.
"Er staat hier een soort code op. Weet jij wat het betekent?" Beo gaf de knoop aan Karena. Die keek er even na en keek toen op.
"Het zijn denk ik coördinaten van een bepaalde plek. Heb je die kaart van Babibom plus omgeving nog in je tas zitten?" Beo begon te rommelen in een van de tassen.
"Hier." Hij gooide de kaart naar Karena, die hem op de grond legde en hem bekeek.
"Dit staat voor deze rand." Ze wees naar de eerste deel van de code, 564. "En deze rand staat voor het tweede deel." Ze wees naar de rand, waar de nummers 800 tot 900 stonden. Ze schoof met haar vinger over de kaart totdat ze de juiste plek gevonden had.
"Dit moet het zijn." Karena wees een open plek aan in een klein bos net naast Babibom. Drom en Beo keken over haar schouder mee.
"En waar zijn wij nu?" Vroeg Drom.
"Hier zijn wij." Karena wees naar een woud aan de andere kant van Babibom.
"Dus we moeten eerst door Babibom?" Vroeg Beo, die zich de woorden van het meisje nog herinnerde.
"We kunnen er ook omheen. Dat is niet al te ver om denk ik." Karena moest daar even over nadenken. "Of we vermommen ons. Dan zijn al die extra kleren toch nog ergens handig voor." Vooral Drom leek daar niets voor te voelen, dus besloten ze om dan maar wat verder te lopen. Dat zouden ze wel overleven.
"Maar eerst moeten we uit dit bos weg, of in ieder geval ver weg van deze plek. Ik voel me hier niet prettig." Zei Beo. Drom en Karena waren het met Beo eens en daarom liepen ze weg van de open plek waar ze hun volgende aanwijzing gevonden hadden. Aan de rand van het bos gingen ze op de grond liggen onder hun dekentjes om een beetje warm te blijven. Het was al snel de volgende ochtend. Voor de verandering was Drom als eerste wakker. Hij rekte zich uit en at wat uit de voorraad die hij in zijn tas had zitten. Opeens zag hij een flikkering in het bos. Hij bedacht zich geen moment en sprong op. Hij vergat Beo en Karena wakker te maken, die nog gewoon aan het slapen waren. Hij liep het bos in. Hij had nog geen tien stappen gezet of er belandde een speer net onder zijn schouderblad. Drom viel neer op de grond en schreeuwde het uit van de pijn. Hij had gezien wie het gedaan had. Het was het meisje dat hen de vorige dag nog aangesproken had bij het moeras. Beo en Karena waren wakker geworden door Drom's geschreeuw. Ze kwamen aansnellen en schrokken heel erg toen ze Drom zo zagen liggen. Karena hurkte neer naast Drom.
"Kan je opstaan?" Ze hielp Drom overeind en samen met Beo kreeg ze hem naar hun slaapplek.
"Ga maar liggen." Zei Karena terwijl ze in haar tas rommelde. "Hier heb ik het. Dit is helend elixer van de eenhoorn, het zou de pijn moeten verlichten en de wond genezen. Maar eerst moet die speer eruit." Langzaam trok ze de speer eruit. Ze stopte al snel, aangezien er een weerhaak aan de speer zat.
"Ik moet het uitsnijden. Mag ik je mes lenen?" Vroeg ze aan Beo. Die pakte het mes en Karena begon met snijden.
"Dit kan even pijn doen." Drom zette zich schrap en verbeet zijn pijn. Zodra de speer eruit was, smeerde, of eerder goot, het elixer op de wond. Er was al snel verbetering te zien. Ook de pijn leek weg te eben. Drom keek opgelucht.
"We moeten hier snel weg." Zei Drom. Beo en Karena waren het ermee eens, maar vroegen zich af of Drom zich al wel kan voorbewegen.
"Ja hoor, geen probleem." Hij stond op en leek verbazingwekkend energiek. Ze pakten hun spullen en gingen op weg. Karena had de kaart in haar hand en leidde de weg. Ze hadden al snel Babibom in zicht, maar meedde het en liepen eromheen. Na enkele uren stopte Karena plotseling.
"Daar is het." Karena wees naar een bosje voor hun. Ze liepen ernaartoe en schoven het bosje opzij. Eronder bevond zich tot hun verbazing een soort puzzel.
"Even kijken." Zei Karena. "Volgens mij moeten we de juiste code zien te vinden met behulp van die tekens." Ze wees naar de cirkeltjes en andere plaatjes die ze zagen.
"Maar dat is toch niet zo moeilijk. Het lijkt heel erg op de oude volkstaal van vroegere volken." Zei Beo. Karena en Drom keken hem verbaasd aan. "Ik heb een studie oude volkstalen gevolgd. Er staat 'Onder dit gevaarte ligt een tip, druk op de grootste cirkel en ik open.'" Beo drukte op de grootste cirkel volgens hem en tot zijn verbazing opende zich een luik. Hij stak zijn hand erin en haalde er twee dingen uit. Het ene leek een rolletje perkament en het andere was de helft van een hart, wel te verstaan een gouden hart.
"Dit is de helft van het gouden hartje van Babibom." Riep Beo uit. Karena en Drom moesten glimlachen. Ze waren al een stap dichterbij hun doel.
"Lees de tekst op het perkament voor." Vroeg Drom. Beo rolde het perkament open.
"Dit is ook in de oude volkstaal.

Dit is de volgende tip.
Gefeliciteerd, je hebt een deel van je doel bereikt.
Vergeet je grootste wens niet, die komt nog aan de beurt.
Kijk naar de eerste steen waar je langs komt, die wijst je de weg.
Daarna komt het verwachte.
Dat was het einde van de tip.


Drom en Karena keken elkaar aan.
"Heb je het goed vertaald?" Vroeg Drom.
"Ja hoor." Beo keek alle regels nog eens na.
"Wacht, het moet niet steen zijn, maar mens. Die twee woorden lijken heel erg op elkaar, sorry." Beo keek schuldbewust.
"Maakt niet uit, maar laten we gaan. Des te sneller we dit achter de rug hebben, des te beter zal ik mij voelen." Zei Drom. Beo was het er stiekem wel mee eens.

5761+1046=6807