Nieuws:

Heb je problemen met het forum? Contacteer Shaddow, redeast of yasu.

Hoofdmenu

Linqy & Erwipro - Albertje, ofzo

Gestart door Jnusch, 18 april 2009, 15:05:43

Vorige topic - Volgende topic

Jnusch

Sprookje 3

Linqy

#1
Sprookje 3


Er was eens een gouden talisman. Je kent ze wel, zo'n dingetje dat er uitziet als een onbeduidend beeldje aan een touwtje, maar dat gigantische krachten heeft. Zo ook dit beeldje. Gemaakt van het puurste goud, gegoten in de vorm van het meest koninklijke dier. Niet groter dan je duim bezat dit leeuwtje meer kracht dan je je kunt voorstellen. De drager krijgt de moed van een leeuw, de kracht van zijn spieren, en kan heersen over het volk van Amarië. Al eeuwenlang was dit prachtige beeldje in het bezit van de koning, doorgegeven van vader naar zoon door de vele generaties heen.
Niet echt sprookjeswaardig, of wel? En toch is dit informatie die belangrijk is voor de rest van dit verhaal. Dit sprookje gaat namelijk over deze magische leeuw.

De koning had al vele jaren lang geheerst over Amarië, en het was nog nooit zo goed gegaan met het land. Er was al tijden geen oorlog meer geweest, alle oogsten waren goed, en de dieren waren vetter dan ooit. De mensen waren gelukkig, en de koning geliefd bij iedereen. Eigenlijk was het land zo leuk, prachtig, geweldig, super dat het een wonder was dat niet iedereen er meteen naartoe emigreerde. Zoveel geluk, gemene mensen durfden er niet eens te komen, leek het wel.
Hij was echter oud, veel ouder dan alle andere koningen voor hem. De koningin had hem echter nooit een zoon geschonken, en ook geen dochters die hem konden opvolgen. Die was te druk bezig geweest met welke jurk nu weer in de mode was, en de mooie tuinmannen. Ze was er uiteindelijk vandoor gegaan met de loodgieter, die nu eenmaal een mooiere sixpack had dan hij. Nu leefde hij alleen in het kasteel, met geen kinderen om hem heen behalve die van de bedienden. Niet dat daar iets mis mee was, maar hij had gewoon eigen kinderen nodig. Nu was hij gewoon maar alleen. Niemand om de troon van hem te erven, niemand om het prachtige land te leiden dat hij met zoveel moeite had opgebouwd. Niemand om de leeuw te dragen.
Velen kwamen in het geheim samen, plannen werden gesmeed om de macht te krijgen. Geen gemene plannen, dat kon natuurlijk niet in het land van het eeuwige geluk, he? Elk van deze plannen was echter gedoemd om te mislukken, omdat de enige die de leeuw kon dragen de echte opvolger van de koning was. Hij moest degene zijn die de leeuw overdroeg, anders zou de kracht verloren gaan en het land verscheurd worden door oorlog. Een zware taak voor zo'n oude man.
Nou ja, voor een oude man was de koning nog best jeugdig hoor. Hij deed niets liever dan met de kinderen van de bedienden spelen in de tuin, en elke dag ging hij nog zwemmen in de rivier. En ook al gingen de push-ups al wat stroever, hij was nog altijd sterker dan menige jeugdige idioot.

Zijn adviseurs bleven maar ideeën aandragen. Rare ideeën. "Benoem mijn neefje maar tot koning, die is doofstom en kan dus nooit iets fouts zeggen tegen de afgevaardigden van de andere landen."
"Kunnen we niet beter een tweeling op de troon zetten, twee hoofden weten meer dan één!"
"Nou, we kunnen toch ook gewoon uw lichaam laten opzetten als u dood bent en doen alsof u nog leeft? Dat merkt vast niemand!"
Niet echt bepaald iets waar hij wat mee kon, dat mocht wel duidelijk zijn. Hij wilde namelijk een waardige opvolger, iemand die wist hoe het was om met mensen om te gaan, die strategisch kon nadenken. Hij moest natuurlijk sterk zijn, en slim en mooi genoeg om een prinses te schaken, zodat het koninkrijk kon groeien. De rest van de lijst zal ik jullie besparen, maar het komt erop neer dat er vast niemand goed genoeg was.
Nachtenlang lag hij wakker, nadenkend over hoe hij dit probleem kon oplossen. Dagenlang ijsbeerde hij door de gangen hopend dat hij zou weten wat hij moest doen.
Zijn dagelijkse wandeling naar de keuken zorgde er op een dag echter niet alleen voor dat hij een flinke berg muffins had, maar ook een geweldig idee!
De kokkin had namelijk met haar kokshulpje staan praten over hoe zij vonden dat hij een opvolger kon vinden! Ze hadden bedacht dat een toernooi de beste oplossing zou zijn. Dat hadden ze niet aan hem durven vertellen, maar hij had hen stiekem had staan afluisteren, terwijl hij zijn mond volstouwde met muffins. Natuurlijk hadden ze gewoon teveel sprookjes gelezen. Romantische ideeën over hoe een held onuitvoerbare opdrachten uitvoerde, zonder enige moeite. Hoe hij terugkeert naar het paleis en een gelukkig leven leidt als koning. Een hoop onzin, als je het hem vroeg! Toch was het best een goed idee. Op die manier kon hij een paar kerels de vervelende klusjes laten opknappen, én tegelijk de jongemannen beoordelen op de kwaliteiten die hij wilde dat ze hadden. Geweldig gewoon! Minder leuk voor zijn adviseurs helaas, die werden met een flinke schop het kasteel uitgegooid zodat ze anderen konden gaan lastigvallen met hun absurde ideeën.

Zo was het dat drie dagen later zijn binnenplaats zwart zag van de krijgers. Uit alle uithoeken van het land hadden ze zich naar het paleis gehaast, hopend om de macht over het land te kunnen krijgen. Woeste mannen, hun harnassen glimmend in de zon. Brede krijgers, hun wapens schitterend gepoetst. De trots van het land, verzameld om deel te nemen aan zijn wedstrijd. Een iemand echter viel een beetje uit de toon, een schriel kereltje die bijna geplet werd tussen de twee boomlange kerels waar hij tussen stond!

932

Erwipro

#2
Zijn situatie werd nog benarder toen de mannen de koning naar buiten zagen komen. Joviaal stapte de toch al best oud geworden man de grote deur van zijn balkon uit en de hele menigte juichte, klapte, zong of een of andere vreemde combinatie van die factoren. De koning genoot blijkbaar volop en wachtte even totdat hij met zijn arm het gebaar maakte waarmee hij al deze kerels de mond snoerde. Binnen enkele seconden was het dan ook stil.
“Zeer gewaardeerde onderdanen en dappere kandidaten voor de troonopvolging,” begon hij zijn toespraak. Hij deed zijn best om het niet al te ingestudeerd te laten overkomen. “Zoals jullie weten…” en hij legde de situatie van hem uit, dat hij geen zoon had, dat hij oud was en dat soort dingen meer. Maar dat is al eerder uiteengezet. En vanwege het niet al te indrukwekkende karakter van de toespraak, zal dat niet opnieuw vermeld worden.
De koning ging verder. “Daarom heb ik in mijn wijsheid besloten” – niemand hoorde de keukenmeid kuchen – “om een toernooi te houden. En dat toernooi zal met enkele minuten beginnen!” Weer steeg er een luid gejuich, vervuld van adrenaline, op uit de groep. Iedereen leek er zin in te hebben.
“Wij werken dit toernooi met een puntensysteem, zodat er geen ongelukkigen zullen hoeven af te vallen. Voor elke opdracht zijn een aantal punten te verdienen. Wie aan het eind de meeste punten heeft, zal ik kiezen als mijn troonopvolger en de bezitter van mijn talisman.” Hij hield het leeuwtje, dat hij al die tijd in zijn kontzak had gehouden, in de lucht. Weer werd de lucht vervuld met schorre mannenstemmen. Het moest tot in de wijde omtrek te horen zijn.
De koning maakte ditmaal geen gebaar, maar toch verstomde de menigte langzamerhand. Ze werden toch wel erg benieuwd naar de opdrachten, waar de koning nog niets over had verteld. Op een gegeven moment werd het zo stil dat ze de koning konden horen kuchen. “Dus, waar wachten jullie op? Laat het toernooi beginnen!”
Iedereen keek voor een tijdje de koning aan, die zich net ongemakkelijk begon te voelen toen ze elkaar aan gingen kijken en begonnen te fluisteren. De koning maakte van het moment gebruik om het balkon af te vluchten en in het bovenste torenkamertje te gaan zitten, om te kijken wat er zou gebeuren. Hij lachte in zijn vuistje bij het zien van alle verwarde gezichten en verwoede pogingen om iets nuttigs te doen. Zijn oog viel op een brede kerel met een snor die aan beide kanten van zijn gezicht uitstak. Hij was begonnen met het bijknippen van de struiken. Misschien moest hij maar eens beginnen met zichzelf, dacht de koning. Gelukkig verrichtte hij goed werk, maar niet interessant genoeg om naar te kijken. Een tweede kerel maakte de fontein in het midden van het paleisplein algenvrij. Een derde hakte de onderste takken van de bomen in de paleistuin. Een vierde kamde de paarden. Een vijfde en een zesde deden een wedstrijdje hardlopen rondom de paleismuren. Kortom, velen hadden wel een zinnige activiteit ontplooid. Dat stemde de koning tevreden.
Maar er waren er ook die begonnen te flirten met hofdames, tegen elkaar gingen vechten en schelden, of zelfs hun ontlasting in de bosjes achterlieten. De koning zag het en zei tegen zichzelf: “Vanavond vraag ik iedereen wat hij heeft gedaan, gevolgd door de vraag waarom hij dat heeft gedaan. Op basis van dat antwoord zal ik de punten uitdelen.” Met deze gedachte ging hij naar bed, want het was al laat geworden.
Ondertussen was het schriele ventje niet dom bezig. Hij wist dat hij zijn krachten moest sparen, dus hij hing de hele middag en avond maar wat op het plein en genoot van de drukke activiteit en de spijzen en dranken die hem namens het paleis werden aangeboden. Hij ging vroeg slapen en werd niet wakker toen de laatste groep mannen midden in de nacht de slaapzaal dronken binnen kwam lopen. Zij zouden het nog zwaar krijgen morgen.
 
De volgende morgen kraaide de haan al vroeg en werden de mannen opgeroepen om uit hun bed te stappen. Na een kwartier luid geklaagd te hebben deed iedereen dit dan ook. Vervolgens moesten ze in een lange rij gaan staan en riep de koning ze een voor een bij zich in een grote zaal. Een groep bedienden stond netjes achter hem. De kandidaat moest aan de grote tafel gaan zitten, tegenover de koning, en zijn vraag beantwoorden. Meestal kon hij zelf wel beoordelen of het antwoord goed was of niet. En op basis daarvan gaf hij nul of vijf punten. Soms moest hij overleggen met de mannen achter hem. Die konden hem ook haarfijn vertellen wanneer er iemand loog. Verder dienden ze als uitsmijters als er een man protesteerde – maar dat kwam maar twee keer voor.
Als laatste mocht het schriele ventje. “Wat is je naam?”, vroeg de koning. “Albertje,” antwoordde hij. “Goed, Albert,” zei hij met een knipoog naar zijn secretaris, die het verkleinende deel van Albertjes naam niet opschreef, “wat heb jij gisteren gedaan?”
“Ik heb de hele dag rondgelopen op het paleisplein,” antwoordde deze, “en ik heb genoten van de activiteit.”
“Wat leuk,” zei de koning, “dat is precies wat ik heb gedaan. Je krijgt vijf punten.”
Tevreden stapte Albert weer naar buiten. Hij had niet eens hoeven vertellen dat hij zijn rust had willen nemen voor de volgende opdracht – wat die ook mocht zijn.
901 + 932 = 1833

Linqy

Buiten op het plein was het een drukste vanjewelste, veel van de mannen waren het niet eens met het aantal punten dat ze hadden gekregen, en stonden in groepjes druk te discussiëren over het grote onrecht dat hen natuurlijk was aangedaan. Anderen waren luidruchtig aan het vieren dat ze wel de 5 punten hadden binnengesleept. Dit leidde in veel gevallen tussen opstootjes. De sippe ridders besloten dat een blauw oog hun gemoed wel zou verlichten terwijl de luidruchtige kerels vonden dat de verliezers net zo goed ook met een gebroken neus naar huis konden gaan, het waren toch maar prutsers. Albertje hield zich maar weer gedeisd. "Ik kan net zo goed de hofdames maar even gezelschap houden, die zullen wel eenzaam zijn nu al die sterke mannen elders bezig zijn." mompelde hij tegen zichzelf. Toen even later de koning het balkon betrad, met in zijn handen een papier waarop de volgende opdracht stond had Albertje dan ook al twee prachtige dames aan zijn arm hangen. Die vonden het duidelijk niet erg om hun normale prachtige manskerels in te ruilen voor iemand die tenminste meer kon dan alleen maar er mooi uitzien. Op de achtergrond waren de andere dames druk aan het fluisteren, duidelijk jaloers op hun vriendinnen!
"Dappere ridders, jullie aandacht voor de koning." schalde een hese stem over het plein, afkomstig van een van de bedienden. Bijna meteen verstomde het geluid, iedereen luisterde natuurlijk braaf naar wat hen werd gezegd. Behalve het gegiechel van de dames aan Alberts arm was er geen geluid te horen, toen de koning stuntelig zijn toespraak begon.

"Een dag rijden ten westen van hier, ligt een vijver. Deze prachtige vijver is het eigendom van de Gravin van Likmevestje, die helaas op een ongelukkig moment haar prachtige ring is verloren tijdens een middagje zwemmen. Wat hij er niet bij zei was dat dit was gebeurd terwijl de Gravin een  interessante middag had gehad met een, of zelfs meerdere, van haar bedienden. Ze stond niet bekend om haar preutse gedrag, in de hogere kringen. De details van dit ongelukje zullen we jullie echter maar besparen, voor de echt jonge kindertjes onder ons.
" Omdat... omdat we niet willen dat iedereen als maniakken erheen rent, hebben we een slim idee bedacht om deze ring te vinden. Ieder van jullie zal een nummer krijgen, en om beurten één kans om te duiken en de ring te vinden. Helaas, in deze vijver zitten wel een boel piranha's die niet altijd even vriendelijk zijn. Ik raad jullie dus aan om aansluitende kleding te dragen! Denk erom, jullie hebben één kans, zodra jullie hoofd onder water gaan, gaat jullie beurt in!"
Alle ridders haastten zich naar voren, hopend om snel aan de beurt te komen, zodat zij als eerste mochten duiken. Niemand scheen te hebben gehoord dat er bijtende beesten in het water zaten!
Het was op zich al verbazingwekkend dat al deze mannen konden zwemmen, de meesten van hen roken immers alsof ze al lang geen water hadden gezien, laat staan gevoeld.
Albertje krabde zich eens op zijn hoofd, en deed geen moeite om meteen al achteraan te sluiten in de rij. Hij kon net zo goed wachten tot die piranha's al wat te eten hadden gehad, nietwaar? Toen schoot hem een ander idee te binnen. Met een glimlach nam hij zijn nummer 55 in ontvangst, en haastte zich met zijn armen om de middels van de dames terug naar hun vriendinnen. Toen hij zich vooroverboog en hen iets in het oor fluisterde begonnen enkelen van het te blozen, en anderen hysterisch te giechelen. Uiteindelijk knikten ze echter allemaal, en begaven ze zich allemaal richting de stallen. Iedereen had van de koning een paard gekregen om zich naar het huis van de gravin te begeven en zelfs Albertje hees zich uiteindelijk op een prachtige zwarte hengst. De koning had uiteraard alleen de mooiste paarden uit heel het land in zijn stallen staan. Rijke mensen hebben nou eenmaal niets beters te doen!

Toen Albertje met de gigantische groep dames arriveerde leverde hem dat vreemde blikken op van de al aangekomen ridders. Even verderop was de eerste man zich al van zijn harnas aan het ontdoen. Misschien was eerste slachtoffer een beter woord geweest, want zodra hij het water insprong wist hij niet hoe snel er weer uit te komen. Bloed gutste uit de honderden kleine wondjes op zijn lichaam, en zijn handen waren net zo leeg als ze waren geweest als toen hij erin had gedoken. Elke ridder werd door de dames even hard aangemoedigd, hoge gilletjes vulden de lucht zodra de dappere mannen doken, onthutste uitroepen wanneer ze bloederig weer opdoken. Niemand slaagde er echter in om de ring van de gravin te vinden. Steeds dichterbij kwam de tijd dat het Albertjes beurt was. Steeds gekkere mannen sprongen het water in, sommigen met hun harnassen nog aan (die overigens niet zo ver kwamen), sommigen met netten vastgebonden aan hun handen. Een kerel was zelfs zo gek geweest om aan zijn armen en benen rauwe hammen vast te binden, zodat de piranhas hem niet zouden bijten. Hij had er echter geen rekening mee gehouden dat die dingen drijven, en hij dus niet eens zover kwam om echt te duiken!
Toen was het eindelijk Albertjes beurt, en hij draaide zich, onder de wakende blikken van het publiek, om naar "zijn dames". Met een veelbetekenende blik strekte hij zijn armen voor zich uit, en toen kwamen ze allen tegelijk in beweging. De grote groep dames verwijderde laag voor laag van hun prachtige jurken, totdat alleen de hoepels met de onderrokken over waren gebleven. Het was een ontzettend komisch gezicht, al die dames met alleen een witte rok en hoepels, terwijl Albertje bijna bedolven was onder de dure berg stoffen. Strompelend begaf hij zich naar de rand van het vijvertje, en kieperde toen in één beweging alle rokken erin. Als sponzen zogen de zware stoffen het water op, waarna ze naar de boden zonken en de piranhas bedekten. De vijver was al niet uitzonderlijk die geweest, en al die rokken hadden korte metten gemaakt met al het water dat erin had gezeten. Uit het publiek stegen kreten van bewondering en ontzetting op, sommige van de ridders schreeuwden het uit van woede. Was dit geen valsspelen? Echter, de koning lachte breed, en wees naar Albertje en toen naar de vijver. Die liep vervolgens doodleuk het gat in, en tilde de rokken op, om vervolgens eronder te zoeken naar de ring. Op geen enkel ogenblik hoefde zijn hoofd onder water, waardoor zijn beurt nog steeds telde toen hij uiteindelijk de prachtige gouden ring omhooghief. De zware robijn schitterde in het zonlicht toen hij hem overhandigde aan de Gravin, die hem een knipoog schonk. Iedereen joelde, toen alleen Albert ervandoor ging met de 10 punten die op deze opdracht hadden gestaan.
Jammer genoeg was niet iedereen even blij met zijn overwinning, veel van de ridders die nog aan de beurt moesten komen keken zuur, terwijl degenen die met bloederige wonden aan de zijkant lagen hem dodende blikken toewierpen. Albertje was echter te druk bezig met het bedanken van de dames voor hun hulp om dit op te merken. Zijn plan was precies zo gelopen als hij had gehoopt, en hij had er niet één schrammetje aan over gehouden. Als dat geen strategisch inzicht was!? De koning schudde zijn hoofd en verliet glimlachend te paard het landgoed van de Gravin. Dit toernooi kon nog wel eens interessant worden, meende hij. Ze hadden in ieder geval al veel gelachen!
Deze dag had veel ridders doen besluiten, al dan niet vrijwillig, om toch maar te stoppen met het toernooi. Sommigen waren nog niet over het feit heen dat ze bijna middagmaal voor een stel vissen was geweest, anderen wensten niet nog een dag langer bij die vervelende valsspeler door te brengen. De volgende dag was het plein al beduidend minder vol toen Albertje zich ging melden voor de volgende ronde.

1833+1324= 3157

Erwipro

Albertje keek om zich heen en werd al helemaal blij. Ruim een kwart van alle woeste kerels was weg, wat dus een kwart van de concurrentie was. Daar was hij namelijk erg bang voor.
Verder scheelde het natuurlijk een hoop lawaai dat er zo veel mannen weg waren. Toen de koning opkwam, schreeuwde wel iedereen, maar dit keer kwam er niet het oude vrouwtje met de handtas die de hardste schreeuwers om de oren sloeg waarna ze weer terug liep naar haar huisje dat op een uurtje lopen van het paleis stond.
De koning keek verbaasd rond. “Waar is iedereen?” Meteen begon iedereen door elkaar te schreeuwen, zodat de koning er niets meer van kon verstaan. Met zijn beruchte armbeweging – die in de loop van de geslachten onbekend is geworden omdat het geen belangrijk element voor het sprookje is – maande hij de menigte tot stilte en wees Albertje aan. “Zeg jij het maar, Albert.”
Iedereen werd nog stiller. Alle ogen waren op Albertje gericht. Nu moest hij wel iets goeds zeggen, anders zou hij de wraak van vele mannen op zijn hals halen. “Ik weet het niet hoor,” was zijn eerste reactie, “maar ik denk dat uw vraag is: waarom zijn er zo veel mannen weg? Daarop kan ik kort antwoorden: omdat ze niet genoeg wil hebben om uw opvolger te worden! Sommigen zijn ook gestopt vanwege hun verwondingen. Of vanwege valsspelers, maar die heb ik hier nog niet zien rondlopen...”
Een gedempt protest steeg op van het plein. Bijna iedereen deelde de mening dat Albertje zelf de valsspeler was. En die mening hadden ze onder elkaar aangewakkerd.
De koning knikte en deed alsof hij het gemompel niet hoorde. “Wil niemand die mooie talisman?”
Hij verplaatste zijn hand naar zijn mantel. “De talisman die de eigenaar geluk en wijsheid brengt?”
Hij deed zijn hand en voelde enkele binnenzakken af. “Wie niet?”, schreeuwde hij.
Een luid gejuich steeg op bij deze woorden, waarbij de hand van de koning het kleine beeldje omhoog hield. Dus hier was het wel om te doen. “Ik zou hem haast niet durven afstaan,” zei de koning tegen zichzelf. Niemand hoorde het. Hij stopte het beeldje weer terug en vervolgde zijn woord tegen de groep kandidaten voor troonopvolging en tegen zichzelf. “Genoeg gekletst. Laat ik nu maar eens de volgende opdracht bekend maken.”
Hij raapte een lange stok van de grond, trok ondertussen aan een touw dat naast hem lag en draaide zich om. Al de mannen die met hem meekeken hielden hun adem in van verwondering. De ruk aan het touw had ervoor gezorgd dat een scharlaken kleed van de muur was afgevallen en nu niet langer een zeer gedetailleerde plattegrond van het paleis en omstreken verborg. Enkele seconden genoot de koning van deze aandacht en wees toen met de stok naar de plek waar het paleisplein was. “U bevindt zich hier,” zei hij, “gisteren zijn wij deze kant op gegaan,” hij schoof de stok naar het zuiden, “en vandaag zullen jullie hierheen gaan.” Hij wees naar een grote kale plek op de kaart ten noorden van het paleis. “Dit zijn de koninklijke sportvelden. Jullie weten het misschien niet, maar voor jullie staat een heel sportieve koning. Hij speelt polo, golf, spellen met stierenblazen, discuswerpen en zo gaat het rijtje nog wel een poosje door. Nu is met name golf een sport voor rijke mensen, een soort van knikkeren, voor diegenen die te lui zijn om te bukken. Als er dus een bal of discus in een bosje of een plasje terecht komt, wordt deze verwaarloosd en meteen vervangen.”
Iedereen voelde de opdracht al aankomen en zuchtte. Zelfs Albertje, die op het laatste moment nog net een mooie wending aan de opdracht verwachtte. Maar de koning sloot af met de opdracht dat ze mochten gaan zoeken en de puntentelling, die nogal onduidelijk was. Het had iets te maken met de som van de diameters van de ballen.
Hij wist het wel: hij zou echt niet naar die sportvelden gaan. Overal stonden brandnetels, je ging zweten, je werd nat in de plassen, je kreeg schrammen van de prikkende bosjes, nee, dat was niet aan hem uitbesteed. Aan de rest van de mannen blijkbaar wel, want onder luid gejuich renden ze de poort uit en om het kasteel heen. Albertje bleef alleen achter met de vrouwen die hem al goed van pas waren gekomen. Misschien konden ze hem helpen. “Dag dames,” zei hij. “Enig idee hoe...”
Voordat hij zijn zin af kon maken was één van de dames hem al voor. “Natuurlijk!”, riep ze, waarna ze even om zich heen keek om te zien of er geen andere man in de buurt was. Fluisterend ging ze verder. “Wij hebben al heel vaak gedaan wat die mannen nu aan het doen zijn. Wij hadden immers ook vaak genoeg zin in sporten. Dus wij hebben een grote tas vol met van die ballen!”
Een tijdje later werd er inderdaad een grote zak bij gesleept. Hij zat zo vol dat Albertje hem nauwelijks kon tillen. Hij zag het al helemaal voor zich: ook deze wedstrijd zou hij winnen. Weer op tactiek!
De rest van de dag bracht hij door aan de randen van de sportvelden, soms hardop lachend naar de mannen om hen te treiteren, soms weer stil als hij weer eens was aangesproken door een waarschijnlijk veel te sterke vent van minstens driekwart meter langer dan hij.
Toen de zon bijna onder begon te gaan, schalde de stem van de koning over de sportvelden. Iedereen moest terugkomen, en wel zo snel mogelijk. Zo niet, dan stond er een probleem te wachten.
Albert stond meteen op en rende als eerste het plein op. Vol trots ging hij bij de goed gevulde zak zitten. Langzaam maar zeker verdichtte de stroom zich en kwamen er meer en meer mannen binnen, sommigen met twee of drie ballen, anderen met hun hele kleding vol. Er waren er ook die voorgenoemd probleem hadden: aan drie mensen werd van achter het hek in de poort getoond hoe hun naam werd doorgestreept op de lijst. Beteuterd keken ze toe en teleurgesteld liepen ze de duisternis in.
Sommige kerels konden hun lach niet onderdrukken en zwaaiden naar de drie kerels als een moeder die haar kind uitzwaait die voor het eerst naar de kleuterschool gaat. Albertje vond het echter maar zielig. Hij wist dat die mannen wel anders zouden piepen als ze straks zagen dat ze weer van hem verloren hadden!
“Het is tijd voor de puntentelling!”, riep de koning vlak nadat het hek was vergrendeld. “Ik vraag jullie allen om je nummertje dat je had in de vorige opdracht te herinneren. Nummer één mag eerst komen.”
Toen nummer 54 aan de beurt was, moest Albertje toch wel toegeven dat hij erg zenuwachtig werd. Hij gooide de zak over zijn schouder. Tot zijn verbazing voelde deze nog zwaarder aan dan toen hij hem de eerste keer had getild. Verbaasd keek hij de koning aan, die verbaasd terug keek. Beiden wisten ze niet wat er aan de hand was. Albertje keek de zak in en tranen welden op in zijn ogen. Die vrouwen hadden hem verraden! Waar waren ze eigenlijk?
Eén hand stopte hij in de zak. Gevuld met een baksteen kwam deze er weer uit. Daarvan zaten er nog heel veel van in. Verder zat er een stuk boomstronk in, een lading paardehaar aan een doorn en stukje hout dat bijna zeker uit een kozijn van het mooiste glas-in-loodraam van het paleis gehaald was. Weer keek hij de koning aan. Hij wist het gewoon even niet meer.
1260 + 3157 = 4417

Linqy

#5
De koning leek al enigszins geïrriteerd te zijn, hij was immers al ruim een uur bezig met het tellen van golfballetjes. De wenkbrauw die hij vragend had opgetrokken, en de grimmige trek rond zijn lippen waren niet echt veelbelovend, en Albertje vreesde dan ook dat hij deze keer zonder punten naar huis zou moeten terugkeren. Niet dat het een probleem was, hij stond immers ver bovenaan.

Toen schoot hem iets te binnen, en terwijl hij diep boog voor zijn heerser begon hij te vertellen.
"Iedereen weet dat een koning niet alles kan doen dat hem wordt opgedragen. Delegeren is een zaak van groot belang, omdat alles zelf doen gewoonweg onmogelijk is." De koning zat op dit punt al verwoed te knikken, blij dat iemand eindelijk begreep dat hij niet almachtig was.
"Helaas heb ik vandaag kennis gemaakt met de duistere zijde van delegeren, een wijze les die ik niet snel zal vergeten. Ik was zo onverstandig om vrouwen" hij legde sterk de nadruk op dat woord "de taak van het ballen zoeken toe te vertrouwen." hij zuchtte diep, en keek beteuterd terwijl hij verder sprak. " Echter, het enige waar de schepsels mee terug kwamen was een zak met rotzooi. Toch ben ik van menig dat dit niet geheel nutteloos is, aangezien op deze manier u niet alleen uw golfballen terug heeft, maar ook de baan een stuk schoner is dan voorheen. Ze hebben immers al het afval netjes verwijderd, zoals u kunt zien." Na deze woorden hield hij de zak open, en toonde de koning de rommel die erin zat.
Even was het stil, en toen barstte deze in lachen uit. Hij had zijn armen om zijn buik geslagen, en zat dubbelgevouwen op zijn troon. Het duurde enkele minuten voor de arme kerel zijn stem weer onder controle had, en op de uitzondering van enkele hysterische hikken na kon hij alweer Albertje aanspreken.
"Mijn beste, wij zijn ontzettend onder de indruk van uw prestatie. Ook wij hebben al vroeg moeten leren dat men de belangrijke dingen ZEKER niet aan den vrouwen moet toevertrouwen. En toch, alleen u heeft de moraal van de opdracht precies begrepen zoals wij hem hadden bedoeld!"

Nu bleek dus pas dat, precies zoals Albertje had gezegd, de bedoeling van de opdracht delegeren was geweest. Niet het vinden van die achterlijke balletjes. Je snapt dus wel dat die kerels zich nu erg dom voelden (iets dat ze in het algemeen ook waren.). Alhoewel hij steeds minder geliefd werd, en de blikken aan zijn adres veel vijandiger, verliet Albertje de zaal met rechte rug (en 15 punten bovenop zijn totaal). Op naar de volgende opdracht dan maar. Stiekem vroeg iedereen zich al af hoeveel opdrachten er gingen komen, de meesten hadden al geen zin meer om uren en uren te gaan lopen zoeken naar balletjes, te zwemmen tussen bloeddorstige vissen of andere idiote dingen uit te voeren. Toch waren er de volgende dag ook nog genoeg man op het plein verzameld om een flinke uitdaging te vormen voor Albertje.

Alweer de vierde opdracht, en eerlijk gezegd begon Albertje toch wel een beetje moe te worden. Hij had immers de vrouwen zich die nacht laten verontschuldigen voor hun actie, en had dus niet veel slaap gekregen. Niet dat hij dat nu zo erg vond. Tot nu toe had hij het ook zonder slaap prima weten te redden. Wederom verscheen de koning op het balkon, even houterig als altijd in het geven van zijn voorgeschreven toespraken (stel je voor dat hij gewoon spontaan zou praten, dat kan natuurlijk echt niet. Delegeren delegeren he!) en ook nu vertelde hij hen de opdracht van die dag.
Het was een lang verhaal over liefde, over trouw en over gearrangeerde huwelijken. Eigenlijk vonden veel mensen het maar saai, en die letten dan ook slecht op toen de koning lovend sprak over de koningin, de goede eigenschappen van vrouwen en verliefd worden. Blablabla!
Lang verhaal, korte boodschap: Vind voor het einde van de avond een vrouw die het volgens jou waardig is om koningin te worden, en breng haar hier.

Gemompel steeg op uit het publiek, her en der werd er flink op een borst getimmerd en enkele mannen uitten enkele echte oerkreten. Testosteron overspoelde de groep, toen ze zich het dorp in haastten. De meeste van de vrouwen stonden buiten, wachtend of ze gekozen zouden worden, in hun mooiste kleren. Wie wilde er immers niet koningin worden! Sommige moeders stonden zelfs hun dochters ongeveer te koop aan te bieden, met stamboom en berg kadoos en al! Het was net een veredelde veemarkt, en de mannen vonden het heerlijk!
Ook Albertje had zich in de menigte gemengd, en die had eigenlijk geen idee van wat hij wilde bereiken. Vreemd genoeg had hij nog nooit over een vrouw nagedacht. Niet in dat opzicht in ieder geval. ( Ze hadden natuurlijk kwaliteiten die hij wel kon waarderen) Eerlijk gezegd had hij er ook nogal weinig zin in, het waren immers maar onbetrouwbare wezens, dat had hij al wel gemerkt!
Achja, dit gaf hem een mooi excuus om een paar mooie vrouwen, zoals hij dat vertelde, te testen op geschiktheid. Aan het einde van de middag had hij een groepje schoonheden om zich heen verzameld, die allemaal wel op de een of andere manier probeerden te bewijzen dat zij koningin-waardig waren! Maar of hij nu een keuze kon maken? Niet echt! Stel je voor dat die koning het in zijn hoofd haalde om hem ook echt te laten trouwen met zijn keuze, dat kon hij echt niet hebben. Moest hij nou een blondje meenemen, of een brunette, een slim meisje of een volgzame.. hij kon niet beslissen. En toen snapte hij het.

De menigte, ditmaal verdubbeld omdat iedereen braaf een meisje mee had gesleept (natuurlijk niet tegen hun wil want nouja, ze wilden echt maar al te graag) had zich al op het binnenplein verzameld toen Albertje aankwam. De mannen keken hem bevreemd aan, de vrouwen lachten hem ronduit uit. En toen het de beurt was aan hem om de koning te gaan zien liep hij ook doodleuk door de grote openstaande deuren, zonder aandacht te schenken aan het gelach en gefluister. Sommigen riepen hem zelfs gemene opmerkingen na!

Na de standaard buiging en beleefde groet stond de koning Albertje toe om te spreken. Alweer ontsierde een verbaasde blik het gezicht van de oude man. In opperste verbazing, en zelfs bijna met open mond staarde hij de jongeman aan die voor hem stond.
Toen draaide Albertje zich om, en met een weids gebaar van zijn hand introduceerde hij de 15 dames die hij mee had genomen. Stuk voor stuk prachtige meisjes, elk compleet verschillend van de ander. De een opzichtig gekleed, de ander bijna een grijze muis in het gezelschap!

Langzaam begon Albertje te praten, en een voor een liet hij de dames een stapje vooruit doen. Voorlezend van een blad dat hij bij zich had liet hij voor ogen van de koning een modeshow tot stand komen. De beste kwaliteiten, uiterlijke details, voorliefdes en familie liet hij voorbij komen. Stambomen, en genetische aanleg. Elk pluspunt en elk nadeel werden genoemd, en toen alle 15 dames een passende introductie hadden gehad boog Albertje weer diep. Ditmaal zei niemand iets, zelfs de koning, die met grote ogen naar de meisjes zat te kijken.
Uiteindelijk besloot Albertje dus zelf maar te spreken.
"U zult met mij eens zijn dat elk van deze dames prachtig is, uniek in haar eigen manier en zeer waardig voor de taken die ze als koningin zal krijgen. Echter, ik besef dat een koning vaak de luxe niet heeft om voor liefde te kiezen, maar moet kiezen voor het volk. Net als u heb ik besloten niet zelf te kiezen, maar mij neer te leggen bij de keuze van mijn heerser. Ik hoop dat u een keuze kunt maken, en dat ik net als u uiteindelijk net zoveel van die keuze zal houden als u van uw koningin."

Zijn pleidooi was ontroerend, veel ontroerender dan ik hier kan beschrijven, omdat ik een beetje lui ben ingesteld, en zijn toespraak wel wat langer duurde (en saaier was), echter ontzettend geweldig. De koning zelf stond op en applaudisseerde, de tranen in zijn ogen. Hij had inderdaad zielsveel van de koningin die voor hem was gekozen gehouden, al had ze hem nooit de nakomelingen gegeven. Helaas was dat niet echt wederzijds geweest (behalve als ze hallucineerde dat de tuinman eigenlijk de koning was). Zonder een keuze te maken voor een vrouw nam hij de handen van Albertje in de zijne en liet hem weten dat hij wederom precies op de juiste manier de opdracht had uitgevoerd. Met aan elke arm een meisje, en gevolgd door de rest van zijn keuzes liep hij vrolijk weer naar buiten, knikkend naar de arme kerels die met maar 1 meisje waren komen aanzetten.

Zijn voorsprong werd met de dag groter, net als de vijandigheid onder de andere deelnemers. En toch werd hij niet bang. Hij wilde per se koning worden, en dat zou hem lukken ook! Morgen zou hij er gewoon weer zijn voor de volgende opdracht, die hij ook weer perfect zou gaan uitvoeren. Tenminste, dat hoopte hij!

4417+1532=5949

Erwipro

#6
De volgende dag stond Albertje dan ook fris en fruitig weer op het paleisplein. In tegenstelling tot het merendeel van de mannen had hij lang en heerlijk geslapen. Hij keek eens rond. Het kón gewoon niet zo zijn dat hij veel tegenstand zou krijgen in de volgende opdrachten. Al deze mannen hadden hun krachten al verspild in de vorige opdrachten. Hij had nu meerdere malen de vrouwen om hulp gevraagd, maar die bleken dus onbetrouwbaar.
Nee, hij zou iets anders verzinnen. Sommige dingen moest je als koning wél alleen doen. En toevalligerwijs bevestigde de koning dat in zijn – misschien iets te goed voorbereide – speech.
“Heren kandidaten,” sprak hij de groep toe, “nu wij nog steeds met het grootste deel van de groep over zijn en alleen nog maar speurwerk, kracht en vooral tactiek” - hij knipoogde even naar Albertje - “hebben gemeten, wil ik in de komende missie jullie doorzettingsvermogen testen. Het zal een meerdaagse opdracht worden, eentje vol gevaren, ontberingen en blessures – en dus afvallers! Jullie zullen niet alleen enge beesten en steile hellingen tegenkomen, maar vooral jezelf en de vijandschap van jullie tegenstanders.”
En zo ging de koning nog even door, terwijl de mannen al begonnen te gissen over wat nou eigenlijk de opdracht kon zijn. Waar het op neer kwam was dit: bovenop een berg, die zich aan de rand van Amarië bevond, lagen drie kopieën van het leeuwenbeeldje, elk voor één van de deelnemers die er als eerste een wisten te vinden. Elke deelnemer die één beeldje wist terug te brengen naar het paleis, wist een nog onbestemd aantal punten te verdienen. De wedstrijd zou over een paar minuten beginnen, maar om het een beetje eerlijk te houden moesten de deelnemers die punten hadden, het aantal minuten later beginnen dat ze punten hadden. Dat betekende voor Albertje dus drie kwartier! Zuchtend wilde hij gaan zitten, maar bedacht zich, liep naar de koning en smeekte: “dit kunt u toch niet maken? Ben ik niet uw favoriet?”
De koning antwoordde niet, maar wendde zijn hoofd af, draaide vervolgens zijn lichaam om en liep naar binnen. Een tijdje later was hij zichtbaar op het hoogste balkon en hij schreeuwde dat de wedstrijd kon beginnen.
Een aantal mannen vertrok meteen. Althans, dat wilden ze. Het grootste gedeelte echter werd tegengehouden door wachters omdat ze pas over vijf of tien minuten mochten vertrekken. Vijf of tien?!, dacht Albertje. Dat was wel erg weinig. En dus gemeen. Maar dat had als positieve keerzijde dat hij toch nog wel een heleboel punten op hen voorstond. In zichzelf grinnikend ging hij op een willekeurige plek zitten, die hem niet veel later niet beter uit had kunnen komen. De wachters mompelden over de plaats van de neptalismannen. Hij ving enkele woorden op, maar dacht er toch wat uit te kunnen halen. “Rand van Aranië”, “zuiden”, “route afgesloten”... het was hem wel duidelijk. Hij zou niet eerst naar het oosten gaan, waar de berg was, maar naar het zuiden! Het leek hem wel handig om nog meer af te luisteren. Hij zat hier nou al bijna een half uur, en het grootste gedeelte was nog vertrokken. Het verbaasde hem... “Het verbaast mij,” vertelde een wachter tegen de anderen, terwijl hij Albertjes gedachten verwoordde, “dat er nog zo veel mannen over zijn. Er zouden er toch al wel tweemaal zo veel weg moeten zijn...”
Albertje wist genoeg. Er waren mannen die zijn tactiek aan het overnemen waren: die zouden wel twee, of misschien wel drie weken willen wachten totdat er mannen terugkwamen met de kopieën, om ze daarna af te pakken van deze afgematte kerels. Een tactiek die Albertje wel aansprak, maar die natuurlijk niet werkte met al die lomperds hier. Dus hij besloot om het anders te doen. Hij liep naar de wachters toe, die nu wel meteen alert werden. “Wat is je naam?”, vroeg degene met de gemeenste stem.
“Ik heet Corneel,” zei Albertje. Die naam had hij nogal vaak horen vallen de afgelopen dagen. Er liepen er vast wel drie van rond.
Een van de mannen begon te lachen. “Waarom ben je dan niet veel eerder weggegaan? Kom, loop door, dan kan je misschien...” Maar een andere man onderbrak hem. “Wacht even. Corneel de Grote of Corneel de Kleine? We hebben er nog twee die niet vertrokken zijn. Ze mochten dan wel allebei meteen vanaf het begin weg, maar we hebben wel instructies gekregen om het goed bij te houden.”
De andere drie wachten keken hem aan, terwijl de vierde wacht naar Albertje keek. Albertje keek naar de grond en aanschouwde demonstratief zichzelf. Met zijn armen wijd maakte hij de mannen duidelijk: “Hoe kan ik nou Corneel de Grote zijn?” Zo, nu had hij in ieder geval niet gelogen. Want daar had hij zo'n hekel aan! Maar stiekem glimlachte hij wel dat hij nu een ruim kwartier eerder kon vertrekken dan dat hij normaal zou kunnen.
“Hij heeft gelijk,” zei er een. Hij was een beetje dik en zijn stem klonk wat dommig, maar hij wist de rest te overtuigen. De naam van Corneel de Grote werd gemarkeerd als zijnde een naam van een vertrokken persoon en Albertje ging met zijn knapzak op pad. Hij werd nagekeken vanwege zijn kleine hoeveelheid bagage, maar hij wist dat hij genoeg trucjes en wijsheid in huis had om zichzelf van zijn behoeften te voorzien.
Vol vertrouwen ging hij op pad. Zuidwaarts, en niet oostwaarts. Naar het oosten toe was alles afgesloten, daar was hij van overtuigd. Onderweg kwam hij een heleboel tegen – mooie landschappen, vreemde dieren waarvan hij zich afvroeg of het wel dieren waren, gezellige dorpjes, grote steden, en nog veel meer interessants – maar hij zou er aan het eind van zijn reis niets meer van kunnen herinneren. Hij had alleen maar zijn doel voor ogen. Zo gedisciplineerd was hij nog nooit geweest!
Toen het donker werd, begonnen zijn benen toch wel erg moe te worden. Hij was het echt niet meer gewend om zo veel inspanning te verrichten. Strompelend kwam hij een herbergje binnen, dat in the middle of nowhere was verstopt – alleen niet goed genoeg om hem niet door Albertje te kunnen laten vinden – en plofte op een bankje neer. Rondom hem zaten enkel een paar mannen, waarvan één hem verrassend bekend voorkwam. En vanaf het eerste moment dat hij de man zag zitten, begon hij een plannetje te smeden in zijn hoofd. Hij zou zorgen dat die man hem zou gaan vervoeren tot aan de rand van het land, zodat hij een talisman zou vinden. De vraag was alleen hoe. De hele avond zat hij daar maar een beetje, sprak soms wat mannen aan maar die leken niet echt met zo'n ventje als hij te willen kletsen. Dus hij besloot maar een kamer te nemen voor een nacht, want de eigenaar van de herberg, meneer Gerber “maar je mag me ook Harman noemen”, begon daar een beetje naar te hinten. Helaas mocht hij niet weten welke kamer de man had. Maar dat zou hij nog wel zien. Hij moest eerst maar eens naar bed. Hij pakte een pyjamaatje uit zijn knapzak, zo klein mogelijk omdat hij zo weinig mogelijk bagage wilde meenemen - hoewel dat nu vast niet meer nodig was. Hij glimlachte een beetje gemeen, terwijl hij zich op het luxueuze bed liet zakken.
Hij bevond zich in een enorme tent. Waarschijnlijk stond deze al een poosje, want hij was ingericht met meubels die je normaal niet in een tent zag. Het was voor de rest ook geen normale tent. Het deed eigenlijk meer denken aan een van de slaapzalen van het paleis van de koning, waar hij nu enkele nachten had doorgebracht. Op de grond lagen een stuk of tien mannen die hij ook vaag herkende van de wedstrijd.
Plotseling begon alles te trillen.
Een aardbeving!, flitste het door zijn hoofd heen. Hij schreeuwde, maar kreeg de mannen niet wakker. Een vreemd voorgevoel maakte zich van hem meester. Hij moest naar buiten, anders zou hij het niet overleven!
Met een zachte
klik ging de rits open. Albertje schrok. Dit was toch het geluid van een deur en niet van een rits? Hij hoorde voetstappen...
Plotseling zat hij rechtop. Hij wilde om zich heen kijken, maar alles was pikkedonker. De voetstappen waren wel echt, die had hij niet gedroomd. Nogmaals de klik. Harman had de deur van zijn kamer geopend. “Als je zo blijft schreeuwen, zal ik je er helaas uit moeten zetten.” Harman keek opzij. “Sorry voor de overlast, meneer.” Albertje keek de kamer uit en zag de man staan tegen wie de waard sprak. Het was de man van de wedstrijd van de koning! Dan wist hij dat ook weer!
Die nacht durfde Albertje niet meer te gaan slapen. Enerzijds omdat hij bang was om de droom weer te krijgen, anderzijds van de spanning. Hij vroeg zichzelf net zo vaak af hoe laat het was totdat de zon het duister begon te verdrijven. Tegen die tijd viel hij in slaap.
Badend in het zweet werd hij wakker. Een raam van zijn kamer stond op het oosten en de zon scheen vol zijn kamer in. Hij was bijna te duf om na te denken, maar besefte dat hij naar de kamer naast hem moest. Met zijn duffe kop groette hij een voorbijganger die iets ouder was dan hij en liep naar de kamer. De deur zat op slot, maar door het matglas zag hij dat er niemand meer was. Helaas, dacht hij. Dieper gingen zijn gedachten niet. Hij plofte neer op zijn bed. Eigenlijk had hij zin in slapen, maar iets zei hem dat dat nu niet kon. Traag stopte hij zijn pyjama weer in de knapzak en trok zijn kleren aan. Langzamerhand begon hij te beseffen dat hij niet goed bezig was. Zijn plan liep in de soep! Waarom kon hij nou niet tegen zo weinig slaap? Was de man die hij net in de gang tegenkwam niet de man die hij moest hebben? In zijn hoofd zag hij de man nog lopen. Klein baardje, grote rugzak. Het móest hem wel geweest zijn! Hij rende naar beneden, bedankte Harman, waarbij hij veel te veel geld op de toonbank gooide, en keek om zich heen. Niemand te zien. Hij rende weer naar binnen. “Is die gast al weg?”, hijgde hij naar meneer Gerber.
“Ik weet niet wie je bedoelt,” antwoordde deze met een ijzeren gezicht.
“Dat weet je best!” Om zijn woorden kracht bij te zetten, hield hij zijn knapzak zo alsof hij er hard mee wilde gaan slaan. Na een paar dreigementen gaf Harman al toe. “Ja, hij is weg. Ik heb orders van hem gekregen om het niet te vertellen.”
Albertjes eerste reactie was teleurstelling, maar hij keek de waard eens goed aan. Daarop liep hij de kamer door, zocht achter gordijnen en onder banken, keek tussen spleetjes door en hoeken om, maar vond niks. Was zijn missie dan echt verloren?
Hij liep terug en net voordat hij weer in het zicht zou komen van meneer Gerber, hoorde hij onder zijn voet een plank op de vloer kraken. Nieuwsgierig keek hij eronder en hij vond wat hij al verwacht had te vinden - de rugzak. Zijn hart maakte een sprongetje en hij klom het gat in dat hij net gevonden had.

Even later werd hij opgetild en hoorde hij zachtjes “b'dankt meneer” fluisteren, waarop een onbekend geldbedrag van de ene hand naar de andere ging. Lekkere verrader was die Harman! Maar waarom had die man er geld voor over om zo geheimzinnig te doen? Albertje dacht een paar minuten, enkele uren, bijna een week over de vraag na, at ondertussen de inhoud van de rugzak op, maar hij zou het antwoord nooit weten. Net toen hij weer eens zijn benen wilde strekken - zijn houding in de net niet grote rugzak was toch niet zo fijn, zoals je je misschien kan voorstellen - stond de man stil. Een woordenwisseling in een onverstaanbaar accent volgde, escaleerde met hogere frequenties en volume, en werd beëindigd door een doffe dreun. Er was zojuist iemand ter gronde geslagen. Albertje voelde hoe de man bukte en iets oppakte. Hij schrok toen er iets in de rugzak werd gedaan, maar de schrik was meteen verdwenen toen hij zag wát het was: een talisman! Maar whow, deze leek wel erg veel op de echte!
Op de terugweg naar huis liep de man wel erg snel, maar voor de rest gebeurde er niet zo veel. Dat gaat hier dan ook niet gemeld worden. Belangrijker is het te vertellen dat ze veilig bij het kasteel aankwamen - en wel als eerste! Alle mannen die te lang gewacht hadden, bleken opgesloten te zijn. Waarom, dat zou Albertje later te weten komen. Eerst zou hij een poosje stilstaan op het paleisplein. Een paar voetstappen zou op hem af komen. Albertje kon raden aan het geluid van lopen dat het de koning was. Hij kon zelfs – ook al kon hij het gezicht niet zien – de verbazing van zijn uitdrukking lezen. Waarom was het niet Albertje die het eerst binnengekomen was?
De koning omhelsde de man, klopte hem op zijn rug met de ene hand en voelde met de andere hand in zijn rugzak. Zijn mond feliciteerde de man, maar zijn hart niet. Nog één maal kneep de koning in de kuit van Albertje en vertelde toen dat de man zijn tas wel neer mocht zetten. “En neem dan meteen een goede douche, dat heb je verdiend!”
Nu zul je verwachten dat Albertje uit de tas kroop, de koning ook omhelsde en hem alles vertelde wat er gebeurd was. Daarna zou iedereen terugkeren van de tocht, waarvan twee met een talisman, en Albertje zou de punten krijgen. Dacht je echt dat dat zou gebeuren?
Nou, dan had je het bijna goed. Albertje kroop inderdaad uit de tas en omhelsde de koning, die hem tevens feliciteerde omdat hij als eerste met een talisman binnen was. En inderdaad, langzamerhand stroomde het paleisplein weer vol. Maar wat was nou het geval? Toen iedereen binnen was, liet de koning het grote hek sluiten en keek de groep boos aan. “Als ik erachter kom wie dit heeft gedaan, dan breek ik zijn nek! Ik laat hem vierendelen, verbranden en… weet ik veel wat al niet meer!” Een hele reeks verwensingen schalde over het paleisplein en zelfs de groep stoere kerels werden er stil van, zo grof ging de koning tekeer. Op het laatst zei hij pas waarom. “Ik ben namelijk mijn talisman kwijt. Drie had ik er verstopt, vier zijn er die gemeld hebben er een gevonden te hebben. En ondertussen is de echte, de koninklijke talisman verdwenen!” Daarna vertelde hij nog dat al deze onschuldige mannen - die wilden gaan wachten op iemand om het beeldje af te pakken - opgesloten zouden blijven totdat het beeldje weer terug was. De ogen van de koning straalden nog steeds die enorme woede uit.
De menigte bleef stil. Natuurlijk durfde niemand iets te zeggen. Maar in Albertjes hoofd doemde een donkerbruin vermoeden op. Hij voelde eens in de binnenzak van zijn mantel. Dit beeldje voelde wel erg speciaal…
2500 + 5949 = 8449

Erwipro

Albertje twijfelde. Niet een heel klein beetje, maar hij twijfelde zoals mensen twijfelen die een keuze moeten maken die zo zwaar is, zo veelbetekenend, dat ze dat eigenlijk niet alleen kunnen.
Zijn hand om het beeldje voelde warm, en hij wist niet of het kwam omdat zijn hand zo warm was, of dat het beeldje en al zijn magie de warmte uitstraalde. Zelf had hij er nooit zo in geloofd. Wie legde nu zijn lot in de handen van een talisman, zo'n beeldje beschermde je heus niet tegen een zwaard dat je hoofd in tweeën wilde klieven.
Om en om draaide hij de talisman, terwijl de koning bleef tieren tegen de menigte die zich nog steeds niet had verroerd. Niemand durfde te praten, of zelfs maar een vinger te bewegen, uit angst zich de toorn van de woedende koning op de hals te halen.

Het geld dat hij kon verdienen aan dit beeldje, het was duizelingwekkend. Of, als de magie echt zou werken kon hij naar een ander land trekken, en daar machtig worden, zonder daar met 100 anderen om te vechten. De meisjes die hij kon versieren met dit kleine geval... De opties waren overweldigend. Maar toch was daar dat stemmetje in zijn achterhoofd. De behoefte om zijn koning blij te maken, de behoefte om te bewijzen dat hij hier de beste was. Zelfs al speelde hij ontzettend vals.

Hij was al aan het lopen, zich een weg duwend tussen de mannen door. In zijn hoofd had hij de keuze nog niet gemaakt, maar zijn lichaam besliste blijkbaar dit keer voor hem. Het duurde niet lang voordat hij zich helemaal naar voren had gedrongen, en toen hij eenmaal vooraan stond, had hij ook in zijn hoofd vrede met zijn keuze. De ogen van de koning, en eigenlijk iedereen in de menigte, waren op hem gericht. Langzaam knielde hij, terwijl hij tegelijkertijd reikte in zijn zak. Zijn vuist klemde zich om het beeldje, zo hard dat hij alle randjes in zijn palm voelde snijden.
Aarzelend trok hij de vuist, met beeldje, uit de zak. Hij strekte zijn arm naar voren, zonder zijn ogen omhoog te richten. Daar was de talisman, op zijn open handpalm. En de zucht van verbazing, ontzag en schok die door de menigte ging verwoorde precies alle gevoelens die door Albertje heen schoten.

De koning was in een seconde van zijn stoel, en met een paar stappen bij Albertje. Zijn handen lagen zwaar op de schouders van de jonge kerel, en de dankbaarheid deed bijna zijn stem breken.
“Jij, mijn zoon, brengt me mijn meest dierbare bezit terug. De wedstrijd is voorbij, jij hebt de keuze voor jezelf bepaald. Mijn opvolger.” Tranen welden op in de ogen van de oude man, toen hij zijn hand sloot om het beeldje dat hem zoveel jaren had beschermd. Toen gebeurde opeens alles tegelijk, het hele gevolg van de koning dromde opeens om de verbaasde jongen heen, en trokken hem mee naar een vleugel van het paleis. Hij werd neergepoot op een grote stoel, voor een kaptafel die groter was dan zijn kamertje bij zijn vroegere baas. Er stonden bergen spullen op, potjes en borsteltjes waarvan hij geen idee had waarvoor ze dienden. Het beangstigde hem eerlijk gezegd wel een beetje, wat als er nou vergif zat in een van die potjes, wat als ze die borsteltjes gebruikten om hun afgunst op hem te botvieren?

In het paleis was het ook een drukte van jewelste. Bedienden renden door de gangen, hun armen vol met spullen. Dienstmeisjes snelden voorbij met grote boeketten met de prachtigste bloemen. Het feest dat werd voorbereid zou het grootste van de eeuw worden, alle machtige mensen uit het koninkrijk zouden langskomen om hun trouw te betuigen aan de nieuwe koning. Natuurlijk wilden ze eigenlijk gewoon genieten van het goede voedsel en de drank, en lekker flirten met alle hofdames, maar dat hoefde de koning niet te weten.

Albertje had het opgegeven te proberen te volgen wat er gebeurde. De bediendes schenen precies te weten wat ze moesten doen, en hij had besloten dat hij het maar beter kon laten gebeuren. Hij besefte nog niet helemaal dat hij had gewonnen, dat hij de nieuwe koning werd van het land. Alle rijkdom die hem nu omringde zou van hem worden, elk potje, wandkleed en zelfs elke bediende, behoorde nu hem toe. Nooit meer zou hij hoeven werken in de hoop te kunnen eten die avond.
Ze hadden hem gekleed in een prachtig gewaad. Een tuniek in vlammend rood, die nauw om zijn smalle borstkas sloot. De broek met de gigantische gepofte pijpen deed hem groter leken dan hij was, en de gouden mantel hing als een zwaar gewicht om zijn schouders. Ze hadden hem zelfs een zwaard omgegespt, al was het maar voor de sier. Zijn nagels waren verzorgd, en zijn haren geknipt volgens de laatste mode. Hij zag eruit als de heren die hij vroeger had benijd, alleen gekleed in NOG duurdere stoffen dan zij hadden bezeten. Het voelde onwerkelijk, het voelde alsof het iemand anders overkwam.

Niemand zou kunnen zeggen dat het personeel van de koning niet wist hoe ze een feest moesten organiseren. En de snelheid waarmee ze dit deden was ongeëvenaard. Elk oppervlak van het paleis was versierd met kleurige banieren, gigantische kandelaars en grote vazen vol met geurende bloemen. Muziek was te horen in elke kamer, gespeeld door de beste muzikanten van hun tijd. Natuurlijk waren de voorbereidingen al lang bezig, en de meeste edelen waren al aanwezig voor de wedstrijd. Toch was het een opmerkelijke prestatie. In de tijdspanne van enkele uren was het paleis getransformeerd, evenals Albertje.

Nu was het de tijd voor de ceremonie die het leven van zovele mensen zou gaan veranderen. Albertje zou nog niet officieel de koning worden, het was nog te vroeg voor de oude koning om af te treden, hij had nog veel te leren aan zijn jonge opvolger. De ceremonie die nu kwam was gewoon een manier om aan te geven dat de opvolger was gekozen. Dat het koninkrijk in veilige handen zou zijn zelfs na het overlijden van hun dierbare heerser.

Albertje stond voor de deuren van de grote zaal. Het was aan hem om ze open te duwen, en door het pad te lopen dat hem bij de koning zou brengen. Iedereen met macht zou in die zaal zijn, ze zouden hem allemaal haten omdat hij had gekregen wat zij allemaal wensten te hebben. Elk van hen zou al bezig zijn met het bedenken van manieren om hem tegen te werken. Hij leunde met zijn voorhoofd tegen de deur, het angstzweet stond hem op het gezicht. Waar was hij aan begonnen?

De opdrachten waren makkelijk geweest, met behulp van zijn verstand en enige originaliteit was het mogelijk om je uit elke situatie te redden. Hij kon anderen het werk voor hem laten doen, maar dit, dit moest hij doen. Hij alleen zou voor die menigte moeten staan. Hij alleen zou het hele volk moeten leiden, staan voor een zee van mensen en hun aanspreken als de enige leider die ze erkenden. Grote.... groepen..... met mensen..... en ze zouden allemaal naar hem kijken...

Hij kneep zichzelf, om zeker ervan te kunnen zijn dat hij niet droomde, om zeker te zijn dat dit echt gebeurde. Hij deed zichzelf pijn, op zich wel een goed teken. Maar hij durfde het niet. Hij wilde niet. Hij KON niet. Hoe zou hij ooit uit zijn woorden kunnen komen, terwijl iedereen hem aanstaarde. Hij was al halverwege de gang toen hij de eerste bediende tegen kwam. Hij was de baas in het paleis, hij leidde de rest van het personeel. Het lachje rond zijn lippen bevestigde al Albertjes vermoedens. Niemand had gedacht dat hij het zou redden, niemand had gedacht dat HIJ het zou kunnen. Niemand, behalve de koning zelf.

Albertje was altijd trots geweest op zichzelf. Hij had zich goed weten te redden in een moeilijk leven, had altijd genoeg gehad om rond van te komen. Ok, rijk zou hij niet geworden zijn, maar hij had toch veel bereikt. En hij had zich nooit laten tegenhouden door wat anderen dachten. Vaak had hij juist de dingen gedaan die anderen zeiden dat hij niet kon doen, gewoon om het tegendeel te bewijzen. Weer draaide hij zich om, maar dit keer stevende hij met geheven hoofd af op de deuren van de grote zaal. Waar iedereen was aan het wachten op hem. Op Albertje. Op de nieuwe koning.
Ditmaal gooide hij zijn volle gewicht tegen de twee gigantische deuren, en terwijl ze openzwaaiden liep hij zonder op of om te kijken zelfverzekerd helemaal naar het einde van het gangpad. Daar knielde hij voor de koning, zijn hoofd laag bij de grond, om voor de laatste maal nederigheid te tonen.
De ceremonie duurde niet lang. Het zwaard dat driemaal zijn schouder aantikte voelde hij niet eens. Niet eenmaal had hij zijn hoofd durven optillen, en de koning had niet gezegd dat hij kon opstaan. Dus zat hij daar, geknield en met gebogen hoofd, wachtend op wat ging komen.
Toen hoorde hij pas echt de stem van de oude man. Hij hoorde de ondertoon erin, de zwakte die hij voor zijn volk altijd had proberen te verbergen. Toen keek hij op.
Er was niemand in de zaal. Niemand had de ceremonie aanschouwd. Ze waren daar, met zijn tweeën, en de koning sprak tegen hem alsof hij zijn zoon was.

“Mijn zoon, je hebt nog veel te leren, veel meer dan je ooit hebt gedacht te moeten leren. Maar ik vertrouw in je, ik geloof in jouw kunnen. Aan jou, en aan jou alleen vertel ik het geheim van de talisman. Jij zult het geheim bij je dragen, zoals vele koningen voor ons het bij zich hebben gedragen. Want deze talisman, deze magische talisman van moed, is niets. Het  is een beeldje, natuurlijk, en ja ik zal toegeven, het is een leeuw. Maar er is geen magie. Het is een gewoon, doodnormaal, beeldje.” Hij stopte even, om naar het gezicht van Albertje te kijken. De verbazing die daarop te lezen was sprak boekdelen, de hele wereld van de man was bezig met te veranderen, en in te storten.

“En toch, ook al bezit dit beeldje zelf geen magie, is het meer magisch dan enig ander voorwerp in de wereld. Het is magisch door het geloof. Het hele koninkrijk gelooft in de macht van dit leeuwtje, gelooft dat het werkelijk de macht verschaft die het in de verhalen verschaft. En dat, mijn zoon, is de magie. Besef, Albertje, dat het volk gelooft wat het kent, wat het hoort, wat het ziet. Het volk geeft niet om wat iets ECHT is, zolang zij maar zien wat zij denken dat ze horen te zien.”
Albertje keek hem onbegrijpend aan, hij snapte niet welke belangrijke les hem hier werd geleerd.

“Geef het volk wat het wil, ten alle tijde. Wees sterk, zelfs al voel je je niet sterk. Wees trots, al voel je je alles behalve trots op wat je doet. Wees altijd wat het volk wil dat je bent, en je staat sterk. Koning zijn is geen makkelijk iets, en ik ga je leren hoe je de dingen moet doen die dit koninkrijk zo sterk laten zijn. En je zult ze leren omdat, mijn jongen, je sterker, slimmer en sneller bent dan alle anderen. Daarom heb ik jou ook gekozen. Besef dat, zelfs al geloof je niet in jezelf, ik in jou geloof. En omdat ik in jou geloof, gelooft de rest van het volk in jou. Stel ze niet teleur.
Wees niet triest omdat de magie achter het beeldje niet bestaat, ben blij, omdat echte leeuwenmoed vanbinnen zit. Diep in je hart, wachtend om een heel volk trots te maken.”

Na deze woorden sloeg hij zijn arm om de verwarde Albert. Hij was te geshockeerd om een woord uit te kunnen brengen. Alles was veranderd voor hem, voordat hij het goed en wel had beseft. Maar hij zou zich aanpassen. Hij paste zich altijd aan.
En vele jaren na dit voorval, vele jaren waarin hij meer leerde dan hij ooit had gedacht te leren dacht hij terug aan dat moment. Hij dacht eraan terug toen hij wederom voor de koning knielde, en ditmaal de ceremonie onderging die HEM koning zou maken. Hij dacht eraan terug toen hij zijn volk aansprak, hij dacht eraan bij elke beslissing die hij maakte. De magie van de leeuw, en zijn eigen moed, waren in zijn gedachten bij alles dat hij deed.

Hij was een rechtvaardig koning, een koning die het land leidde naar een tijd van vrede en rijkdom. Zijn volk adoreerde hem, zoals ze hadden gehouden van de koning voor hem. En de koningen die hem volgden zouden het land net zo welvarend houden als Albertje had gedaan. De magische leeuw beschermde dit land, zoals het al zijn koningen had beschermd.

2143 + 8449 = 10592