Proloog
Het gehobbel en gekraak van de zware huifkar klonken Archibald als muziek in de oren. Sinds hij had uitgevonden hoe mooi het was om de paarden voor de huifkar te laten rennen tijdens de reis, had hij al wekenlang niets anders gedaan dan zijn halflange haar in de wind laten wapperen.
Nog éénmaal haalde hij de zweep uit. Dit was pas genieten. De paarden gaven alles en in recordtempo was hij aan het eind van het pad dat hem naar zijn veeboerderij leidde.
Voldaan maakte hij de huifkar los en tuigde hij de paarden af. Het was hem het ritje wel geweest. De paarden waren wel aan rust toe. Hij leidde ze naar de stallen en deed wat water in een grote bak. Terwijl hij ze op de nek klopte en zich omdraaide om zijn vrouw Margaretha te begroeten, kwam zijn zoon op hem afgerend. Hij toverde een gemeende glimlach op zijn mond en strekte zijn armen al uit om zijn zoon erin te ontvangen. Die beantwoordde dit echter niet. In zijn hand had hij een brief en liet deze aan zijn vader zien. Een nieuwsgierige blik in zijn ogen vertelde alles, maar hij vroeg het alsnog: “papa, wat is dit?” Zijn zoon was te jong om te kunnen lezen, dus hij moest dat eerst doen voordat hij die vraag kon beantwoorden.
Zijn ogen flitsten over het papier en werden groter naarmate hij vorderde in de brief. Een wedstrijd? “Jongen, waar heb je dit vandaan?”
“Eeh, oja.” Hij toverde een pijl achter zijn rug vandaan. “Kijk, hier zat hij aan vast. Aan de achterkant van de huifkar.” Hij bood zijn vader de pijl aan, die er alleen maar argwanend naar keek. Wat was dit voor geheimzinnige actie?
“Geef maar aan papa, Wilco. Ik weet niet wat het is. Ik ga het er nog even met mama over hebben.”
(309 + 0 = 309)
Hoofdstuk 1:
Het idee van een race was al jaren terug in hem opgekomen. Nadat het tijden in zijn hoofd had rondgespookt dit plan ten uitvoer te brengen, had hij vier maanden geleden dan eindelijk de knoop doorgehakt. De wedstrijd moest nu echt maar eens gaan aanvangen. Na de nodige voorbereidingen te hebben getroffen (verschillende stadjes moesten op de hoogte werden gebracht en overtuigd worden van het belang van de race), begon hij aan de uitnodigingen. Uiteraard moest het allemaal enigszins mysterieus blijven, want als de deelnemers ook maar het flauwste vermoeden zouden krijgen van wie de organisator van de race zou kunnen zijn, zouden zij niet eens overwegen hun spullen op te pakken en zich in te schrijven voor deze uitputtingslag dwars door Amerika...
Hoewel publiciteit moeilijk te verkrijgen was (telegrams schoten nu eenmaal niet echt op, er moest toch een effectievere manier zijn boodschappen over te brengen), zou het van cruciaal belang zijn in zijn plan. Niet alleen zouden de verschillende stadjes hun samenwerking beëindigen, als er niet genoeg publiciteit zou zijn, ook de inwoners van het hele land moesten weten wat hier aan de hand was. Anders zou de hele onderneming alsnog voor niets geweest zijn.
Terwijl hij zich wederom over de uitnodigingen boog, van de kandidaten die hij met zorg had uitgekozen, besloot hij dat dit onderwerp maar op een ander moment moest wachten. Hij had een strak tijdschema waar ze absoluut niet van af zouden kunnen wijken, omdat de organiserende stadjes alles uit de kast zouden halen de intochten van de deelnemers groots aan te pakken, en hij zeker wist dat hij het met zijn leven zou moeten bekopen als er om welke reden dan ook, geen doorgang zou worden gegeven aan de race. Vandaar dat het cruciaal was dat alle personen die hij aangeschreven had (elf in het totaal), allemaal mee zouden doen. Terwijl hij zijn laatste brief oprolde en in een koker opborg en via een zoveelste telegram bevestigde dat de race was begonnen, besefte hij dat die deelname onmogelijk een probleem kon zijn. De mensen die hij had aangeschreven, konden dit aanbod echt onmogelijk weigeren.
(353 + 309 = 662)
Hoofdstuk 2:
Natuurlijk was het pure chantage, maar aan de andere kant was het voor Chiko Kanto de manier eindelijk zo rijk te worden als zij zich dit voorkomen. Van vroeger uit had zij het buitenhuis met paleisachtige trekjes van de familie over kunnen nemen, maar het resterende familiekapitaal had zij in een hoog tempo erdoorheen gejaagd. In feite kon zij nog net haar butler betalen, maar het was de vraag hoe lang deze nog niets door zou hebben. Misschien had Charles zelfs al lang door dat Chiko in feite bijna blut was, maar besloot hij er niks van te zeggen zolang hij zijn karig loontje nog kreeg.
Hoe ze erachter waren gekomen dat zij nauwelijks nog geld bezat wist ze niet, maar ze wist wel dat dit de kans van haar leven was. Of beter gezegd: als ze deze kans niet zou grijpen, was haar leventje voorbij en kon ze verder een teruggetrokken bestaantje gaan in de een of andere arbeiderswijk. Hoogstwaarschijnlijk moest ze dan ook nog eens zelf aan het werk gaan en als er één ding was waar Chiko niet aan moest denken, dan was het wel werken. Na het ontvangen van de brief, waarin om haar deelname werd gevraagd, vroeg zij zich af met welk vervoersmiddel zij de meeste kans zou maken. Uiteindelijk besloot zij dat haar gouden koets (goed trouwens dat die nooit getaxeerd is, want hij is zo nep als wat) gebruikt moest gaan worden en had ze alleen nog wat paarden nodig.
Vorige week nog had zij Charles de opdracht gegeven haar paarden te verkopen, zogenaamd omdat ze uitgekeken was op de beesten, maar in werkelijkheid wist ze wel beter. Het had haar pijn gedaan haar trouwe viervoeters te moeten missen en die pijn was er niet minder op geworden toen bleek dat zij veel minder geld voor de paarden had ontvangen, dan waar ze op gerekend had.
Met de verkoop van haar huis had ze haar paarden gisteren toch weer terug kunnen kopen. Charles had gevoeld dat er iets niet in de haak was en had gevraagd waarom zij op stel en sprong ineens haar paarden terug had willen hebben. Chiko had hem bits duidelijk gemaakt dat hij geen vragen moest stellen en gewoon moest doen wat zij hem opgedragen had. Nu zij dan eindelijk al haar bezittingen had verzameld en in haar koets had gestopt, gaf zij Charles de opdracht de paarden aan te sporen, haar noodlot óf haar droomwens tegemoet...
(408 + 662 = 1070)
Hoofdstuk 3
Donderdag 5 april zat hij uit het raam naar de lucht te staren. Inmiddels meer uit gewoonte, dan echt nog hopend op een positief nieuwtje.
Vanuit het pittoreske Las Vegas, gelegen in de woestijn en daarom door veel mensen bekritiseerd als ontzettend domme plaats om een nederzetting te bouwen, had hij doorgegeven aan de starter in Springfield, Massachusetts, dat hij exact om 12.00 uur op de zondagmiddag van 1 april het startsein moest geven voor de race dwars door Amerika. Op dat moment exact mocht elke kandidaat een sleutel nemen uit het kistje dat deze man bij zich had. Een kandidaat die daarbij niet aanwezig zou zijn, moest dus met een achterstand beginnen, maar mocht wel alsnog proberen met de tocht mee te doen.
In feite hoopte hij dat de 10e kandidaat te laat zou arriveren bij het startpunt, dit was zelfs een cruciaal facet in de race. Mocht deze kandidaat wel op tijd zijn en de andere kandidaten ontmoeten, dan was het meteen gedaan met de hele wedstrijd. Toch was het ook noodzakelijk geweest, althans in zijn optiek, dat deze kandidaat mee zou doen.
Als de race inmiddels begonnen was, dan waren de kandidaten nu op zoek naar het eindpunt van de eerste etappe: de hoofdstad Washington. Het was niet voor niets dat hij de pas uitgeroepen hoofdstad in zijn map had opgenomen, want het was duidelijk dat hier in de toekomst nog grootse dingen zouden gaan plaatsvinden. De kandidaten hadden niets geweten van de bestemming waar zij naar op weg waren, maar in de sleutel stond een code gegraveerd waaruit de kandidaten dit wel konden opmaken. In Washington zouden de kandidaten vervolgens op zoek moeten naar de 10 kistjes, waarvan hun sleutel op 1 daarvan zou passen. In dit kistje zouden zij vervolgens weer de sleutel vinden voor de volgende etappe, met dit verschil dat zij weer gelijktijdig zouden moeten starten vanuit Washington.
Ook het geheimhouden van de route was cruciaal voor het slagen van de race. Nu hij er zo over nadacht waren er wel heel veel valkuilen in de route en de manier van racen, die hem allen niet in dank zouden worden afgenomen. Neem alleen al de negende etappe, waar de kandidaten door de gebieden zouden komen waar zowel de Pueblo-, als de Apache- en Navajo-stammen zich ophouden.
Plots schrok hij op uit zijn gedachten toen hij een duif uit de verte aan zag komen vliegen. Vol ongeduld haalde hij het briefje van de poot van de duif en met enig ongeloof staarde hij naar de boodschap op het papiertje. Hij kon het bijna niet geloven: de race was echt begonnen!
(436 + 1070 = 1506)
Hoofdstuk 4
Ze hadden al een paar dagreizen achter de rug toen ze in Springfield aankwamen, maar Henri Clermont en zijn zoon Auguste wisten dat de paarden goed getraind en niet te zwaar uitgerust waren om een tocht van minimaal een kwartaal uit te rijden.
Henri dacht aan zijn vrouw, die hem enkele dagen van tevoren in zijn woonplaats Montreal, in het Canadese Quebec, niet alleen veel succes had toegewenst maar ook met hem had gebeden en net gekochte voorraden voedsel, waarvan het grootste deel langer houdbaar was dan de reis zou duren, had meegegeven. Hij wist niet of hij het allemaal nodig zou hebben, maar de reis zou in ieder geval lang duren. Soms waardeerde hij de bezorgdheid, die hij soms overbezorgdheid plachtte te noemen, van zijn vrouw wel.
Het had niet alleen Henri, maar ook zijn vrouw Jeanne, die hij eens op vakantie in het Engelse deel van Canada had ontmoet, goed geleken om Auguste mee te nemen op de reis: hij zou hem met vele praktische zaken kunnen helpen. Daarnaast was Henri was iemand die altijd gezelschap nodig had. En hoewel ze nu met negen andere huifkarren nog naast elkaar stonden, zou de groep binnen enkele dagen al wijd verspreid zijn over het gebied tussen Springfield en Washington. Er was dan een route uitgezet, maar tussen de steden die ze moesten bezoeken mochten ze hun eigen weg kiezen. Voor enkele deelnemers zou dat betekenen dat ze aan het begin van de wedstrijd nog een bezoekje aan hun huis konden brengen, hoewel ze dat nu nog niet wisten. De volgende tussenstop zou pas bekend worden als ze uit Washington vertrokken.
Henri wees zijn zoon op de grote klok die enkele meters voor hen boven de straat hing. Nog een klein kwartier en de wedstrijd zou beginnen. Zijn zoon keek op de klok en ieder mens zou zien dat er wilde vlinders in zijn buik dansten. Nu zag alleen zijn vader het. Auguste keek naar buiten, naar de andere deelnemers. Ook zij hadden goede paarden, zag hij. Ze werden in toom gehouden totdat ze het startsein zouden horen. De variatie in deelnemers was, zoals Auguste had verwacht, groot. Sommige huifkarren zagen eruit als die van nomaden of inheemse Amerikaanse indianenstammen. Een andere had echt een huifkar voor races, en hoewel Auguste vermoedde dat die voor korteafstandsraces was, kon hij niet voorspellen hoe die het zou doen op zo'n lange reis. De man die erachter zat had een zonnebril op die dezelfde kleur had als de vacht van zijn paard: pikzwart.
Hij telde negen karren. Achter iedere deelnemer zat een verhaal, las hij uit hun ogen. Maar, dacht hij bij zichzelf, waarom slechts negen? Hij vroeg het aan zijn vader. Ook hij telde. Ja, er waren toch echt elf deelnemers, had hij gehoord. Zouden er echt mensen zijn die zo’n groots evenement lieten schieten?
Auguste werd bang van de mensen die hem aankeken. Enkel dreigende blikken werden hem toegeworpen, iets wat hij niet van zijn traditioneel-christelijke omgeving gewend was. Hij trok zich terug in de huifkar en voelde een arm van zijn vader om hem heen. De blik in zijn ogen zei alles: ook al winnen we niet, en ook al is iedereen tegen ons, we zullen in ieder geval een ervaring hebben gehad die niet velen met ons delen.
De klok luidde twaalf uur en precies op dat moment klonk het startschot. Henri zag een duif de lucht in gaan met een brief aan zijn pootje. Die zou naar de eindbestemming vliegen. Over het gekraak van de tien huifkarren heen hoorde hij het gejoel van de menigte, die hen uitzwaaide en succes wensten of voor gek verklaarden. De man met het zwarte paard en de racehuifkar was binnen enkele minuten al uit het zicht verdwenen. Die gaat veel te snel van start, dacht hij nog. “Hardlopers zijn doodlopers,” zei hij tegen Auguste toen hij zag dat die met grote ogen de stofwolk aanschouwde.
(654 + 1511 = 2165)
Hoofdstuk 5
Lenny Thompson rende de hoge uitkijktoren op, voor de zoveelste keer die dag. Hij had de tel niet bijgehouden. Ieder stofwolkje dat hij op zag waaien deed hem vermoeden dat er een deelnemer binnen was. Elke vogel die opsteeg van boven Potomac River leek geschrokken te zijn van een voorbijrazende huifkar. Maar ook deze keer bood het uitzicht niet meer dan de paar huizen die zichtbaar waren vanuit de toren en een grotendeels zanderige vlakte daarachter. De perfecte manier om met elf huifkarren tegelijk binnen te komen.
Terneergeslagen liep hij weer naar beneden en kwam bij zijn vader, die was aangesteld als voorzitter van het ontvangstcomité in Washington D.C.. Die zag al aan het gezicht van zijn zoon dat hij niet eens hoefde te vragen of er al iemand was.
Als hij de waarheid zou moeten spreken, was Derrick ook wel op z’n minst nieuwsgierig. De route van Springfield naar zijn woonplaats was dan wel ruim 350 mijl, de eerste deelnemer had hij nu toch wel binnen verwacht. Hij keek op zijn klokje. Bijna twaalf uur; bijna weer een dag voorbij. Hoe lang zouden ze nog moeten wachten? Hij popelde om de handtekening te zetten en de eerste deelnemer zijn badge te geven met een grote 1 erop omdat hij als eerste binnen was geweest.
De route van Springfield naar Washington D.C. was niet de meest ruige door de goede wegen die er soms lagen, maar meer bedoeld om de deelnemers met hun paarden te laten wennen aan de lange afstanden die ze hadden af te leggen. Ze zouden het nog veel moeilijker krijgen met grote stukken woestijn, die waarschijnlijk in de brandende zon zouden liggen. Ze zouden dichtbegroeide jungles zien met forse regenbuien. Die routes zouden lang duren. Maar deze was nu al vier dagen bezig.
Ze wachtten nog tot middernacht die dag, maar geen enkele deelnemer werd gadegeslagen. Derrick gunde het zijn zoon heel erg dat die de eerste deelnemer zou zien; hij was er al weken voordat de wedstrijd begon mee bezig geweest. Elke dag was hij de uitkijktoren opgeklommen. Lenny had de helft van het geld voor de verrekijker, voor zover je het zo kon noemen, die hij elke keer mee naar boven nam, bij elkaar gespaard, waarna zijn vader hem deze aan het begin van de wedstrijd cadeau had gedaan.
De volgende dag was Lenny al vroeg op. Vanaf het krieken van de dageraad stond hij bovenop de uitkijktoren en hoewel zijn ouders hem meerdere malen vroegen - haast smeekten - om naar beneden te komen, wilde hij niet luisteren. Toen het tijd was voor het middageten ging zijn vader achter hem staan en legde zijn hand op zijn schouder. “Lenny.”
“Nee, ik wil niet!”, zei zijn zoon vastberaden. “Ik wacht hier totdat er iemand is.” Derrick legde hem uit dat ze nu al dagen wachtten en dat ze toch geen idee hadden wanneer er iemand zou komen. Dat ze nu moesten eten, en dat er in die tijd toch niemand zou komen. Zijn woorden maakten Lenny echter alleen maar zekerder van zijn zaak. Tenslotte moest Derrick zijn zoon mee naar beneden slepen en werd hij vervangen door de officieel aangestelde uitkijk van het Washingtonse ontvangstcomité.
Lenny at niks en toen de uitkijk meldde dat er een grote stofwolk aan de horizon zichtbaar was, huilde hij de hele dag. Die zou de komende achtenveertig uur niets meer met zijn vader te maken willen hebben. Die tijdslimiet was ingesteld voor de deelnemers; iedereen die meer dan twee dagen later zou komen dan de eerste in die stad, zou gediskwalificeerd worden voor de wedstrijd.
De winnaars van die dag waren een man en een vrouw met een soortement aerodynamische koets. Derrick zag dat ze veel kans zouden maken en overhandigde hen met plezier de grote houten badge – waar een klein slotje op zat – en zijn handtekening. Hij noteerde hun tijd van aankomst op hetzelfde briefje en stopte deze in de badge. Het ontvangstcomité van Terminus*, het eindpunt van de volgende etappe, zou ook een sleutel hebben voor dit kastje. Op deze manier werd vals spelen praktisch onmogelijk gemaakt.
*het huidige Atlanta
(683 + 2165 = 2848)
Hoofdstuk 6
Geen idee had hij hoe ze lagen ten opzichte van al die andere deelnemers in de race, maar het kon hem op dat moment eigenlijk weinig schelen. Al vrij vroeg na het verlaten van Springfield hadden de karrensporen van de karren zich van elkaar verwijderd, omdat iedereen zijn eigen route had uitgezocht richting Washington. Uiteraard was Ludwig Friedel eerst nog langs zijn huis in Bridgeport gereden, om goed afscheid te kunnen nemen van zijn vrouw en de vierling, die kort voor zijn deelname aan de race waren geboren.
Het was hem goed uitgekomen dat hij eerst nog langs huis zou kunnen, want op deze manier kon hij zijn krakkemikkige koets en paarden nog enigszins een rustige start geven. Ludwig was een arm man en had dan ook net voldoende goederen om in leven te kunnen blijven. Nu hij eerst langs huis zou kunnen, hoefden de paarden de eerste dag van de route in ieder geval geen proviand mee te torsen. Aan het eind van de eerste lange dag, zag hij, tot zijn grote opluchting, eindelijk zijn thuisstadje in de verte liggen.
In Bridgeport aangekomen echter, kreeg hij de grootste schok van zijn leven. Zijn vrouw, die de koets aan had horen komen, stond hem voor het huis op te wachten en jammerde en huilde zo hard, dat hij al van een paar honderd meter afstand kon horen dat er iets niet in de haak was. Pas na zijn vrouw geduldig getroost te hebben, zij had een van de vier kinderen in de hand, kon zij hem vertellen dat kort na zijn vertrek 3 van de 4 kinderen waren overleden, allen aan dezelfde onverklaarbare ziekte.
Meteen waren zijn gedachten volkomen van de race verwijderd en hij had zijn paard en koets laten staan om zijn vrouw en enigst overgebleven kind te verzorgen. Pas de volgende dag, laat in de middag, had zijn vrouw hem erop gewezen dat hij de race moest voortzetten, omdat ze hem anders zouden weten te vinden. Op dat moment kon dat Ludwig echter geen moer schelen, hij moest bij zijn vrouw en zijn kind blijven. Machteld had dit in de gaten gehad en uiteindelijk was de enige juiste oplossing geweest Machteld en zijn zoontje Ludovic mee te nemen in de tocht.
Vreemd genoeg had de aanwezigheid van de enige twee geliefden die hij nog had Ludwig nieuwe moed gegeven. Hij zou die schoft krijgen, die hem gedwongen had deel te nemen aan de race. Het kon hem absoluut niet schelen of zij als eerste of als laatste op de eindbestemming zouden aankomen, maar voor Ludwig stond het vast dat hij de organisator een lesje zou leren, dat hem nog lang zou heugen.
Ludwig was bereid er alles voor te doen het eindpunt van de race te halen. Hij moest voor zichzelf, zijn vrouw en zijn zoontje hun leven weer op de rails krijgen. Als ze deze eerste etappe nog op tijd zouden afsluiten, zou niets hem meer tegenhouden. Trouwens, als hij te laat zou zijn, zou hij net zo lang wroeten en zoeken tot hij erachter kwam waar de volgende etappe zijn finish zou hebben. Ludwig keek op zijn uurwerk, 6 dagen, 22 uur en 16 minuten waren ze nu onderweg en eindelijk, daar in de verte, was Washington, de stad die hij eens zo graag had willen bezoeken, in zicht.
(556 + 2848 = 3404)
Hoofdstuk 7
Lenny Thompson had het niet vol kunnen houden. Nadat hij de eerste binnenkomers aan zowat een kruisverhoor had onderworpen, om alle details van de race, zoals zij die hadden beleefd, te horen, was hij teruggegaan naar de uitkijktoren om de overgebleven kandidaten binnen te zien komen. Hij had van de winnaars gehoord dat er slechts 10 kandidaten waren vertrokken vanuit Springfield en daar baalde hij behoorlijk van. Hij had zich helemaal ingesteld op 11 deelnemers, die nogal van verschillend pluimage zouden zijn. Lenny had zijn vader nog gevraagd welke deelnemers hij kon verwachten, maar zijn vader had hem verteld dat hij zelfs niet wist wie er eigenlijk precies allemaal meededen.
Nadat de man en de vrouw die de race hadden gewonnen, binnen waren geweest had het een hele tijd geduurd voor de nummer twee binnen was gekomen. Deze Chinese kreeg van Lenny (hij had zijn vader zover gekregen dat hij ook een badge mocht overhandigen) de felbegeerde badge, maar hierdoor had hij bijna de stofwolken gemist die zich in de verte alweer aandienden. In rap tempo (en daar baalde Lenny een beetje van) kwamen de nummers 3 tot en met 6 binnen. De nummers 7 en 8 hadden vervolgens weer veel langer op zich laten wachten, maar maakten er een heuse nek-aan-nek-race van tot aan de streep. Allen waren zij nog binnen 24 uur na de winnaar gefinished, maar Lenny voelde de vermoeidheid bezit van zich nemen en vreesde dat hij het niet vol ging houden tot de laatste kandidaat binnen zou komen.
Gelukkig had zijn vader dit probleem al voorzien en daarom had Derrick Thompson voor zijn zoon een slaapplek in orde gemaakt in de uitkijktoren. Twee van zijn beste wachters zouden de uitkijk houden en direct Lenny wakker maken, zodra zich iets spannends zou voordoen.
Lenny had net een uurtje of 5 geslapen, toen een van de bewakers in het pikkedonker van de nacht een geluid hoorden. Lenny werd gauw wakker en zag ene Archibald als 9e deelnemer binnenkomen. Half boos op zijn vader dat hij had moeten slapen en dus bijna de binnenkomst van nummer 9 had gemist, besefte hij dat zijn vader hem een uitstekende dienst bewezen had.
Koortsachtig zocht Lenny naar het blaadje waarop de eindtijd van de eerste deelnemer stond. Hij bekeek het eens en beoordeelde vervolgens hoelang de tiende deelnemer de tijd zou hebben om nog op tijd binnen te komen. Slechts 3 uur en 45 minuten zou het nog duren voordat duidelijk was wie er wel en niet op tijd waren geweest!
Hoog boven in de uitkijktoren ging Lenny er eens goed voor zitten. Buiten was het nog pikkedonker, maar langzaamaan begon het te schemeren en aan het eind van de nacht begon zelfs de zon al een beetje op te komen... Toen er nog slechts een half uur te gaan was, kwam eindelijk Ludwig Friedel binnen, niet zoals hij vertrokken was in zijn eentje, maar met zijn vrouw en een zoontje.
Terwijl alle kandidaten luisterden naar het aangrijpende en ontroerende verhaal van Ludwig was Lenny vooral opgelucht dat alle kandidaten op tijd binnen waren. Het enige dat hij niet begreep was dat zijn vader nog buiten aan de poort stond, nog 5 minuten en de eerste etappe was definitief afgelopen en Derrick zou meteen overgaan in de tweede.
Drie minuten later hadden alle kandidaten dit ook in de gaten en zij wilden zich net naar hun koetsen haasten om op tijd te kunnen vertrekken, toen Derrick zijn vuist balde en met een gezicht van triomf zei: 'Dames en heren, hij is net binnengekomen, ik stel jullie voor aan kandidaat nummer 11...'
(602 + 3404 = 4006)
Hoofdstuk 8
Een gejoel ging op vanuit de menigte. Mensen keken elkaar geheimzinnig aan, terwijl ze denigrerende woorden fluisterden. Dit was onmogelijk!
Derrick kon niet boven de menigte uitkomen om de naam van de laatste deelnemer te noemen, maar het was duidelijk: er was een indiaan in hun midden. Waarom gebeurde dit? Er was altijd rivaliteit tussen indianen en kolonisten.
De hele situatie was een warboel geworden. Niemand lette meer op de andere deelnemers, er werden al pogingen gedaan om een uitval te doen naar de indiaan, maar hiervoor waren maatregelen genomen. Een rij van wachters stond met de schouders tegen elkaar aan voor de menigte en diende als levend dranghek, maar dit leek het te begeven.
Plotseling klonk er een harde knal. De menigte werd stil en liet hun greep op de rij bewakers verslappen, die daar handig gebruik van maakten en de rest terugduwden. Sommige paarden van deelnemers begonnen te steigeren van deze plotselinge ommekeer van de sfeer. Het startschot was gegeven! Alle ogen richtten zich op de klok. Inderdaad, het was tijd om te vertrekken. De indiaan had al een voorsprong van een ruime 200 yard. Enkele opgejaagde mensen uit het publiek begonnen te schreeuwen. “Dit is niet eerlijk! Die roodhuid…” maar zijn stem werd verstomd door het doordringende gepiep van een megafoon. Het was Derrick die deze bediende.
“Beste mensen! Deze indiaan, Rennende Paarden, doet mee om de band tussen ons en de indianen te verstevigen. Als we nu al zo reageren, hoe kan dit dan ooit gerealiseerd worden?” Een steeds luider wordend gemompel steeg op, dus Derrick besloot het af te sluiten. “Ik wil de deelnemers verzoeken om nu te vertrekken, voordat jullie te laat aankomen! Onthoud, jullie hebben na de eerste deelnemer 48 uur om binnen te komen!”
Meteen ontwikkelde zich een grote stofwolk door die straat van Washington. Alle paarden kwamen in beweging en de menigte klapte en juichte weer alsof ze het voorval met de indiaan waren vergeten.
(324 + 4006 = 4330)
Hoofdstuk 9
Ondertussen keek Rennende Paarden vaker schichtig achteruit dan hem lief was. Ook hij zag de stofwolk ontwikkelen. Hoe lang zou hij nog hebben voordat ze hem inhaalden, een kwartier? Zouden ze kwaad in de zin hebben?
Hij was zo snel mogelijk na het startschot vertrokken. Hij was erop voorbereid. Hij wist precies wat er zou gaan gebeuren, dat had een mysterieuze man, de organisator van de race, hem verteld. Eerst had ook hij hem gewantrouwd, maar de Amerikaan bleek zijn taal gesproken te hebben en langzamerhand was zijn interesse voor de race gewekt.
Maar nu hij eenmaal onderweg was, wist hij het niet zo goed meer. Hij spoorde zijn paarden aan alsof ze dan sneller gingen, maar die gingen nu al op recordtempo op het natuurgebied Fountainhead af. Als hij daar eerder was, zou hij ze kunnen ontlopen. Hij wist hoe hij zich moest verstoppen tussen groepen bomen. Hij kon pijlsnel manoeuvreren door natuurgebieden heen. Hij wist waar de beste verstopplekken waren. Niet dat hij zo’n goede plek nodig had – de anderen zouden toch onoplettend voorbijgaan – maar zijn uitstekende kennis van de natuur gaf hem toch dat beetje trots en moed om verder te gaan.
Een laatste keer, zo zei hij tegen zichzelf, keek hij achterom. Eén wagen was duidelijk het snelst. Hij voelde de angst in zijn keel kloppen toen hij de wagen zag: zwart met zwarte paarden; een man die iets zwarts voor zijn ogen droeg; een stofwolk erachter die de andere deelnemers deed vervagen in de wind. Voordat hij bij het bos was, zou hij niet meer omkijken. Eens te meer haalde hij uit met zijn zweep. Hij raakte zijn paarden niet, maar hij klapte in de lucht. De paarden schrokken even op, maar kregen meteen hun concentratie terug en gingen zo snel mogelijk voort. Dat was maar goed ook; als hij zijn huidige achterstand in zou moeten halen, moest hij wel enkele keren als eerste eindigen.
(322 + 4330 = 4652)
Hoofdstuk 10
Ian Thomlinson van het ontvangstcomité van Terminus had net de brief geopend die door de postduif was bezorgd en hij was op zijn zachtst gezegd not amused met de inhoud daarvan. Furieus was trouwens een woord dat dichter bij zijn gemoedstoestand in de buurt kwam. Weken al was hij bezig geweest zijn stadje voor te bereiden op de komst van de racende karren en stoere mannen en dappere vrouwen die de wedstrijd waren aangegaan. Maar nu bleek dat er een verdomde Indiaan meedeed! Als er een ding was waaraan Ian Thomlinson een gruwelijke hekel had, dan was het wel aan Indianen. Zij waren niet voor niets verdreven door hun, de nieuwe bewoners van dit continent. Indianen waren gewoon zwakke volkeren en zij weigerden zich aan te passen aan de gewone Amerikanen. Ian Thomlinson had het liefste volledig de stekker uit zijn plan getrokken nog langer mee te doen aan deze wedstrijd. De kandidaten moesten maar direct door naar het eindpunt van de derde etappe.
De afgelopen weken was Ian Thomlinson volledig gegrepen door het virus dat deze wedstrijd verspreidde. Hij had het een geweldig idee gevonden van de organisator om 11 totaal verschillende kandidaten op een tocht dwars door Amerika te koersen en een gigantische eer dat de race zijn Terminus aan zou doen. Hij had dan ook niet lang na hoeven te denken voor hij had getekend dat de race zijn stad zou mogen gebruiken als halte. Hij had een ontvangst voorbereid dat de deelnemers zich nog lang zouden heugen, want hij vond dat dit soort mensen het beste van het beste verdienden.
Hoe snel kan een stemming omslaan? Jubelend van vreugde dat er een duif in zicht was, trillend van opwinding bij het openen van de brief en furieus bij het lezen ervan. Hoe had hij in hemelsnaam kunnen tekenen? De boete die hij moest betalen als de deelnemers niet meer in zijn dorpje konden arriveren was immens! Ian Thomlinson vond dat hij nog maar een ding kon doen. Hij liet de beste huurmoordenaar uit het stadje halen en gaf hem de instructies die hij nodig had. Die Rennende Paarden en daarna overigens ook de organisator van de race, die konden maar beter genieten van de eerstkomende dagen, want wie weet hoeveel (of weinig) er nog zouden volgen...
(382 + 4652 = 5034)
Hoofdstuk 11
Jack White keek voor de tweede keer die race lachend achterom. Hij was de snelste! Door de stofwolk heen zag hij de vage contouren van Washington D.C., het startpunt voor de tweede etappe. Vanuit Springfield had hij ook wel de gezichten willen zien van de deelnemers die hem hadden zien wegstuiven. Hij was trots op zijn zwarte racehuifkar en zijn zwarte paard. Hij had er speciaal een zo donker mogelijke zonnebril bij gekocht om angstaanjagend over te komen.
Nu hij weg was, was die zonnebril niet meer nodig. Hij moest op de weg letten en op zijn kaarten kijken. Ditmaal zou zijn binnendoor-route wel werken, in tegenstelling tot de vorige keer, toen hij wel heel snel wegging, maar verdwaalde en pas als zesde aankwam.
Alleen die indiaan had hij nog voor zich. Deze week een beetje af naar links, richting Fountainhead. Hij had van horen zeggen dat je daar heel goed de weg moest kennen om dan met heel veel geluk nog maar een kleine kans had dat je eruit kwam. Hem niet gezien. Hij zou aan de westkant van Fountainhead langs gaan, waar geen moerassen en dichte bossen waren. En toch had hij een vreemd voorgevoel bij die indiaan. Die inheemse Amerikanen wisten natuurlijk wel goed met de natuur om te gaan...
Nog eens spoorde hij zijn paard aan. Een paar haartjes in zijn vacht zorgden voor een onregelmatigheid in de blauwige glinstering van zijn goedverzorgde vacht, maar hij lette er nu niet op. Hij keek voor zich, waar hij niets dan zandvlakten zag. Dat betekende dat hij goed op weg was. Hij zou als eerste binnenkomen!
Voor Ian Thomlinson was het de eerste keer dat hij zich in het criminele circuit waagde. Zoiets was echt not done voor mensen met een hoge functie als hij, maar zijn haat tegenover de indianen ging zo ver dat hij het zelf maar ging proberen. Het was niet eens zo moeilijk geweest om met Tony in contact te komen. Tony zag er uit als een al bijna gepensioneerd mannetje, met een beetje een gluiperd met een klein brilletje, achterover gekamde haren die tot boven aan zijn nek kwamen en daar in een staartje bijeen gebonden waren. Stoppels van drie dagen niet scheren waren op zijn kin en wangen zichtbaar. Hij praatte met gedempte stem, Ian duidelijk makend dat hij nog nooit iemand persoonlijk had omgelegd en dat al zijn 'werknemers' op pad waren. Drie van hen voor serieuze business, de laatste deed mee aan een grote race.
Toen Ian dat hoorde, stond hij als verstijfd. "Wat is het?", vroeg Tony. "Ben je ergens bang voor?" Hij liet zijn enge glimlach weer zien. Een gouden tand viel Ian op en hij herstelde zich. "Nee, dat niet. Die race waar je het over had, wat is dat precies?" Na enkele vragen had hij door dat het de race was waarvoor hij zich had aangemeld als ontvangstcomité. "Hoe heet die deelnemer van jou?"
Ian zag dat Tony twijfelde. Ze dachten beiden hetzelfde: had hij nu teveel gezegd of wilde deze man zaken met hem doen? Na een paar seconden stilte hakte Tony de knoop door. "Hij heet Jack White. Je zult hem herkennen aan het feit dat zijn achternaam niet bij hem past. Als je hem nodig hebt, neem dan met hem contact op en niet met mij. Zeg dat je contact hebt gehad met don Blackfinger."
Jack White maakte korte nachten. Hij ging slapen als het allang donker was geworden en schrok als hij het licht zag terwijl hij wakker werd of zelfs allang op zijn kar zat. Op zulke momenten keek hij om zich heen. Geen enkele dag had hij iemand gezien. Zou dan niemand deze kortere route kennen?
Zijn tocht ging stukken sneller dan hij verwacht of gepland had. Tijdens het krieken van de dageraad op de twaalfde dag doemde voor hem Terminus op. Zijn hart maakte een sprong. Al deze moeite die hij gedaan had was niet voor niets geweest! Hij zou de eerste zijn!
Hij merkte dat het had gewerkt om zijn paarden maar vaak genoeg aan te sporen. Ze bleven op vol tempo doorrennen. "Hoooo," zei hij kalmerend. Nu mochten ze wel lopen. Rust hadden ze verdiend, en ze hadden het ook nodig. De volgende etappe zou ook op zijn naam komen te staan.
Plotseling hoorde hij naast zich, in de verte, iets kraken. Het karakteristieke geluid van stevig hout dat goed in elkaar getimmerd is en over zand heen wordt gesleept. Hij keek opzij en zag een stofwolk. Hij focuste op de wagen die deze veroorzaakte. Was het..? Nee, onmogelijk! Hij spoorde zijn paarden weer aan. Ondertussen werden zijn ogen groter en zijn hartslag hoger. Het was de indiaan gelukt om net zo snel te zijn als hij!
(781 + 5034 = 5815)