De taverne was gehuld in schemerduister. De weinige lampen die de muren sierden gaven niet genoeg licht om all schaduwen te verjagen. Alles leek bedekt te zijn door een laagje smeer, de taverne was een ontmoetingsplaats voor avonturiers en krijgers, niet voor nette lieden. De kerels hingen over de bar en de tafels, de pinten bier stroomden rijkelijk over hun baarden en kleren. Er was niet veel werk voor avonturiers deze dagen, de schatten van het land behoorden allen aan de elven. En geen van hen was een elf. Die stonden boven avontuur, natuurlijk. Bier was hun manier om de tijd te verdrinken, om hun gedachten af te houden van de wens naar betere tijden. En de barman deed niets liever dan hen helpen dit te doen, hij vulde immers zijn beurs met hun tijdverdrijf.
Een van de hoeken was meer dan de anderen gehuld in duisternis. Een enkel tafeltje stond hier, bezet door maar een persoon. Iemand die niet op zijn plaats scheen in deze omgeving. De zwarte mantel verhulde elke ronding, en de grote kap viel zo ver over het gezicht dat zelfs de mond niet te zien was. De flakkerende kaars op het tafeltje zorgde voor net genoeg licht om te zien dat er wel daadwerkelijk iemand zat.
Malinqa trok de mantel nog iets dichter om zich heen, terwijl ze oppaste dat geen enkel deel van haar de smerige tafel aanraakte. Even vroeg ze zich af waarom ze het had gewaagd hierheen te komen. Het was een groot risico geweest om het paleis te ontsnappen zonder gezien te worden door bewakers. Ze had moeten wachten totdat haar zuster was begonnen aan haar toespraak voordat ze door de achterpoort had kunnen glippen. Ongezien had ze zich door de straten gehaast, op weg naar de enige plaats waar de mannen van haar zuster nooit zouden komen. Een mensentaveerne, diep in de armenwijk. De enige plaats waar ze metgezellen kon vinden voor de reis die ze spoedig zou moeten ondernemen. Krijgers die haar konden beschermen tegen de gevaren onderweg. Nu besefte ze dat dat een slecht idee was geweest. Geen van de mannen hier leek geschikt om zelfs maar zichzelf te beschermen tegen vlooien, laat staan om haar te beschermen tegen alle gevaren die ze zou moeten trotseren om te vinden wat ze zocht.
Enkele seconden later sloeg de deur open. Hart liep binnen, het hoofd hoog geheven. De arrogantie straalde van hem af, en eigenlijk kon niemand hem dat kwalijk nemen. Zonder om zich heen te kijken liep hij naar de bar, waar hij neerplofte op een van de vieze barkrukken. Zijn vuist was amper neergekomen op de bar toen een biertje voor hem op de toog verscheen. De schuimkraag vloeide rijkelijk over de rand van de tinnen kan heen, en vormde een plas voor Hart. Die keek toen pas voor de eerste maal werkelijk om hem heen, nam toen pas de smeerboel en gepeupel in zich op. De blik op zijn gezicht sprak boekdelen. Deze bar... deze mensenbar, was zeker de laatste plaats op de wereld waar hij had gedacht te belanden. Waar hij had willen belanden. Malinqa kon wel lachen, omdat elke gedachte die de elf had duidelijk van zijn gezicht was te lezen. De afschuw, verontwaardiging en minachting waren niet te miskennen, een opvatting die Malinqa kende van veel van de hoogwaardigheidsbekleders die ze op feesten steeds weer tegenkwam. Zelfs haar bekeken ze met minachting, al was ze een koningsdochter. Ze was en bleef een mens.
Het bier, dat hij in een teug achteroversloeg scheen Hart echter WEL te bevallen. En met een beweging van zijn pols bestelde hij snel nog een kan. Even vroeg Malinqa zich af waarom de elf nog niet de taverne uit was gevlucht. Toen viel haar oog op een van de barmeiden. Ook al was ze een mens, blijkbaar had ze het oog van het heerschap weten te vangen. Ze was dan ook, voor mannen in ieder geval, een mooi wezen. Volle rondingen vochten uit alle macht tegen de druk van haar keurslijfje, de rok bolde om een even voloptueus achterwerk. Lange krullen vielen ver over haar schouders, en het zwaar opgemaakte gezichtje had een sensuele uitdrukking. Hart was niet de enige die zijn oog op haar had laten vallen. Alle mannen in de bar hadden de gehele tijd dat Malinqa hier had gezeten pogingen gedaan richting het arme kind. Die scheen het echter niet erg te vinden.
Nu belandde ze op Harts schoot, die met een armbeweging ervoor had gezorgd dat het meisje haar evenwicht had verloren.
Met enigszins dikke tong, van het zware bier dat werd geserveerd, begon hij het jonge ding zijn waardering uit te leggen. Die was echter niet zo gediend van acties als deze, en sloeg van zich af. Een goed geplaatste schop tussen de benen van de elf deed deze in kreunen uitbarsten. Even hing hij dubbelgeslagen op zijn kruk. Het volgende moment was hij opgesprongen, klaar om het meisje uit te kafferen. Jij.... mens.... wijst mij af? Mij? schreeuwde hij, het meisje rijkelijk besprenkelend met speeksel. Het arme kind wist niet wat te doen, niemand haastte zich om haar te helpen.
Malinqa kon dit echter niet aanzien, en stond op. Ergens vond ze het hele gebeuren wel grappig. Maar ze wist hoe zwaar deze belediging moest zijn voor een elf, en besloot op te treden.
Glimlachend, en heupwiegend liep ze naar de bar. Een handbeweging deed de kap van haar mantel achterovervallen, wat een golf van gefluister en gekreun deed opstijgen uit de menigte. Of dit was omdat ze haar herkenden, of vanwege haar buitengewone schoonheid wist ze niet. De krullen van de barmeid waren niets vergeleken bij de waterval van zwarte lokken die haar smalle gezichtje omringden. De volle lippen deden het zwaargestifte pruilmondje van het ding in het niet vallen. En de ogen, een smaragdgroen dat niemand ooit gezien had, konden mannen bewegen tot het doen van dingen die ze anders nooit zouden willen doen. Zonder een woord te zeggen liep ze naar Hart toe, die nog steeds zijn frustratie verbaal botvierde tegen het dienstertje. Een tik op zijn schouder deed hem zich omdraaien, een plagende vinger die langs zijn kaak streek deed hem kalmeren. Het gebaar dat ze maakte, dat hij haar moest volgen, deed hij bijna zonder nadenken. De enige tijd die zat tussen haar gebaar en zijn volgen was de tijd die hij nodig had om enkele munten op de bar te laten vallen. Haastig volgde hij Malinqa naar buiten, zijn interesse gewekt door niet alleen haar gedrag, maar natuurlijk ook haar schoonheid.
Buiten aangekomen was echter geen mens te zien, de straat was leeg, op een zwerver op de hoek na. Ze was verdwenen, wie ze ook was. En hij MOEST weten wie ze was. Hij voelde echter geen behoefte om terug de bar in te gaan, hij was er per ongeluk binnengelopen, en zou die fout geen tweede keer maken. Nu zette hij stevig de pas erin, op weg naar huis, terwijl hij onderweg elk steegje nauwkeurig inkeek. Hij zou haar heus wel vinden, hij had contacten genoeg.
Malinqa stond ondertussen in een portiek, dubbelgevouwen van het lachen. Ze hield haar arm tegen haar maag gedrukt, en de andere hand tegen haar mond om haar geproest te verbergen. Ze had geluk gehad dat ze net de andere kant op was gerend als dat Hart was opgelopen, anders had hij haar vast gezien. Niet dat ze wist wie hij was. Dat interesseerde haar ook weinig. Het enige dat ze had willen doen was metgezellen vinden. Een hopeloze zaak scheen het haar nu toe, want haar enige optie bleek geen optie te zijn. Dan zou ze alleen moeten reizen. Ze had in ieder geval dat meisje geholpen, en dat besef deed haar toch glimlachen toen ze haar kap weer over haar haren trok, en terugvluchtte naar de veilige muren van haar kasteel.
Woorden: 1313+699=2012