Nieuws

Je vindt onze discordserver hier!

Welkom, vreemdeling!

Je kunt inloggen middels de velden hieronder, of jezelf registreren als je dat nog niet hebt gedaan.

Gebruikersnaam: Wachtwoord:
Pagina's: [1]   Omlaag

Auteur Topic: Linqy & Zabulus  (gelezen 1682 keer)

Jnusch

  • Bewoner
  • *****
  • Overwinningen: +16/-50
  • Offline Offline
  • Geslacht: Vrouw
  • Berichten: 21.575
  • If only life could be what in dreams it seems
Linqy & Zabulus
« Gepost op: 24 augustus 2009, 11:37:47 »

"In de verte zag hij dan eindelijk hun bestemming liggen. Hoeveel nachten waren ze nu al onderweg? Hij wist het niet - de tel was hij al dagen geleden kwijtgeraakt. De stekende pijn in zijn been was naarmate hun reis vorderde steeds erger geworden en hij hoopte dat er in het dorp iemand zou zijn die het kon genezen. De afgelopen week waren ze gedwongen een aantal keer per dag te stoppen, enkel om zijn verbanden te verschonen. Ook nu voelde hij het bloed aan zijn been plakken, nat en warm. Als het aan Malinqa had gelegen was hij vervoerd op de wagen, iets waartegen hij hevig had geprotesteerd. Hij was zich er terdege van bewust dat het hen ernstig zou afremmen en uiteindelijk was dat dan ook het enige wat de rest ervan kon weerhouden hem niet eenvoudig weg vast te binden. Tijd was kostbaar en ze waren niet rijk. In tegendeel, elke dag leek korter dan de voorgaande en dat was goed voelbaar aan de stijgende spanning. Wat als ze niet op tijd waren?"
« Laatst bewerkt op: 25 augustus 2009, 20:41:53 door jnusch »
Gelogd

Zabulus

  • Bewoner
  • *****
  • Overwinningen: +36/-81
  • Offline Offline
  • Geslacht: Man
  • Berichten: 14.109
Hoofdstuk 1: Zie de zwerver
« Reactie #1 Gepost op: 25 augustus 2009, 22:36:38 »

Dit is wat de menselijke ziener zei. Ondanks zijn grootse gave zag hij er vreselijk uit. Zelfs voor vodden waren zijn kleren lelijk en vies. Zijn huid was gelig en zijn tanden verrot. Zijn ogen waren echter scherp en verrieden veel wijsheid. Dit alles zei hij tegen een zeer goed uitziende elf, die met een blik van walging naar de ziener keek. De ziener vervolgde: “Dat en meer zie ik in je toekomst Hart. Jij zult je kijk op de wereld omgekeerd zien worden, en balans brengen tussen...." maar voordat ze ziener zijn zin kon afmaken, onderbrak Hart hem. "Hou je mond maar, stinkend mormel. Je bazelt maar wat. Denk je echt dat ik zou optrekken met een mens? Zelfs al is ze prinses van dit land, ik moet niks van haar hebben" en met deze woorden liep hij met ferme passen bij hem weg.

Hart liep zelfverzekerd door Thais. Groots was deze door elven en mensen gestichte stad. Wit was de kleur van haar muren, zwart de kleur van de daken. Druk waren de grijze paden van de stad, want het was die dag markt. Mensen trokken de goederenwagens naar de marktplaats terwijl hun elven-meesters hen begeleidden. Langs de straat zag je hier en daar andere mensen zoals de ziener die hun brood verdienden met velerlei kunsten en vaardigheden, alhoewel er ook genoeg simpele bedelaars tussen zaten. Hart keek ze minachtend aan. Voor hem waren ze niet veel beter dan vee. Hij schonk er geen aandacht meer aan. Hij had belangrijkere zaken aan zijn hoofd. "De Steen der Atani" dacht hij bij zichzelf. Hij moest en zou hem krijgen, koste wat het kost. "Dan zullen al mijn wensen worden vervuld." Met dat doel was hij naar de hoofdstad gekomen.

Het geschal van de koninklijke trompetten was duidelijk te horen. Iedereen draaide het hoofd naar het bordes van het paleis, zelfs Hart, om de elvenprinses Laurelin te aanschouwen. Als een koningin van weleer stond ze voor het volk, zo sterk en statig was haar voorkomen. Met een enkel gebaar gebood ze stilte van de menigte waarna ze met heldere en zingende stem hen toesprak: "Ik groet U, elven van Arnor. Al voor zeven jaar na het overlijden van mijn vader heb ik zijn taken waargenomen. In die tijd heb ik mijn best gedaan om dit rijk om te vormen tot het paradijs dat het nu is!"
Alle elven klapten en juichten hun prinses toe. Met een koude glimlach antwoordde ze. "Dank U. Maar mijn ambtstermijn nadert zijn einde. Mijn halfzus, prinses Malinqa bereikt binnen drie maanden de leeftijd dat ze mag en zal regeren. Er zal dan een groots feest worden gegeven ter ere van de nieuwe koningin. Dus bereidt U allen voor de komst van Uw nieuwe koningin!" en met deze woorden klonken de koninklijke trompetten weer. Dit gaf aan dat de toespraak ten einde was. Binnen de kortste keren was de markt weer in volle gang. Hart had het wel weer gezien. Hij ging naar de taverne op zoek naar een team dat hem kon helpen om de steen te zoeken. En hij kon daar natuurlijk wat elfse schoonheden te bekoren...

(176+523=699)

« Laatst bewerkt op: 26 augustus 2009, 11:17:05 door Zabulus »
Gelogd

Linqy

  • Bewoner
  • *****
  • Overwinningen: +48/-64
  • Offline Offline
  • Geslacht: Vrouw
  • Berichten: 9.824
  • Bad cop!
    • Altijd Zoë
Hoofdstuk 2: Bedriegelijke ontmoeting
« Reactie #2 Gepost op: 9 september 2009, 08:07:03 »

De taverne was gehuld in schemerduister. De weinige lampen die de muren sierden gaven niet genoeg licht om all schaduwen te verjagen. Alles leek bedekt te zijn door een laagje smeer, de taverne was een ontmoetingsplaats voor avonturiers en krijgers, niet voor nette lieden. De kerels hingen over de bar en de tafels, de pinten bier stroomden rijkelijk over hun baarden en kleren. Er was niet veel werk voor avonturiers deze dagen, de schatten van het land behoorden allen aan de elven. En geen van hen was een elf. Die stonden boven avontuur, natuurlijk. Bier was hun manier om de tijd te verdrinken, om hun gedachten af te houden van de wens naar betere tijden. En de barman deed niets liever dan hen helpen dit te doen, hij vulde immers zijn beurs met hun tijdverdrijf.

Een van de hoeken was meer dan de anderen gehuld in duisternis. Een enkel tafeltje stond hier, bezet door maar een persoon. Iemand die niet op zijn plaats scheen in deze omgeving. De zwarte mantel verhulde elke ronding, en de grote kap viel zo ver over het gezicht dat zelfs de mond niet te zien was. De flakkerende kaars op het tafeltje zorgde voor net genoeg licht om te zien dat er wel daadwerkelijk iemand zat.
Malinqa trok de mantel nog iets dichter om zich heen, terwijl ze oppaste dat geen enkel deel van haar de smerige tafel aanraakte. Even vroeg ze zich af waarom ze het had gewaagd hierheen te komen. Het was een groot risico geweest om het paleis te ontsnappen zonder gezien te worden door bewakers. Ze had moeten wachten totdat haar zuster was begonnen aan haar toespraak voordat ze door de achterpoort had kunnen glippen. Ongezien had ze zich door de straten gehaast, op weg naar de enige plaats waar de mannen van haar zuster nooit zouden komen. Een mensentaveerne, diep in de armenwijk. De enige plaats waar ze metgezellen kon vinden voor de reis die ze spoedig zou moeten ondernemen. Krijgers die haar konden beschermen tegen de gevaren onderweg. Nu besefte ze dat dat een slecht idee was geweest. Geen van de mannen hier leek geschikt om zelfs maar zichzelf te beschermen tegen vlooien, laat staan om haar te beschermen tegen alle gevaren die ze zou moeten trotseren om te vinden wat ze zocht.

Enkele seconden later sloeg de deur open. Hart liep binnen, het hoofd hoog geheven. De arrogantie straalde van hem af, en eigenlijk kon niemand hem dat kwalijk nemen. Zonder om zich heen te kijken liep hij naar de bar, waar hij neerplofte op een van de vieze barkrukken. Zijn vuist was amper neergekomen op de bar toen een biertje voor hem op de toog verscheen. De schuimkraag vloeide rijkelijk over de rand van de tinnen kan heen, en vormde een plas voor Hart. Die keek toen pas voor de eerste maal werkelijk om hem heen, nam toen pas de smeerboel en gepeupel in zich op. De blik op zijn gezicht sprak boekdelen. Deze bar... deze mensenbar, was zeker de laatste plaats op de wereld waar hij had gedacht te belanden. Waar hij had willen belanden. Malinqa kon wel lachen, omdat elke gedachte die de elf had duidelijk van zijn gezicht was te lezen. De afschuw, verontwaardiging en minachting waren niet te miskennen, een opvatting die Malinqa kende van veel van de hoogwaardigheidsbekleders die ze op feesten steeds weer tegenkwam. Zelfs haar bekeken ze met minachting, al was ze een koningsdochter. Ze was en bleef een mens.
Het bier, dat hij in een teug achteroversloeg scheen Hart echter WEL te bevallen. En met een beweging van zijn pols bestelde hij snel nog een kan. Even vroeg Malinqa zich af waarom de elf nog niet de taverne uit was gevlucht. Toen viel haar oog op een van de barmeiden. Ook al was ze een mens, blijkbaar had ze het oog van het heerschap weten te vangen. Ze was dan ook, voor mannen in ieder geval, een mooi wezen. Volle rondingen vochten uit alle macht tegen de druk van haar keurslijfje, de rok bolde om een even voloptueus achterwerk. Lange krullen vielen ver over haar schouders, en het zwaar opgemaakte gezichtje had een sensuele uitdrukking. Hart was niet de enige die zijn oog op haar had laten vallen. Alle mannen in de bar hadden de gehele tijd dat Malinqa hier had gezeten pogingen gedaan richting het arme kind. Die scheen het echter niet erg te vinden.

Nu belandde ze op Harts schoot, die met een armbeweging ervoor had gezorgd dat het meisje haar evenwicht had verloren.
Met enigszins dikke tong, van het zware bier dat werd geserveerd, begon hij het jonge ding zijn waardering uit te leggen. Die was echter niet zo gediend van acties als deze, en sloeg van zich af. Een goed geplaatste schop tussen de benen van de elf deed deze in kreunen uitbarsten. Even hing hij dubbelgeslagen op zijn kruk. Het volgende moment was hij opgesprongen, klaar om het meisje uit te kafferen. Jij.... mens.... wijst mij af? Mij? schreeuwde hij, het meisje rijkelijk besprenkelend met speeksel. Het arme kind wist niet wat te doen, niemand haastte zich om haar te helpen.
Malinqa kon dit echter niet aanzien, en stond op. Ergens vond ze het hele gebeuren wel grappig. Maar ze wist hoe zwaar deze belediging moest zijn voor een elf, en besloot op te treden.

Glimlachend, en heupwiegend liep ze naar de bar. Een handbeweging deed de kap van haar mantel achterovervallen, wat een golf van gefluister en gekreun deed opstijgen uit de menigte. Of dit was omdat ze haar herkenden, of vanwege haar buitengewone schoonheid wist ze niet. De krullen van de barmeid waren niets vergeleken bij de waterval van zwarte lokken die haar smalle gezichtje omringden. De volle lippen deden het zwaargestifte pruilmondje van het ding in het niet vallen. En de ogen, een smaragdgroen dat niemand ooit gezien had, konden mannen bewegen tot het doen van dingen die ze anders nooit zouden willen doen. Zonder een woord te zeggen liep ze naar Hart toe, die nog steeds zijn frustratie verbaal botvierde tegen het dienstertje. Een tik op zijn schouder deed hem zich omdraaien, een plagende vinger die langs zijn kaak streek deed hem kalmeren. Het gebaar dat ze maakte, dat hij haar moest volgen, deed hij bijna zonder nadenken. De enige tijd die zat tussen haar gebaar en zijn volgen was de tijd die hij nodig had om enkele munten op de bar te laten vallen. Haastig volgde hij Malinqa naar buiten, zijn interesse gewekt door niet alleen haar gedrag, maar natuurlijk ook haar schoonheid.
Buiten aangekomen was echter geen mens te zien, de straat was leeg, op een zwerver op de hoek na. Ze was verdwenen, wie ze ook was. En hij MOEST weten wie ze was. Hij voelde echter geen behoefte om terug de bar in te gaan, hij was er per ongeluk binnengelopen, en zou die fout geen tweede keer maken. Nu zette hij stevig de pas erin, op weg naar huis, terwijl hij onderweg elk steegje nauwkeurig inkeek. Hij zou haar heus wel vinden, hij had contacten genoeg.

Malinqa stond ondertussen in een portiek, dubbelgevouwen van het lachen. Ze hield haar arm tegen haar maag gedrukt, en de andere hand tegen haar mond om haar geproest te verbergen. Ze had geluk gehad dat ze net de andere kant op was gerend als dat Hart was opgelopen, anders had hij haar vast gezien. Niet dat ze wist wie hij was. Dat interesseerde haar ook weinig. Het enige dat ze had willen doen was metgezellen vinden. Een hopeloze zaak scheen het haar nu toe, want haar enige optie bleek geen optie te zijn. Dan zou ze alleen moeten reizen. Ze had in ieder geval dat meisje geholpen, en dat besef deed haar toch glimlachen toen ze haar kap weer over haar haren trok, en terugvluchtte naar de veilige muren van haar kasteel.
Woorden: 1313+699=2012

« Laatst bewerkt op: 9 september 2009, 09:45:31 door Linqy »
Gelogd

Zabulus

  • Bewoner
  • *****
  • Overwinningen: +36/-81
  • Offline Offline
  • Geslacht: Man
  • Berichten: 14.109
Hoofdstuk 3: Een wijntje meer of minder
« Reactie #3 Gepost op: 28 september 2009, 19:18:11 »

Nog steeds denkend aan de mysterieuze vrouw van de vorige avond stond de hooghartige elf op. Hij had raar gedroomd over die vrouw en een vieze grauwe man,  maar hoe het precies ging weet hij niet meer. Hij schudde de droom van zich af en ging zich voorbereiden op de lange reis. Hij wou zo snel mogelijk vertrekken om zijn dromen uit te laten komen. Wij wist wat hij nodig had en ging naar de markt met haast. Hij wou nog diezelfde dag vertrekken, zo graag wou hij die steen bemachtigen. Maar gelukkig voor hem was Hart een ervaren reiziger en wist hij wat er nodig was voor deze gevaarlijke reis. Al snel vond hij acht menselijke slaven, zes ijzersterke dwergen en een elf als gids. Hij was bekend met de gebergte waar ze naar toe zouden gaan en kende de gevaren als geen ander daar. Provisie en uitrusting voor de heen en terugreis was al geladen in de twee karren. “Morgen bij zonsopgang gaan we vertrekken. Laten we daarom drinken op de goede reis!” zei Hart tegen de gids en de zes dwergen. Met zijn achten waren ze die avond in de kroeg om hun reis goed in te luiden. De slaven waren er uiteraard niet bij. Die zaten aan ketens buiten bij de karren. Het werd al snel een gezellige bedoeling. Veel wijn ging er door de kelen van het gezelschap en al lallend zongen de dwergen vele liederen.

‘Met zijn allen in de bergen’
‘Blijven wij altijd op de been’
‘Wij zijn zo sterk als de oude dwergen’
‘Wij komen overal wel doorheen’

‘Ook al zijn het vieze Trollen’
‘Of ander wezen slecht’
‘Over hen maken wij grollen’
‘Dood gaan ze toch in een gevecht’

‘Onze kracht komt nooit tekort’
‘Geen vijand kan om ons heen’
‘Als we maar krijgen een vol bord’
‘En uiteindelijk de steen’

‘Met zijn allen in de bergen’
‘Zoeken wij een grote schat’
‘Ook al zal het ons veel vergen’
‘Krijgen wij natuurlijk die pracht’

‘Ook al zijn het gemene reuzen’
‘Die ons in de weg staan’
‘Wij kunnen ons verheugen’
‘Om die naar de grond te slaan’

‘Onze kracht spreken wij aan’
‘Om op het einde te zeggen: Daar is ie’
‘Je kunt er van op aan’
‘Dat wij vinden de steen der Atani’

“Hou je mond, domme dwergen” siste Hart hen toe. “Ik denk dat het tijd voor jullie wordt om zo jullie nest in te duiken. Morgen moeten jullie fit zijn voor de reis. Maar Dwergen zijn zelfs als ze dronken zijn zo koppig als een kat dat niet in bad wil. Op alle mogelijke manieren verzonnen ze nog smoesjes en lange verhalen om maar nog even in de kroeg te blijven  hangen. “Ah, kom op Hartje. Nog één wijntje maar” en Hart stond het toe maar ging wel even een frisse neus halen met de gids. “Ik kan af en toe helemaal gek worden van die dwergen. Maar je hebt nu eenmaal krijgers nodig voor een missie zoals deze. Toch Emphamin?”
“Ik kan het niet meer met je eens zijn, mijn beste Hart. Het wordt een gevaarlijke reis, en ik denk dat de gevaren er eerder zullen zijn dan we van te voren gedacht hadden” antwoordde de gids
Hart keer geschokt “Hoe weet je dat? Waar denk je dat de gevaren al kunnen beginnen dan?”
Emphamin zuchtte “Ik weet het niet. Maar we zijn niet meer veilig als we de poorten van de stad verlaten. We mogen geen moment verslappen”
Ze bleven nog even staan kijken naar de half volle maan. Men zegt wel eens dat de maar meer verraad dan je ziet. Hoe ze dat doet is echter een raadsel dat zelfs de wijzen niet hebben opgelost.
“Ik denk dat het tijd wordt om onze kleine vrienden naar bed te sturen. Straks kunnen ze morgen alleen rollend de poorten uit.” glimlachte Hart. “Welterusten Emphamin”
“Welterusten Hart”

Teruggekomen in de kroeg zakte Harts mond tot aan de grond van verbazing. De dwergen hadden niet nog één glas per persoon besteld. Neen, ze hadden één VAT per persoon besteld en hingen allemaal onder het kraantje van hun eigen privé vat wijn. “ZIJN JULLIE HELEMAAL VAN DE POT GERUKT. EN NU GAAN JULLIE NAAR BED STELLETJE DRONKLAPPEN!” Brulde Hart richting de dwergen. Hierop antwoordde de dichtstbijzijnde dwerg: “Maar we m-mochten toch nog ééntjeh hebbben Hartje van me?” gevolgd door een enorme boer.
Hart werd rood van woedde. Hij pakte het vat van diezelfde dwerg en gooide het kapot op het hoofd van de dwerg, die nu volledig doorweekt was met rode zijn. “EN NU GAAN SLAPEN VOORDAT IK ECHT BOOS WORDT”. Met dit commando liepen de dwergen gebroederlijk heen en weer richting de uitgang en hun gemakkelijke bedjes. De laatste dwerg was nog een beetje aan het treuzelen en kreeg als straf voor zijn sloomheid een schop van Hart tegen zijn achterste. Dit voelde hij echter nauwelijks waardoor de dwerg nog even langzaam vooruit kwam als daarvoor. Hart verliet als laatste de taverne. Iedereen kon hartelijk lachen om het net tentoongestelde toneel van Hart en de dwergen en het werd één van de favoriete verhalen van de barman om te vertellen aan nieuwe klanten om ze iets langer aan de bar te houden.

Iedereen behalve Malinqa. Ook zij was weer aanwezig in de kroeg en heeft stil het schouwspel geobserveerd en aandachtig geluisterd. “Zo, dus die elf is ook op zoek naar de steen der Atani?” Misschien dat ik hem dan toch wel kan gebruiken. Een lift is nooit weg” zei ze stilletjes tegen haarzelf en ze vouwde haar handen. Aan haar linkerhand sierde een enkele ring om haar ringvinger. Met haar rechter pink wreef ze gedachteloos over die  ring die ze al heeft sinds de dood van haar vader. Als je goed keek was er een inscriptie te lezen. ‘Zal de slaap eeuwig zijn’ was er geschreven. Het was een onderdeel van de vloek die was uitgesproken over diezelfde ring. Elke dag sinds ze die ring kreeg heeft ze zitten denken en zoeken naar een oplossing om van de vloek verlost te worden. En ze dan eindelijk de oplossing heeft gevonden, heeft ze een rivaal die hetzelfde doel nastreeft. Maar dat maakt niet uit. Ze had al een manier bedacht om het nadeel in haar voordeel te laten werken.

2012 + 1050 = 3062
Gelogd

Linqy

  • Bewoner
  • *****
  • Overwinningen: +48/-64
  • Offline Offline
  • Geslacht: Vrouw
  • Berichten: 9.824
  • Bad cop!
    • Altijd Zoë
Hoofdstuk 4: De Tocht
« Reactie #4 Gepost op: 8 oktober 2009, 11:10:00 »

De groep reizigers was niet bepaald enthousiast. Er werd niet opgewonden afscheid genomen van geliefdes, niet gezwaaid of gegild. Nee, er werd alleen kreunend over hoofden gewreven en geklaagd. De dwergen ondervonden nu de nadelen van een avond flink drinken, en een slechtgehumeurde Hart. Dat waren beiden nu niet echt zaken die een ochtendhumeur bevorderden.
De dwergen zaten op ponies, die net groot genoeg waren voor hun beentjes, zwaar bepakt met voorraden. 2 andere ponies trokken een kar, waar Hart voorop zat, met de teugels in zijn handen. In de kar bevonden zich genoeg wapen en ammunitie om een heel leger te bevoorraden. Ze waren erop voorbereid de steen te krijgen, hoe hard ze er ook voor moesten vechten!

Niemand zag echter de donkere schim die snel onder het zeildoek glipte van de huifwagen, en zich achterin comfortabel maakte tussen de scherpe randen van de zwaarden. Malinqa had besloten zo maar mee te liften, in plaats van netjes te vragen of ze mee mocht. Ze was immers een mens, en die vervelende elf was niet bepaald de meest vriendelijke van zijn ras. Dit was veel makkelijker, en het zou heus niet moeilijk zijn om onopgemerkt te blijven met die suffige dwergen en 1 elf in de buurt.
Zodra ze stopten zou ze weer uit de kar glippen, en zich verstoppen in de buurt, tot ze weer verder trokken. Het zou geen probleem zijn om op die manier met het gezelschap mee te reizen zonder lastige vragen.

Tegen de tijd dat Hart besloot te stoppen was de schemering al gevallen, en vochten de schaduwen om het bezit van de laatste beetjes licht. Niemand keek in de kar, terwijl ze aan de slag gingen met het opzetten van het kamp. De dwergen hadden hun goede humeur weer teruggevonden, en zongen een vrolijk lied terwijl ze de pinnen van de tenten de grond in sloegen. Op het kampvuur borrelde al een hete stoofpot, waar ongetwijfeld menig lekker stuk vlees in dobberde. Malinqa moest het echter doen met een paar stukken brood, en haar kruik met wijn. Ze had besloten gewoon in de wagen te blijven, als wilde ze ontzettend graag haar benen strekken en blaas legen. Ze zou wachten tot ze allemaal sliepen.
Gelogd

Zabulus

  • Bewoner
  • *****
  • Overwinningen: +36/-81
  • Offline Offline
  • Geslacht: Man
  • Berichten: 14.109
Hoofdstuk 5: De vlucht voor de draak
« Reactie #5 Gepost op: 11 oktober 2009, 10:44:34 »

En zo ging het gezelschap richting de bergen. Twee karren achter elkaar geflankeerd door de dwergen aan weerzijde. In de voorste kar zat Emphamin aan de teugels met alle slaven die de kar vooruit trokken. Als gids beheerde hij ook de provisie en de route richting het doel van de reis. Daarachter reed Hart met zijn kar getrokken door de pony’s. Af en toe keek Malinqa naar de rug van Hart om te kijken waar ze heen gingen. Als iedereen sliep, sloop ze naar buiten om haar behoefte te doen, eten en drinken te verzamelen en weer terug te gaan naar haar kar. Met afgrijzen moest ze elke keer weer toezien hoe slecht de slaven het hadden. Maar als ze iets deed voor hen, zou haar aanwezigheid ook verraden worden. Dus deed ze niks. Dag in dag uit voltrok zich dit ritueel zonder dat er iets bijzonders gebeurde. De dwergen zongen in de avond hun liederen, de elven maakten er muziek bij, en de slaven voelden zich ellendig.
De bergen naderden gestaagd en de stemming werd er evenredig minder door. Het was algemeen bekend dat de bergen onheilspellend waren en dat vele slechte wezens daar woonden. Om de stemming nog beter te maken, ging het ook nog eens regenen. Niet de harde regen, maar van dat motregen dat net hard genoeg is om vervelend te zijn. Zeker als je continu buiten bent. Op een avond sloegen ze kamp op vlak voor de kloof die ze door moesten. Ze hadden brood en water aan de slaven gegeven en zelf gingen ze rond het kampvuur zitten. In stilte zaten ze hun krachten te sterken met hun avondeten. Uiteindelijk was het Emphamin die de stilte doorbrak “Dit zal ons laatste kampvuur zijn. Waar we nu naar toe gaan is het niet veilig meer, en we willen zo weinig mogelijk aandacht trekken. Geniet er dus nu van. Nu kan het nog.” Met een zucht antwoordde iedereen om aan te geven dat ze het hadden gehoord en er op verheugden.
“Ik denk dat ik maar ga slapen” zei Hart na nog een uur in stilte de laatste restjes van het avondmaal naar binnen te hebben gewerkt. Langzaam stond hij op en liep naar zijn tent. Maar na een paar meter stak er iets in zijn been, viel hij op één been en schreeuwde hij het uit van de pijn. Naar beneden kijkend zag hij de oorzaak van zijn pijn. Een slecht gemaakte pijl had zijn been doorboord. Hij keek op en zag een groep goblins aan komen rennen. “Te wapen!”schreeuwde Hart tegen iedereen die het kon horen. “Bevrijd de slaven zodat zij ook mee kunnen vechten! TE WAPEN IEDEREEN!” Strompelend rende hij naar de wagen die hij elke keer voorttrok. Hij maakte hem open en tot zijn grote verbazing zag hij daar het meisje van de café. Enkele momenten staarde ze elkaar aan. “Jij” zei Hart nog, meer tegen zichzelf dan tegen iemand anders. Al snel was zijn geest weer bij de hedendaagse werkelijkheid. “Geef ons de wapens aan. Speren en schilden voor de mensen, de dwergen geef je strijdbijlen, en mij en Emphamin geef je bogen en zwaarden. Snel een beetje, voordat we allemaal ten onder gaan!”. Met een vies gezicht maar zonder tegenspraak gaf ze iedereen de benodigde wapens terwijl de goblins kwamen aanstormden.
“Slaven, ga voor staan met jullie speren naar voren. En als jullie stand houden, vermoord ik jullie eigenhandig! Dwergen, wees klaar om aan te vallen. Emphamin, op mijn teken. Wacht. LOS!” en de twee elven schoten pijl na pijl op de vreselijke wezens. Maar ook al vielen ze bij de bosjes, er waren nog veel te veel over en al snel stormden ze op de speren in. Enkelen werden er door doorboord, maar hun linie was gebroken. De dwergen hadden zo een haar dat ze er op inhakten. Verschillende gobelinhoofden werden doormidden gehakt, maar ze werden snel verspreid en ze hadden moeite zich te verdedigen. Drie slaven en twee dwergen waren al gevallen door het groene geweld.
“Iedereen in een cirkel rond mij” schreeuwde Hart. Al snel waren hun linies hersteld, maar werd ook duidelijk dat ze hopeloos in de minderheid waren. “Wij zullen strijden tot de dood om deze vreselijke wezens weg te jagen. Op mijn teken vallen we aan” zie Hart, maar de moed zonk hem in de schoenen. Hij wist dat dit hun dood zou worden. “Drie. Twee. Een. VAL AAN!” maar juist op dat moment kwam er een enorm gebrul dat de grond deed beven. Iedereen, mens goblin, elf en dwerg was bevroren op hun voeten en keek naar waar het vreselijke geluid vandaan kwam. Vanuit het niets rees er een rode draak de lucht in en spuwde vlammen alle kanten op. De goblins vluchtte alle kanten op als kippen zonder kop. Met ontzag keek het gezelschap naar de draak die statig in de lucht bleef hangen en de verschillende kanten op keek waar de gobelins naar toe waren gerent. Nadat de wezens van het kwaad niet meer in zicht waren, loste de draak op als rook door een bries. Toen keken ze naar beneden en zagen Malinqa diep in meditatie. Ze waren gered door de prinses.

3062 + 370 + 862 = 4294
Gelogd

Linqy

  • Bewoner
  • *****
  • Overwinningen: +48/-64
  • Offline Offline
  • Geslacht: Vrouw
  • Berichten: 9.824
  • Bad cop!
    • Altijd Zoë
Het vuur
« Reactie #6 Gepost op: 20 oktober 2009, 10:45:25 »

Malinqa zat geknield tussen de 2 wagens in, zich onbewust van alle blikken die vol ontzag naar haar keken. Ze had haar krachten niet willen gebruiken, ze haatte deze omdat ze haar zo anders maakten. Dit was een van de redenen dat haar zus haar zo graag dood wilde hebben, jaloers als ze was op alles dat Malinqa wel had gekregen, dat zij wilde hebben. Dit was de reden geweest van de vloek.

Het gebruiken van de magie die ze sinds haar vroege jeugd had gehad putte haar altijd uit. Ook al kon ze het niet alleen gebruiken ten tijde van gevechten, deed ze er verder niets mee.
Vroeger had ze altijd draakjes opgeroepen om mee te spelen, als haar zuster haar weer buitensloot bij de spelletjes die ze op de paleispleinen deden. Een draakje beschermde haar tijdens het slapen, de wacht houdend op haar nachtkastje, of zwevend door de kamer. Vroeger kostte het haar minder moeite, toen was zij en haar draakjes nog klein geweest. Nu, bij deze gigantische draak, had ze bijna al haar kracht en energie moeten gebruiken. Ze deed een poging om op te staan, vast van plan om de groep te verlaten en zelf ergens kamp op te slaan. Ze was niet bang dat de goblins terug zouden keren, het ware laffe wezens, die dachten een makkelijke prooi te kunnen verslinden.

Ze was echter niet in staat genoeg kracht te vinden om op haar benen te blijven staan, en viel terug in dezelfde houding als ze had gezeten. Haar handen bibberden, ze had de afgelopen dagen weinig rust en voedsel gehad, en de inspanning was gewoon te groot geweest.
Niemand had nog gesproken, ze stonden haar allemaal aan te staren, hun ogen groot van verbazing, zelfs Hart die had geweten dat ze er was.
Toen kwam een van de dwergen voorzichtig naar haar toe, waarna ook de anderen voorzichtig een stap vooruit deden. Voor Malinqa besefte wat er gebeurde was ze het korte stukje van de grond getild dat mogelijk was voor de dwergen, en werd ze hoog boven hun hoofden naar het kampvuur gedragen. Ze juichten en zongen haar toe, toen ze haar neerplantten op een van de houtblokken die even daarvoor nog als banken hadden gediend. Vanuit het niets verscheen er een bord vol voedsel en een beker wijn voor haar neus, die blijkbaar uit het strijdgewoel gered hadden kunnen worden. Zonder op te letten op wat er verder gebeurde begon Malinqa te eten. De roep van haar maag was niet te weerstaan. De rest ging aan het werk om een eindje verderop de lijken op te stapelen, en vervolgens aan te steken. Een vreugdevuur kon het niet genoemd worden, omdat ze ook 2 van hun vrienden en 2 slaven moesten begraven, maar ze konden het niet over hun hart verkrijgen  ze op hetzelfde vuur te gooien als de verderfelijke goblins.

Toch was de stemming vrolijker dan verwacht toen ook de dwergen en zelfs Hart zich bij het vuur voegden. De elf deed geen moeite zijn slechte humeur te verbergen, en Malinqa wist dat de meeste van zijn boze gevoelens richting haar gericht waren. Hij toonde geen dankbaarheid voor haar acties, maar vond dat zij geen recht had om hier te zijn. Een mens, die niet behoorde tot de slaven, in zijn wagen?
Ze had geprofiteerd van hem en de zijnen, en hij vond haar redding niet betaling genoeg.
                                                                                                                                                     4294+566=4860


Gelogd
Pagina's: [1]   Omhoog