Weerwolven van Wakkerdam

Alleen voor de beheerders => Verhalenwedstrijd => Verhalen => Prullenbak => Archief => Topic gestart door: Jnusch op 18 april 2009, 15:04:26

Titel: Morana & Lola - Zijn er nu dan echt klaar voor
Bericht door: Jnusch op 18 april 2009, 15:04:26
Sprookje 1
Titel: Re: Morana & Lola - Zijn er nu dan echt klaar voor
Bericht door: Morana op 29 april 2009, 13:25:54
"Lieve kinderen," begon oma zachtjes, "Het sprookje dat jullie nu gaan horen is al heel oud. Toen ik nog een jong meisje was vertelde mijn oma het aan mij en zij had het weer van haar oma gehoord. Luister maar goed, dan kunnen jullie het later doorvertellen aan jullie eigen kleinkinderen. Het verhaal van de magische brug...

Er was eens, lang geleden een klein dorpje, langs de oever van een rivier. Er waren altijd wel mensen op straat, wat een gezellige sfeer creëerde. Iedereen kende elkaar en als iemand eens hulp nodig had, was er altijd wel een ander die daarvoor klaar stond. Zo hielp de dokter ook wel eens op het land bij de boeren, of hielp een boer de bakker in de vroege ochtend om een aantal broden weg te brengen naar de klanten, als de bakker het eens erg druk had. Zo had iedereen op zich een eigen taak in het dorp, maar als het zo uitkwam, was niemand te beroerd om eens zijn handen uit de mouwen te steken om iets anders te doen.
Zo was er in de winter, na het smelten van de sneeuw een overstroming geweest, waardoor een groot deel van de oogst mislukt was. De boeren hadden het moeilijk en riepen de hulp in van de andere dorpelingen tijdens een dorpsvergadering. Veel voorraad had het dorp niet, dus het bleek al snel dat het een moeilijk jaar zou worden zonder veel voedsel. Echter, Janus, een van de jagers uit het dorp had en andere optie: "Kijk, we kunnen in ieder geval proberen zoveel mogelijk dieren te vangen. Onze eigen koeien, varkens en schapen kunnen wen niet massaal slachten, maar als er af en toe een hert voorbij komt zijn we toch ook alweer voor een deel gered?"
"Daar heb je gelijk, Janus," zei een van de boeren. "Maar je moet bedenken, dat je sowieso al de afgelopen jaren hebt gejaagd op de herten en alhoewel dat vorig jaar en welkome afwisseling was, denk ik niet dat we het erop zullen redden."
De dorpelingen kwamen echter niet op een andere oplossing en zo was het dat er eigenlijk geen extra maatregelen werden genomen en ze maar afwachtten wat er komen zou. Wat er kwam, was honger. Veel honger, want er was eigenlijk maar genoeg voedsel voor de helft van de dorpelingen en dit moesten ze met iedereen delen.
Ook bij Janus thuis was er veel last van de armoede en op een avond sprak hij erover met zijn vrouw, toen ze net het laatste stukje brood aan zijn kleine zoontje van 3 jaar hadden gegeven. Zijn vrouw merkte echter op dat er één vrouw was die altijd eten scheen te hebben. "Die van de overkant, die oude vrouw aan de andere kant van de rivier, zij lijdt geen honger, ze heeft altijd overal genoeg van!"
De wenkbrauwen van Janus schoten omhoog. "Zij heeft genoeg? Waarom deelt ze het dan niet met ons? Ze weet toch hoe moeilijk we het hebben!" Kwaad liep hij van tafel en riep een stel vrienden bij elkaar. Die oude vrouw hield alles voor zichzelf, terwijl hun gezinnen, hun vrouwen en kinderen aan het verhongeren waren! Als ze het dan niet wilde delen, dan moesten ze het maar zelf gaan halen. Aangezien het toch avond was en de groep van zeven mannen niet opviel in het donker, besloten ze meteen de brug over te steken en het fruit en de groentes uit de tuin aan de overkant te halen. Die vrouw had meer dan ze zelf op kon! Als ze het nu weghaalden, konden hun gezinnen vanavond nog hun buiken vullen.
Zo liep de groep in het donker en vulde hun buidels met zoveel voedsel als ze maar dragen konden. Voldaan van hun strooptocht, keerden zij via de brug weer huiswaarts om hun gezinnen het eten te geven. Ook de buren negeerden zij niet en deelden hier eten aan uit. De vreugde onder de dorpsbewoners was groter dan mogelijk is om te beschrijven, want eindelijk hadden ze weer hoop gekregen, eindelijk was het gevoel van de eeuwig durende honger verdreven!
Dat deze pret niet voor eeuwig kon duren werd de volgende dag pijnlijk duidelijk. De oude vrouw, van wie de tuin was, stond gekleed in een groene jurk en met wijd opengesperde ogen te tieren op het dorpsplein. "Jullie.. dieven! Mijn voedsel, mijn tuin, jullie hebben alles leeggeroofd!"
Haar gekrijs wekte de aandacht van alle bewoners, ook diegenen die nog in hun huis zaten, zodat al snel het hele dorpsplein vol stroomde met mensen. "Jullie zullen nooit meer een stap over mijn brug zetten, daar zorg ik voor," schreeuwde de vrouw verder en met ieder woord leek haar gezicht wel nog meer rimpels te krijgen dan ze eerst al had. Toen viel haar blik op de mannen die haar tuin hadden leeggehaald. Alsof het op hun voorhoofd stond geschreven dat zij de daders waren, wees de vrouw hen stuk voor stuk aan. "Jullie.. zullen gestraft worden." Prompt veranderden de mannen in bomen met lange dunne takken. De dorpsbewoners raakten in paniek en de vrouwen van de betoverde mannen weenden zachtjes, maar durfden niet tegen de heks in te gaan. Ergens had de vrouw gelijk gehad, dat het slecht was om te stelen, maar deze straf.. dit was veel erger dan de honger die het dorp eerst gekend had en waarin het nu weer zou afzakken.
De woorden van de heks dat niemand meer een stap over de brug zou zetten, bleven nagalmen in de oren van de dorpsbewoners. De meest wilde verhalen staken de kop op, wat er kon gebeuren als je dat wel deed en daarom bleef iedereen ook voor jaren weg van de brug.

947 woorden
Titel: Re: Morana & Lola - Zijn er nu dan echt klaar voor
Bericht door: LolaxLita op 16 mei 2009, 17:16:26
'5 jaar later heerste er in het dorpje nog steeds de hongersnood.. de honger begon steeds erger te worden, de oogsten van de boeren bleven mislukken, en niemand begreep waarom.. de volwassenen in het dorpje waren moe en futloos.. de kinderen speelden amper nog op straat.. allen waren verzwakt door de magere jaren en vooral door de honger.. en nog steeds durfde niemand zich ook nog maar in de buurt van de heks en haar vervloekte brug te wagen.. maar toen..'

Dromerig liep de kleine Rosalinde haar veilige kamertje uit, weg uit haar knusse huisje, regelrecht begaf ze zich op de arme straten van het arme dorpje waarin ze was geboren. Haar maag rommelde al de hele dag lang, maar door al dat gefantaseer van haar had ze het knagende gevoel in haar lege maag even doen vergeten.. naar haar gevoel had ze al minstens twee dagen nauwelijks gegeten. Ze had de hele dag op haar kleine bedje van stro gelegen in haar kleine en knusse kamertje, en gefantaseerd over dappere ridders die mooie prinsessen redden uit bewaakte kastelen, en woeste draken die hen met hun brandend vuur probeerden te doden. Dat hielp een beetje om haar honger te stillen, want haar vader wilde immers niet dat ze om de haverklap naar hem toe ging om wat te eten te halen. Dromerig staarde ze voor zich uit. Ze sjokte langzaam door de verlaten straten, die deze dagen ook niet meer zo zwaar bevolkt waren. Toch kwam ze een paar bekenden tegen, die ze met haar grote onschuldige kinderoogjes nieuwsgierig aanstaarde. Niemand scheen erg vrolijk te zijn deze dagen, niemand had nog zin om met haar te spelen. Ze zag de bakker, de smid, en zelfs de priester van het dorp voorbijkomen.. allen waren broodmager, en ze keken zo ontmoedigd dat ze het kleine, maar door de dorpsbewoners zeer geliefde meisje niet eens schenen op te merken. Rosalinde voelde nog steeds de vervelende steken in haar maag.

Haar moeder had ze het vorige jaar verloren, toen ze nog maar 7 aar oud was, ze was gestorven aan een ernstige ziekte. Nu was ze inmiddels al acht jaar oud, maar erg veel groeiend deed ze niet. Ze had haar moeder vaak gemist, en nog steeds op sommige momenten was ze zelfs even vergeten dat haar moeder niet meer bij haar was. Op dat soort momenten dacht Rosalinde dan dat haar moeder haar gewoon op die zelfde avond in haar bedje zou komen instoppen, om haar een van haar mooie verhalen te vertellen. Maar dat gebeurde natuurlijk niet.. en dan drong de waarheid met een klap in haar kinderziel door. Mama was weg. Voor altijd weg. Maar gelukkig had ze dan altijd nog haar vader, die haar op dat soort momenten als enige kon troosten. Haar vader was echter zeer belangrijk man in het dorp. Hij was namelijk de burgemeester, maar hij was alsnog niet veel rijker aan voedsel dan de andere dorpsbewoners, maar hij was ook altijd bezig met zijn werk. De oogst in het dorp scheen al 5 jaar achter elkaar grandioos te mislukken, elk jaar maar weer, en de dorpbewoners leefden dus het hele jaar door op een schaars aantal van voedsel. Vooral in de winter, wanneer het dorpje onder een dikke laag sneeuw lag, was dit nauwelijks uit te houden. Er stierven jaarlijks redelijk veel mensen omdat ze niet genoeg voedsel hadden, alles sinds dat ene jaar, dat jaar waarin zij nog maar net 3 jaar oud was geweest.

Ze had de dorpsbewoners er vaak over horen vertellen wat er toen gebeurd zou moeten zijn, dat ze toen eten in overvloed hadden gehad, nadat ze het van een heks hadden gestolen.. die de dieven toen vervolgens woedend had gestraft. Of het misschien ook door de heks zou komen dat ze nu al 5 jaar honger leden, werd ook vaak rond gefluisterd in het verhongerende dorpje. De heks die al deze hele ellende veroorzaakt zou hebben, woonde nu nog steeds in het kleine dorpje, en haar tuin met de bomen waaraan overheerlijke vruchten hingen stonden er nog steeds, maar geen mens durfde ook maar over haar brug te gaan om deze paradijselijke tuin te kunnen bereiken, ze durfden zelfs niet meer langs het hutje van de heks te lopen, bang voor de heks en bang, dat wanneer ze de brug die de heks jaren geleden vervloekt zou hebben overstaken, ze voor eeuwig vervloekt zouden zijn, net zoals het groepje jagers dat toen der tijd de vruchten uit hongersnood ongevraagd uit de tuin van de heks hadden gestolen.

In Rosalinde oren klonk dit allemaal maar als een mooi sprookje, waar ze verder niet zoveel mee deed. Ze was immers nog maar in kind, ze dacht dat de wereld een groot sprookje was, een groot avontuur, waar zij ook deel van uit maakte. Wanneer ze eenmaal honger had, ging ze naar haar vader toe die in zijn werkplaats, het stadhuis van het dorpje, meestal wel wat te eten had voor haar klaar had liggen. Haar vader verbleef overdag tot 's avonds laat meestal in het stadshuis om te werken, terwijl hij zijn dochtertje Rosalinde achter liet in hun kleine knusse huisje ergens in het dorp. Rosalinde was dus vaak alleen thuis en was dus meer in het dorp te vinden, omdat ze in het huisje gek werd van de eenzaamheid. Voor een 8 jarig kind was ze best wel zelfstandig, maar ze bezat nog steeds de goedgelovigheid en de makkelijke misleidbaarheid van een klein kind.

Wat het dorp jammerlijk niet wist was dat de burgemeester stiekem nog wat eten achter de hand had gehouden, dat alleen bestemd was voor hem en zijn familie. Hoewel het niet zoveel was, was het wel een gemene rotstreek, want in het dorpje gelde namelijk een belangrijke regel: Iedereen moest al het eten dat ze hadden, eerlijk onder elkaar verdelen. Rosalinde's vader, de burgemeester, brak dus eigenlijk deze wet, omdat hij een klein voorraadje eten achterhield. Hij was een goede zakenman, geen gemeen en zelfzuchtig iemand, maar wel iemand die vond dat hij in tijden van nood vooraan stond, hij was immers de burgemeester! Rosalinde, zo klein en onschuldig als ze was, had er natuurlijk nooit bij stilgestaan waar haar vader al die lekkernijen plots vandaan haalde wanneer ze honger had, zoveel eten was immers nergens anders in het dorp te vinden, en iedereen zag er zo uitgehongerd uit! Maar ja, daar dacht ze niet zoveel over na, zolang haar maag maar ophield met knorren. Haar vader had haar doen beloven dat ze er niks over moest zeggen tegen anderen, dat ze te eten van hem kreeg in het stadhuis. Waarom ze dat moest doen begreep ze niet helemaal, maar gehoorzaam als ze was had ze het hem beloofd. Verder zag ze haar vader ook niet zo vaak, want in het stadhuis mocht ze van niet zo lang blijven, omdat ze hem dan teveel van zijn werk zou afleiden. Ze was dus blij met de keren dat ze in het stadhuis mocht komen om te eten, dan zag ze haar vader immers ook wat vaker, de enige die ze nog had uit haar familie.

Sloffend van de honger was ze op weg naar het stadhuis van haar vader. Bij de gedachte dat ze  weer iets te eten zou krijgen en dat ze haar vader zou zien schoot een soort van kleine stoot van vreugde over haar koude kleine kinderlichaampje. Hoe dichter ze het stadhuis naderde, hoe vrolijker ze werd. Voorzichtig begon ze te huppelen, haar lange blonde vlechtjes achter zich aan wapperend in de snijdende wind, en met haar grote bruine pretoogjes keek ze naar de omgeving die ze passeerde. Ze zag mensen uit hun ramen staren en schimmig naar haar glimlachen, het vrolijke meisje was voor de door de honger verzwakte dorpsbewoners een feest om naar te kijken. Huppelend, nu meer dansend, ging ze vrolijk verder, door alle straten en uithoeken van het dorp. Ze had geen idee meer waar ze heen ging, een opgewonden gevoel overmeesterde haar, en voerde haar benen alle kanten uit, dwars door het dorpje heen, waarbij ze bijna uit haast en opgewondenheid een paar sloffende dorpsbewoners omver liep. Schaterend van vreugde bewoog ze zich steeds verder en verder van het stadhuis dan ze wou, ze had geen controle meer over zichzelf, ze voelde zich vrij, roekeloos, vol avontuur.. De straten die ze in haar dwaas passeerde werden steeds nauwer, en ze kwam steeds minder mensen tegen.. plots bleef ze abrupt stilstaan. Ze hijgde zachtjes en keek verbaasd om zich heen. Haar voeten bleven stil staan, haar opgewondenheid dat nog zojuist meester over haar was geweest was plots spontaan verdwenen, en nergens om haar heen zag ze meer mensen lopen, ze herkenden zelfs geen huizen in deze uithoek van het dorp..

Ze tuurde verbaasd door het straatje waarin ze zich nu bevond, aan de rand van het dorp.. had haar vader haar niet gezegd dat ze niet naar de rand van het dorp mocht gaan? Opeens werd Rosalinde overmeesterd door een nieuw gevoel, dit keer geen opgewondenheid, maar angst. 'Waar ben ik?' Prevelde ze angstig. 'Papa? Waar ben ik?!' Geteisterd door de angst rende ze doodsbenauwd door de verlaten straat. Ik moet weg hier! Dacht ze wanhopig. Papa, ik wil naar papa toe! Waar ben ik? In dit deel van het dorp was ze nog nooit geweest, nergens in het dorp was het zo stil, zo verlaten.. Ze bleef haperend stilstaan en barstte geschrokken in huilen uit. Geschrokken van haar eigen emotie ging ze jankend op de grond zitten en verborg snikkend haar hoofd tussen haar knieën. 'Ik wil naar huis!' Schreeuwde ze, snikkend uit wanhoop. Haar wanhoopskreet galmde zachtjes door de straten.. Het vreemde was dat niemand haar scheen te hoorde, en nog vreemder was dat er niemand in de weide omgeving te bekennen was, terwijl het toch echt zeker was dat ze zich nog steeds in haar geboortedorp bevond. Wat voor soort waanzin had haar hierheen geleid?!

Opeens voelde ze dat een ruwe hand voorzichtig haar schouder aanraakte. Geschrokken wou ze zich omdraaien, maar twee ruwe handen grepen plots haar kleine engelengezichtje vast, en draaiden haar gezicht voorzichtig de andere kant op. De tranen stroomden over haar wangen, en ze wou gillen, maar er kwam geen geluid meer uit haar mond. Verschrikt sperde ze haar ogen weid open, eerst van de schrik, maar daarna van verbazing over het gene wat ze voor haar zag. Haar mond viel open en ze staarde bevend naar het geen wat ze voor zich zag. Wat ze nu aanschouwde, had ze in haar hele leven alleen maar kunnen dromen.. zo mooi was het! Voorzichtig lieten de ruwe handen haar kleine gezichtje los. Verschrikt veegde Rosalinde haar tranen van haar gezicht, ze sprong in een ruk op, en keek verwonderd naar de gene die plots achter haar was verschenen. Dit moest een wonder zijn!

1808 + 947 = 2755 woorden!