[VW 4] Reine en de Koninkrijk der Wateren

Gestart door Maiken, 16 januari 2009, 01:21:30

Vorige topic - Volgende topic

Maiken

Proloog

Haar bruine haren wapperden door de wind, terwijl ze met 100 kilometer per uur door de buurt heen reed. Kijkhard meezingend met 'Highway to Hell' trok ze de motor op naar het huis aan het einde van de laan. Hier en daar werden er boze blikken naar haar toe geworpen. Haar reactie was niet te zien.
Het laatste huis aan het einde van de doodlopende laan zou je normaal geen aandacht aan besteden. De ramen waren vies, de tuin was overgroeit met planten en het zag er naar uit alsof er in geen jaren iemand gewoond had. Het was een raadsel waarom het nog niet onbewoonbaar was verklaard.
De motor stopte met piepende banden voor het laatste huis. Achter haar hoorde ze mensen fluisteren. In haar hoofd glimlachte ze. Ze was hier in geen jaren geweest. Niemand zou haar herinneren. Dat was maar goed ook.
Herkenning was wel het laatste wat ze zocht. Vandaar dat ze ook zo hard had gereden. Veel lawaai, veel overlast, maar meestal vergeten binnen een week. Precies zoals ze het wou.

De sleutel kreeg ze maar moeilijk in het roestige slot. De deur kraakte in zijn schanieren, terwijl hij openging. Terwijl ze de deur open deed, waaide er veel stof op. Niemand was er geweest in een lange tijd, dat was duidelijk. Alle meubels waren bedekt met lakens. Niet dat het veel had geholpen, want ze lakens waren toch vies en bedolven onder het stof.
Het was ook haar eigen schuld. Ze was hier de afgelopen honderd jaar niet geweest. Niet sinds ze het eerste deel van het raadsel had gevonden. Het eerste stukje, kon ze beter zeggen. Voorzichtig haalde ze de brief uit haar zak. 'Weer een doodlopend spoor,' dacht ze, terwijl ze wat ramen opendeed.

Het spoor had haar de hele wereld over genomen, maar nog steeds had ze niks gevonden. Ze moest deze opdracht voltooien. Alleen dan zou ze de rust vinden. Ze zuchtte diep. Morgen was er weer een andere dag.

Maiken

Hoofdstuk 1: De vondst

Het zweet liep haar over de rug. In haar hoofd was ze bezig haar vader te vervloeken. Het was het jaar van 1798 en Napoleon had net Egypte veroverd. Haar ouders waren regelmatig aanwezig in de buurt van Napoleon. Aangezien haar vader ook nog redelijk wat afwist van de geschiedenis, had Napoleon hem dus gevraagd onderzoek te doen in Egypte.
Het was midden zomer momenteel en de zon stond hoog aan de hemel. De hitte was om gek van te worden en ze zou blij zijn als ze zich vanavond kon terug trekken in haar tent. De korset sneed al in haar lichaam normaal, maar met deze hitte leek het of ze helemaal geen adem kon houden.
Napoleon en haar vader stonden verderop te kijken naar iets wat een donkere man tevoorschijn had gehaald. Het was overduidelijk een oud Egyptisch relikwie.
Van binnen gromde ze. Napoleon deed of ze achterlijk was. De eerste dag had ze geprobeerd de mannen te helpen. Hij had haar echter uitgelachen, ondanks dat ze gelijk had. Nee, als vrouw had ze momenteel weinig te zeggen.

Vlak na het middageten klonk een luide gil. Blijkbaar had iemand iets speciaals gevonden of er was iets gebeurd. De opzichter, die ook haar in de gaten moest houden, ging zo snel mogelijk op de schreeuw af. Ze zag haar kans schoon. Terwijl iedereen op het geluid afliep, ging zij de andere kant op richting de grote Sfinx.

De sfinx was toch iets verder dan ze eerst dacht, maar nu ze er eindelijk was kon ze uitrusten in de schaduw tussen de poten van de sfinx. Ze leunde even kort tegen de muur en er klonk opeens een hoop gekraak. De steen waar ze tegen aan had geleund was verder in de muur gezakt. Ze sprong snel opzij, want onder haar voeten leek opeens het zand weg te lopen.
Tot haar grote verbazing verscheen er een trap, die duidelijk naar beneden leidde. Even twijfelde ze. Eigenlijk moest ze dit niet doen. Ze zou de rest erbij moeten roepen, zodat die samen met haar naar beneden zou gaan. Toch... Dit was haar ontdekking, als Napoleon dit zou zien, zou hij met de eer gaan strijken. Dat wou ze beslist niet hebben.

Voorzichtig liep ze de trap af. Het was duidelijk, de gang was in geen jaren gebruikt. Het was muffig en het rook er vreemd. Op de muren stonden allemaal tekens die ze niet zo goed herkende. Toen ze dichterbij keek, zag ze dat het helemaal geen Egyptische hiërogliefen waren. Alhoewel, helemaal? Ze leken er wel op, maar waren toch zo verschillend.
Veel verder kon ze niet zien, het was veel te donker. Ze wist dat ze licht nodig had, maar hoe kwam ze daaraan? Ze keek even om zich geen en zag een stok van droog hout. Deze moest duidelijk dienst doen als fakkel. Ze frommelde wat rond ik haar rok. Onder de rok van haar jurk had ze wat praktische dingen verborgen, ondanks dat haar vader dat haar had verboden.
Naast haar zag ze een vat met een vloeistof staan. Blijkbaar was dat bedoeld voor de fakkel. Zonder aarzeling doopte ze het stuk houd in het vat. Met een trillende hand stak ze de fakkel aan.
Dat luchtte op. Nu kon ze weer alles zien. Ze hield de fakkel dichter bij de muur, zodat ze de vreemde tekens kon bestuderen. Haar kennis van hiërogliefen van erg slecht, maar zoiets als dit had ze nog nooit gezien.

Na een tijdje wat verder te hebben gelopen kwam ze uit in een grote kamer. Het liep dood. Teleurgesteld begon ze hier naar de muren te kijken. Ze wou net weggaan, toen ze de tekening op de muur zag rond de enige uitgang.
De tekening moest duidelijk een land voorstellen, want er stonden huizen op. Ze had echter nog nooit een land meegemaakt in dat zo werd afgebeeld bij oude beschavingen. In plaats van de standaard tekeningen van opzij, was deze geschilderd of hij door een moderne schilder gemaakt was. De diepte was ongelofelijk. Voorzichtig haalde ze haar hand over de muur heen.
Een deel van het eiland wat getekend was miste. Precies waar de duur zat. Ze concentreerde zich op de plaatjes. Het leek wel een soort raadsel.
Haar vieze handen smeerde ze af aan haar rok. Ze ging zitten op de grond. Dat deed ze wel vaker, tot de woede van haar moeder. Haar jurken waren vaak zo vies, dat de wasdames er uren mee bezig konden zijn. Haar maakte het niks uit. Gelukkig was haar moeder niet mee deze keer.
Haar hersenen waren aan het kraken. Ze kreeg hoofdpijn en keek even naar boven, om haar nek even te laten ontspannen.
'Die taal herken ik wel,' dacht ze en ze sprong op. Boven haar stond het oude Griekse alfabet. Dat had haar vader haar leren lezen toen ze klein was. In die tijd verbleef haar vader namelijk regelmatig in Griekenland.

Na een vertaling gemaakt te hebben, kwam ze tot conclusie dat het een raadsel was. 'Oh nee,' liet ze vallen. Raadsels waren nooit haar sterkste kant geweest. "Verlicht mijn ziel en ik verzicht uw wereld." Wat moest ze daar nou weer mee.
Ze keek nogmaals naar het Griekse raadsel boven haar. Misschien zou ze toch haar vader erbij moeten roepen. Hij deed dit soort dingen altijd uit zijn hoofd. Opeens schoot haar iets te binnen.

"Papa," gilde ze en ze rende op haar vader af die eindelijk were thuis was na een paar maanden weg te zijn geweest. Ze was echt een vaders kind. Haar moeder wou een keurige dame van haar maken, aangezien ze enigs kind was. Maar juist omdat ze zijn enige kind was, wou haar vader haar blij maken.
"Mijn koninginnetje," zei hij, terwijl hij haar op tilde. "Ik heb iets voor je meegenomen," voegde hij er aan toe en hij gaf haar een plank met verschillende gaatjes erin en een raadsel erop. Het raadsel was in een vreemde taal die ze niet herkende. "Als je deze oplost, mag je de volgende keer met me mee."


Het had haar dagen gekost om de puzzel op te lossen, maar het was heer gelukt. Ziel was niet letterlijk bedoeld, maar eerder als centrum. Het centrum van de mens, of in dit geval het eiland. En aangezien het centrum altijd in het middel lag....
Ze hield haar fakkel in het midden van de deuropening, dus ook in het midden van het eiland. Blijkbaar scheen het licht op iets, was er kwam opeens een deur naar beneden. De tekening van het eiland was nu compleet. Op de deur stond in grote felle letters geschreven: "Koninkrijk Atlantis."

Maiken

Achter haar klonk een vreemd geluid, iets leuk wel weg te zakken in het zand. Toen ze zich omdraaide waren er geen muren meer. Ze stond nu in een lange hal, gevuld met papieren. Als ze niet beter wist, zou ze denken dat dit de bibliotheek van Alexandrië was geweest.
Toch wist ze dat dat niet zo kon zijn. Ze was mijlen vanaf Alexandrië. Bovendien, de tekens die ze las, leken niet op een taal die ze ooit had gezien.

Aan het eind van de hal stond een tafel, waar iets op lag. Uit nieuwsgierigheid liep ze verder richting de tafel. De hal leek wel oneindig lang. Tussen de kasten door, verschenen er ook nog deuren. Zo te zien lag er een heel complex verborgen onder de sfinx en de grond er naast.
Toen ze eindelijk de tafel had bereikt, zag ze dat het geen rol was, zoals ze had zien liggen in de kasten van de 'bibliotheek'. Gretig pakte ze de brief op en begon met lezen.

Beste lezer,

Gefeliciteerd met het vinden van dit bericht. U bent de uitverkorene om ons volk te helpen. Lang geleden kwam een magische profeet bij ons, die ons voorspelde dat ons welvarend koningrijk zou vergaan. Verborgen onder water voor altijd.
Onze technologie is zo goed, dat wij een boog hebben weten creëren om ons te helpen. Deze pijlen moeten echter van buiten af worden geschoten. Niemand van ons volk, kan die kan nemen.
De magiër heeft ons beloofd deze brief te verspreiden en een bezwering erop te doen, die de vinder van deze brief een verlengt leven geeft en de mogelijkheid om elke taal der wereld te lezen. Vind de boog en Atlantis, red ons,

Help!

De bevolking van Atlantis


Ze keek even naar de brief, voordat ze uitbarstte van het lachen. Het was een leuke grap, maar dit kon toch niet waar zijn? Ze voelde zich niet anders.
Na wat nagedacht te hebben draaide ze de brief om. Misschien stond daar wel 'grap', maar het enige wat ze er vond waren instructies. Blijkbaar kon ze hier in deze bibliotheek alles vinden over Atlantis.
'Ik kan het geeneens lezen,' dacht ze, terwijl ze richting de uitgang wou lopen. Opeens stopte ze. Waar ze eerst een heel hoop vreemde telkens had gezien, stond nu een alfabet.
Met trillende handen greep ze een rol en rolde die uit. Bovenaan stond met gouden letters geschreven 'Technologiën van Atlantis'.

Na het lezen van de rol zakte ze neer op de grond. Alles was waar geweest wat tot nu toe was geschreven. Atlantis was inderdaad een beschaving geweest die ver op zijn tijd vooruit was. Ze hadden vliegende objecten. Ook hadden ze geholpen de piramides te bouwen in Egypte. De Egyptenaren hadden dat nooit alleen kunnen doen.
'Maar hoe zijn ze dan vergaan?' vroeg ze zich af, terwijl ze rondkeek. Er lagen verschillende rollen die haar wel interesseerde. Ze greep er één of twee mee, voordat ze terugliep naar de ingang. Nu ze alle talen kon lezen, snapte ze ook wat ze moest doen om weg te komen.
"Dicht," zei ze in het oud Egyptisch. De kamer om haar geen begon weer te veranderen. Ze stond weer voor de sfinx. Buiten leek het of er geen tijd voorbij was gegaan. Zonder aarzeling liep ze weer op het kamp af, ze had een doel gevonden voor haar leven.