Proloog
Het is donker. Zo donker dat hij niets kan zien. Weemoedig denkt hij terug aan de tijd dat hij voor het laatst daglicht zag. Hoe lang was het geleden? Minstens zesenveertig jaar, misschien iets meer. Al die tijd lag hij hier, opgesloten, in deze muffige koffer. Ze aanbaden hem, alleen de enige die daar nooit iets van merkte was hij. Soms vroeg hij zich af of dit was hoe de goden zich moesten voelen. Eenzaam en vergeten. Toch was hij niet vergeten. Af en toe hoorde hij stemmen, buiten. Gedempt, vaak kon hij niet verstaan wat ze zeiden. De laatste tijd hoorde hij vaker stemmen, opgewonden stemmen. In zijn leven, dat nu al ontelbaar lang was en oneindig door zou gaan, betekenden opgewonden stemmen meestal dat hij weer eventjes vrijgelaten zou worden. Vrijheid. Geen enkel woord klonk zo mooi als dat.
Toen verblinde het licht hem.
146
Nixon Gabriel Owen Tutu Garp VIII, Nixon voor vrienden, liep moedeloos over straat. Hij dacht aan de koning. Over een paar dagen zou hij aftreden en zijn ambt doorgeven. Aan de grootste randdebiel van de wereld, zijn zoon. Nu kon de koning zelf daar niet heel veel aan doen, zo ging het nou eenmaal. In Nixon's hoofd galmden de woorden 'Dat is nou eenmaal zoals het koekje kruimelt', iets wat zijn vader vaak plachte te zeggen. Net zoals zijn vader was Nixon manusje van alles aan het hof. Tevens net zoals zijn grootvader en diens vader, diens grootvader en diens overgrootvader. In zijn familie was zonder uitzondering elke generatie één zoon geboren, één enkel kind. Die zoon werd altijd, zonder uitzondering, manusje. Het was niet iets waar men voor koos, manusje worden, het was iets dat simpelweg gebeurde. Als de zon die elke ochtend opkwam. Op zijn zestiende was Nixon begonnen als hulpje van zijn vader, of in wat officiëlere termen, hij was bij zijn vader in de leer gegaan om manusje te worden. Hij wist wel dat hij dankbaar moest zijn, manusje was één van de oudste en meest nobele beroepen op aarde, minstens zo oud als prostituee, maar hij had er toch moeite mee. Zijn hele bestaan was al tientallen keren door een ander geleid, onder een andere naam, maar meer ook niet. Vanaf de dag dat hij er op die manier over kon denken had Nixon het gevoel dat de wereld best zonder hem gekund had, misschien was dat zelfs beter geweest. Het was niet gebruikelijk voor de leden van zijn familie om er filosofische gedachten op na te houden, en daarom had hij ze in het geheim, maar Nixon dacht vaak na over de zin van het bestaan, meer nog zijn bestaan in het bijzonder.
Als hij er niet was geweest, dan was na zijn vaders pensioen een ander manusje geworden. Het zou voor ophef hebben gezorgd, dat zeker, maar de wereld zou niet opgehouden hebben met bestaan. En zelfs dan, zelfs als de wereld dat had gedaan, dan was er toch wel een nieuwe wereld, in het verleden, de toekomst of misschien zelfs nu wel al. Nixon was er eigenlijk vrij zeker van, dat als hij er niet was geweest, het allemaal veel bijzonderder zou zijn. Alleen al het feit dat er geen Garp meer zou zijn, schokkend! Wereldnieuws! Men zou boodschappen uitzenden tot in alle hoeken van de wereld, oproepen, "Komt Allen!", "Meldt U Aan!", "Wordt Manusje van Alles!", "Beteken Iets Voor Uw Wereld!", "Gratis Koekjes Voor Elke Tiende Aanmelding!". De boodschap die velen over de streep zou trekken zou echter anders luiden. Iets in de trant van: "Laat De Kans Niet Schieten Om Bij De Holy Mushroom der Transcendente Sferen In De Buurt Te Komen!".
Ja, de Heilige Wolkewietjes Paddo. Nog nooit had hij hem mogen zien. Er in de buurt komen, een lachertje was het. De kamer werd te allen tijde in de gaten gehouden door een zwaarbewapende wachter, die bekend stond om zijn ogen. Al vaak had Nixon gehuiverd onder zijn blik, al wist hij nog zo goed dat de wachter hem, of iets in het algemeen, niet kon zien. De melkachtig blauwe ogen, babyblauw om precies te zijn, stonden altijd verrassend oplettend. Soms vroeg Nixon zich af wanneer hij zijn zicht verloren had, of hij überhaupt ooit had kunnen zien. De laatste jaren ging zijn gehoor er jammer genoeg ook op achteruit, wat de communicatie met de beste man ernstig bemoeilijkte. Toch vond hij het gezellig om af en toen een praatje met de vent te maken, hij kon prachtig verhalen vertellen. Uren kon Nixon aan zijn lippen hangen. De wereld om hem heen verdween dan, zelfs zijn zorgen over zijn mogelijke nutteloosheid. Daarna was zijn week altijd goed. Hoe vaak hem ook gevraagd werd het kistje van het Grappige Paddestoeltje der Maniakale Lachaanvallen schoon te vegen zonder er ooit ook maar een blik in te mogen werpen. In die weken werd de verleiding hem nooit bijna teveel. In de hele twee jaar dat hij nu al officieel manusje was voelde hij zich op die momenten bijna gelukkig.
(688)
Totaal 834.
Frimp Jansen zat met zijn hoofd in zijn handen. Wat moest hij doen? Hij: Koning Frilimpus Johannes I zoals hij bij het volk bekend stond, moest iets doen, maar hij had geen idee wat. De Sexy Paddo der Intoxicatie was verdwenen. Nergens te vinden, nergens te zien. Het ene moment was er niets aan de hand geweest, het volgende, foetsie! Net nu, net voordat híj zou aftreden. Dat kon ook eigenlijk niet anders, Frimp was een pechvogel, altijd al geweest. De dag dat hij aantrad begon het, en het was nooit opgehouden. Dat moment zou hij nooit vergeten... het moment waarop hij vooroverboog zodat het manusje de kroon op zijn hoofd kon plaatsen en hij zijn evenwicht verloor. Pardoes was hij boven op zijn manusje gevallen en samen waren ze alle 50 treden van het plateau waarop de troon stond naar beneden gekletterd. De schande! Nog altijd kreeg hij het warm als hij eraan terugdacht.
Niemand had natuurlijk durven lachen, maar hij zag het toen al in hun ogen; Moet deze schlemiel onze koning worden? Die blik was nooit verdwenen. Soms zag hij hem een tijdje niet, maar altijd keerde Die Blik terug. Zelfs het incidentele likje aan Tha Mushroom of Holy Shizzleness kon dat gevoel niet verlichten - al kwam dat misschien omdat die likjes verboden waren en hem een schuldgevoel bezorgden. Hoe dan ook was het die blik die zijn leven kenmerkte, vorm gaf, kneedde. Als een zware last ruste hij op Frimps schouders en altijd had Frimp het gevoel dat zijn benen elk moment onder het gewicht konden bezwijken. Koning Frilimpus Johannes I was een ongelukkige man vanaf het moment dat hij gedwongen werd die naam aan te nemen. Nu had hij eindelijk na al die jaren gedacht verlost te zijn van die last, en dan viel er alleen maar nog extra last bovenop. Zonder die Verdomde Paddo der Geestelijke Chaos kon hij niet aftreden. Terwijl hij MOEST en ZOU aftreden. Er zat niets anders op. Hij drukte op het knopje van de intercom dat zich op het tafeltje naast zijn troon bevond.
"Manusje!"
"MAAAAANUUUUUUSSSJEEEEEEEEEE!" schalde het door de gangen. "MANUSJE, kom NU naar mij toe!" het was de stem van de koning, normaal zo zacht en timide, die de rust verstoorde. Nixon vroeg zich af wat er aan de hand was. Zou er weer iets zijn gebeurd? Alsof het nog erger kon? Erger dan de verdwijning van de Verdwenen Champignon der Zinloze Tijdverdrijving, dat was bijna onmogelijk. Al twee dagen lang was het eenieder verboden het paleis te betreden of te verlaten. Wie dat toch deed riskeerde op zijn minst levenslange solitaire opsluiting in de diepste kerkers van het kasteel. Nixon durfde niet eens te denken wat dan het ergst zou zijn... "MANUSJE. POTVERDRIEDUBBELEDOOSJES! Waar hang je in vredesnaam uit!? Maak als de wiedeweerga dat je je schrandere lijf naar de troonzaal brengt!"
Natuurlijk. Híj was het manusje. Híj moest naar de koning. Híj zou genadeloos op z'n falie krijgen als híj niet zo snel mogelijk zorgde dat híj daar was. Daar kon hij dan maar beter mee beginnen.
(513)
Totaal 1347.
"Nixon," begon de koning op familiare toon, "We zijn dat kutding kwijt." Het was al generaties zo, misschien wel altijd al, dat de koning en het manusje als goede kennissen met elkaar omgingen. Als je jaren met elkaar werkte, dan kreeg je dat, vandaar dat het gebruikelijk was om meteen tot zaken over te gaan. Nixon was wel wat van de koning gewend. Zijn vader had hem eens verteld dat de meeste koningen afschuwelijk vloekten zodra ze daar maar de kans voor kregen, de manusjes waren een soort catharsis. Hij begreep het wel, als je altijd zo netjes moest doen, dan werd je daar op een gegeven moment natuurlijk gek van. Zeker weten deed hij het niet, maar hij vermoedde dat de huidige koning alleszins meeviel in dat opzicht. Niet dat het hem eigenlijk iets kon schelen. De koning was een beste man, ze zouden nooit vrienden worden, maar de omgang was goed. Vandaar ook dat hij nu antwoordde met een simpel "Oh.".
"Oh?" de koning keek hem ongelovig aan, "Is dat nou echt alles wat je te zeggen hebt? Oh? Meen je dat nou echt?" Een gevoel van onbehagen werd nu meester van Nixon, de koning klonk anders dan normaal. Op z'n zachtst gezegd leek hij niet erg blij, alsof hij normaal tranquilizers slikte of iets dergelijks, en die nu opeens weg waren. "Nixon, dit is een serieuze zaak. Dat snap je toch? Je bent oud genoeg om dat te snappen, dus vanaf nu ga ik ervan uit dat je het begrijpt. Die paddestoel... die heb ik nodig. Zonder die paddestoel... kan ik niet aftreden. Ja? Toevallig wil ik niets liever dan dat. Mijn hele leven tot op dit moment stond in dienst van het land."
De koning liet een misplaatste doch ernstige stilte vallen, om te benadrukken wat hij net had gezegd, "Ik haat mijn leven. Snap je dat? Háát. Koning zijn is werkelijk afschuwelijk. Zeker als je dan ook nog geen wijf hebt om het mee te delen. Zelfs een man had volstaan! Maar nee, er zijn hier mannen zat, maar allemaal van die afschuwelijke reetlikkers. Kwallen, het allerliefst zouden ze ergens zijn waar de godganse dag over ze heen wordt gelopen. En degenen die niet zo zijn, die zijn zo mogelijk nog erger.
"Als er nou tenminste vrouwen waren, Nixon, dan zou alles beter zijn. Maar een vrouw heb ik hier voorzover ik weet nog nooit gezien! Al jaren vraag ik me af wie hier het huishouden verzorgt, kaboutertjes waarschijnlijk." Nixon vroeg zich af wat de koning dacht dat alle dienstmeisjes dan voorstelden. Hij kon zich onmogelijk voorstellen dat het de koning nooit opgevallen was als er eentje langsschuifelde. Zelfs als dat zo was, je wist het maar nooit, dan was het ronduit achterlijk als de koning niet doorhad dat het ook vrouwen waren die 's avonds zijn maaltijden opdienden en afruimden. Dacht hij dat zij ook mannen waren? Waren dat de mannen die graag over zich heen lieten lopen? Nixon vond het moeilijk dat te geloven, als hij de dienstmeisjes al ooit hoorde praten, dan ging het vaak over de charmes van de koning. Hij was een oude vent, maar volgens alle fluisterende vrouwenstemmen ook een vreselijke rokkenjager. Vergat hij hen dan gewoon weer, het moment dat ze uit zijn zicht waren? Uit het oog uit het hart zei men, misschien was dat bij de koning wel letterlijk zo.
Hij schudde zijn hoofd, wat kon het hem ook eigenlijk schelen? De koning was oud en seniel, aftakeling op pootjes. Waarschijnlijk werd hij gewoon vergeetachtig. Nixon categoriseerde mensen in 3 groepen; degenen die naarmate ze ouder werden liever en aardiger werden, degenen die gemene, verbitterde rotzakjes werden, en de rest. Frilimpus was altijd een puike man geweest, aardig voor iedereen, charismatisch, iemand die je graag volgde, al was het in de dood. Het zou Nixon niet verbazen als bleek dat het allemaal een façade was geweest. Een voorstelling, bedoelt om hen, de onderdanen, voor de gek te houden. Als dat zo was, wat moest die man dan een wilskracht hebben. Je hele leven pretenderen gelukkig te zijn met wat je doet, terwijl je eigenlijk niets liever wilt dan je schreiende gezicht in de rokken van een vrouw begraven. Tenminste, daar ging Nixon vanuit. Misschien was de koning wel helemaal niet zo'n huiler of wilde hij zich liever in de broek van een man begraven. Ach, het meest voordehandliggend was natuurlijk dat de koning gewoon geagiteerd was vanwege het verdwijnen van de Gekke Champignon der Zompigheid.
Dit alles dacht Nixon in nog geen 5 seconden, misschien minder, maar zo veel weet ik daar niet vanaf. In ieder geval had de koning hem in die 5 seconden, (of meer), (of minder), een vraag gesteld. Het duurde even tot de vraag tot hem doordrong. Eigenlijk was het ook niet echt een vraag. Meer een koninklijk bevel.
"Nixon, kerel, jij gaat die Zwam der PotVerdrietjes vinden. Oké?"
(817)
Totaal 2164.
Hoogachtte, doch Minder dan Wij,
Hierbijde geven Wij den drager dezes Brief, zijnde Nixon Gabriel Owen Tutu Garp VIII, ook wel Nixon, ook wel Iets Anders, toestemming met enen Koninklijken Bevel, door Ons, Frilimpus Johannes I vol Hoogachting gesigneerd alsmede goedgekeurd, eeniedere zaak uit te voeren teneinde zijn Taak te volbrengen.
Eenieder die hem lastigvalt danwel informeert naar dezen Taak, zijnde hoogst Geheim en uiterst Privé, zal door den Hogen Inquisitie mogelijkerwijs worden Opgeruimd.
Getekend,
Uwer allen Koning,
FRLIMPUS JOHANNES I,
Beschermer des Wet en Vaderlands,
Drager des Officiële Oorkondes en eveneens Officiële Insignes,
Hoogste Macht Waarlijk en Waarachtig
Met deze brief op zak vertrok Nixon een paar uur later het paleis. Hij had nauwelijks de tijd gekregen zijn spullen te pakken en afscheid te nemen. De hoogste urgentie was vereist, iets dat Nixon recht in het hart stak. Niet voor niets was één van zijn motto's dat Haastige Spoed zelden Goed was. De koning wilde het niet horen, hij wilde alleen maar aftreden. Nixon vond het vreselijk eigenwijs en egoïstisch, alsof hij geen leven had! Hoe moest het paleis überhaupt functioneren zonder hem? Het waren ZIJN schouders waar zo ongeveer elk van de Konings vele verzoeken op neer kwamen, maar ho maar dat er naar hem geluisterd zou worden. Nou, hij zou ze eens een poepje laten ruiken. Als hij die Verdomde Truffel der Springerige Chocola eenmaal in zijn prachtig ranke vingers had, nou... dan zou er dus een iets gebeuren! Er waren zoveel dingen die hij wilde doen, zo weinig tijd. Hoe moest het nu met zijn filosofische overpeinzingen? Hij betwijfelde dat hij daar tijd voor zou hebben. Al was twijfelen natuurlijk ook zeer filosofisch. Cogito Ergo Sum zou net zo goed met Ik Twijfel, Dus Ik Besta kunnen worden vertaald! Zo zou hij het in ieder geval gedaan hebben als hij de kans had gehad. Niks denken, twijfelen!
Niets in het leven was zeker, daar was Nixon al op jonge leeftijd achtergekomen. Natuurlijk wist hij al lang dat mensen doodgingen, hij dacht alleen niet dat zijn mensen ook doodgingen. Zijn moeder bijvoorbeeld, als klein jongetje was hij er heilig van overtuigd dat zij er voor altijd zou zijn. Een soort oneindige entiteit, al had hij het toen natuurlijk niet zo verwoord. Toen was zij nog gewoon een onsterfelijk mirakel, een god die hij aanbad. Nog altijd was haar plotselinge overlijden - ze leed al van kinds af aan aan een afschuwelijke ziekte waarvan hij de naam om de een of andere vage reden nooit kon onthouden – de ergste schok die hij ooit had meegemaakt. Als hij er te lang aan dacht moest hij soms nog huilen. Die gebeurtenis had hem ook geleerd niets of niemand te vertrouwen. Wat iemand ook zei, beloofde, zweerde, altijd kon het een leugen zijn. Elk geluid dat uit een mens voortkwam was een mogelijke onwaarheid. Zo zat het leven in elkaar. Het leven was gruwelijk, zwaar en gemeen, wreed en koud. Het aardse tranendal moest doorstaan worden, zoals men na een warme sauna het ijsbad doorstond. Hier was echter de warme sauna echter maar van korte duur en was het ijsbad bijna oneindig. Even was er de warme omhelzing van het Kind-zijn, daarna slechts nog de leemte die de Jeugd achterliet na zijn vroegtijdige vertrek. Het verdroot Nixon dat hij niet de enige was, dat er elke dag kleine kinderhartjes vroegtijdig gebroken werden. Te meer omdat het irreversibel was, een onomkeerbaar proces.
Maar niet helemaal. Jaren had hij op zijn plan zitten broeden. Decennia. Eeuwen. Era's. Millennia zelfs! Nixon was namelijk helemaal niet Nixon Gabriel Owen Tutu Garp VIII. Nee! Zo was hij wel geboren, of wedergeboren om precies te zijn, maar dat was hij niet écht. Eigenlijk was hij De. De drijvende kracht achter het Bestaan. De lach op het gezicht van een huilende baby. De laatste zucht van een schizofrene worm. De ziel van elk mens. De muggenbult op de rug van zijn overgrootvader. D-freaking-E! De Idee.
De Idee was zoals zijn naam al doet vermoeden de Idee. Elk object, elk organisme, elke anorganische stof, elke gedraging, elke onbedoelde uiting van verborgen emotie, alles kwam uiteindelijk uit een mal. Een mal die weer te herleiden was tot de Idee. Achter al die dingen zat een basisidee, de Idee die vormgaf aan al het andere. Millennia geleden, enkele miljarden jaren na het ontstaan van de aarde, de Idee bestond toen dus al wel even, kreeg de Idee een idee. Zijn eerste Idee. Vanaf die dag, zoals dagen toen nog niet bekend stonden, broedde hij op zijn plan. Zijn plan om de kinderen te redden. Met lede ogen had de Idee moeten toezien hoe de Ontwerper alles ontwierp. Ook de kinderhartjes die uiteen zouden spetteren in miljoenen kleine flintertjes op het moment dat de Jeugd ophield. De Idee had toen nog geen lichaam gehad en dus ook het gevoel niet kunnen plaatsen, maar nu wel. Toen die Idee werd Ontworpen voelde hij op de plaats waar, ware hij een mens, zijn hart zat een benauwd gevoel. Een pijnlijke, drukkende samentrekking. Na een paar seconde was het over, maar die fantoompijn, nog zo'n Kutidee van de Ontwerper, zou hij nooit vergeten.
In ieder geval, dat was dus de reden dat Nixon nu op pad ging. Zelf was hij zich er natuurlijk totaal niet van bewust dat hij de Idee was. De Idee was een sluwe gabber, stiekem weggeslopen terwijl de Ontwerper eventjes niet oplette. Vanaf dat moment, al die tijd geleden, was hij zelf Ideeën gaan spuien. Op die manier had hij een wereld geIdeerd waarin hij Nixon kon plaatsen, om zo de kinderen te redden. Een wereld die begon met het vinden van The One Truffel.
Dit stuk slaat nergens op, je kan ook alleen de brief en de eerste zin van de alinea daarna lezen, dan snap je het idee :P. Maar dat raad ik natuurlijk niet aan, daarom staat dit ook onderaan :D
(944)
Totaal 3090
Nixon liep de straat uit. Of dat wilde hij tenminste. Ergens halverwege begin hij te hijgen en bleef hij staan. Het was een erg lange straat, eentje die je ook wel ziet in de steden van India. Niet dat hij ooit in India was geweest, maar dat had hij weleens op de radio gehoord. Nixon wist niet zeker of deze straat wel net zo lang was, zo'n 200 meter, of dat het aan hem lag, maar dat kon hem ook niet schelen. De gedachte aan steden als Delhi en Bombay had hem echter wel verder gebracht! Misschien lag het kleine Paddestoeltje der Zeven Zeeën wel op de Noordpool! Of op zijn kamer. Ja, dat leek hem wel een strak plan, om daar eens heen te gaan. Nixon keerde om en verzamelde al zijn kracht om terug te lopen. Dit kostte nogal wat moeite, aangezien hij een beetje buiten adem was. Een kwartiertje later stond hij echter weer stevig op zijn voeten en was hij er klaar voor.
Terug in het paleis betrapte Nixon zich er steeds op dat hij in alle hoeken en nissen naar het Schattige Zwammetje zocht. Dat bitchy ding! Het was vast zelf weggelopen. Net toen hij even onder een kastje wilde gluren, ging er iemand op zijn teen staan. Het was de koning weer. "Wat doe jij hier nog, jij opgezwollen whimsiciaal lucide oppervlakkig modderworstelaapje!" riep de koning, wederom op familiare toon. Eigenlijk zei hij het gewoon, en vroeg hij het niet, want Nixon zocht naar een vraagteken maar vond het niet. Maar dat deed er allemaal niet toe.
Nixon dacht toen aan die ene keer dat hij eens naar de radio luisterde. De stem van de radioman was zo raar geweest, alsof hij heel ver weg was. Maar dat kon niet, want hij zat in de radio! Waar kon dat rotventje anders zitten, had Nixon nog gedacht. Toch had hij vol overgave geluisterd, tot hij zijn tomatensoep over zichzelf heen had gegooid. De aardappelvreter had mooi verteld over de Indiase steden en zijn stem was ook heel sexy. De Indiase steden, in India, waren echter niet het enige onderwerp. Het aardappelvretende rotventje was begonnen over de abnormaal lange straten in Delhi, wat Nixon niet aan kon. En hij zou ook nooit meer proberen naar de radio te luisteren. Period!
"Wooooooh!" zei Nixon, die ineens weer wakker schrok. Deze blackout had wel heel lang geduurd. "Cool." De koning, die waarschijnlijk iets minder geamuseerd was, rolde familiar met zijn ogen. Nixon maakte dat hij wegkwam. Dit werd hem teveel.
In een hoekje van zijn kamer kwam hij langzaam weer bij zinnen. En toen ging hij zoeken naar het Paddestoeltje der Hoge Grote Hoogten. Zoals wij al verwachtten, vond hij hem niet, maar Nixon werd erg verdrietig toen hij de Truffel der Coolheid niet zag. Hij liep boos terug naar de straat, waar hij een taxi aanhield. Het was het begin van een lange reis naar de straten van Delhi.
(492)
Totaal 3582
In de taxi stonk het naar pies. Vieze ouwe natte lauwe stinkpies. Nixon waande zich even in een lift in een flat in een ghetto ergens in Oud-Zuid, ook al was hij daar nog nooit geweest. Het moest maar, het had hem nu al uren en veel broek-opgehijs gekost om een taxi aan te houden, hij zag het niet zitten opnieuw zoiets grappigs te doen. Nee, Cyanide and Happiness daarentegen, dat vond hij wel heel leuk om elke dag geruime tijd te lezen. Zijn moeder was het daar echter niet mee eens en daarom deed hij het niet vaak. Nixon woonde namelijk nog bij zijn moeder, meestal vertelde hij dat niet aan mensen. Het was niet zozeer dat hij zich ervoor schaamde, meer dat hij het er gewoon nooit over had. Op de manier waarop je het er als 28 jarige gewoon meestal niet over hebt of je al op jezelf woont, aangezien dat meestal toch wel het geval is. Misschien dat het ook daardoor kwam dat hij zo filosofisch ingesteld was. Hij twijfelde aan dingen, relativeerde alles. Zo was het bijvoorbeeld wel erg dat het Paddige Truffeltje der Snoeperigheid weg was, maar lang niet zo erg als alle zielige gebroken kinderhartjes.
"Goh, dat was best wel een random gedachte." dacht hij hardop. "Wat? Je moet wat harder praten, de muziek staat een beetje hard!" Nixon vroeg zich af waar die stem opeens vandaan kwam. Al die tijd was hij onder de indruk geweest dat hij zich in een zwart gat bevond, maar nu bleek dus eigenlijk dat hij gewoon achterin een stinkende taxi zat en dat de taxichauffeur tegen hem praatte. Of technisch gezien praatte hij tegen de chauffeur. Maar dat wilde hij helemaal niet, daarom negeerde hij de man. De man negeerde hem alleen niet. "Hee, gast! Wat zei je nou? Je moet wat harder praten!" Opeens besefte Nixon zich dat hij de man helemaal niet kon verstaan. De man sprak namelijk Indiaas, al was het gewoon Engels. Nixon sprak namelijk geen Engels, maar toch verstond hij de man dus. Dat was nogal vreemd. "Hee, meneer! Waarom kan ik u verstaan?" riep hij naar voren, hopend op een verlichtend antwoord. "Kweenie! Misschien spreken we wel dezelfde taal! :o" schreeuwde de man terug. Dat leek Nixon onwaarschijnlijk, aangezien hij in India was, maar op zich was het natuurlijk mogelijk. "Waar zijn we eigenlijk?" Misschien dat hij daaruit iets op kon maken. "Bijna bij het vliegveld! Waar gaat u eigenlijk naar toe?" Ja, dat was een lastige vraag. Hij was al in India natuurlijk, de plek waar hij had gedacht de Profetische Paddo der Verzicht te zullen vinden. "Ehm... ik ben op zoek naar een paddestoel... maar ik weet niet precies waar die is dus." In het achteruitkijkspiegeltje zag hij het gezicht van de chauffeur oplichten, "Oh, maar dan moet u naar India! Daar gaan paddestoelen vaak naar toe, als bedevaartstocht weet u wel!" De situatie werd nu steeds vreemder. Wist de man dan niet dat ze al in India waren? Nixon besloot dat hij de man een beetje vreemd vond. Daarom besloot hij, zonder verder nog over de gevaren na te denken, uit de auto te springen.
Ruim een half uur later kwam Nixon langs de rand van de weg bij. Zijn hoofd bonkte en hij had het idee dat hij zijn rechterpols gebroken had. Het deed wel pijn, maar heel vervelend was het niet want hij schreef toch nooit. Toch vond hij het slimmer om even langs het ziekenhuis te gaan. Daarom rende hij naar de overkant van de weg, om daar een taxi richting de stad aan te houden. Hij had niet gedacht dat die actie zo simpel zou zijn, maar het viel erg mee en hij werd maar één keer een beetje aangereden. Jammer genoeg duurde het wel weer super lang voordat er een taxi stopte. De taxichauffeur was niet dezelfde als die van eerst, maar hij was wel een man. Hij was niet aardig tegen Nixon, en de hele rit naar het ziekenhuis zeurde hij over stoppen op de snelweg. Nixon vond het een beetje een vreemde kerel, maar besteedde er verder niet teveel aandacht aan. Al zijn aandacht ging naar de hoogstwaarschijnlijk prachtigmooie zusters die hem in het ziekenhuis zouden verzorgen. Hij hoopte dat ze ijs hadden. Het liefst yoghurtijs van Hertog, bosvruchten. Natuurlijk.
(720)
Totaal 4302
In het ziekenhuis bleken ze geen yoghurtbosvruchtenijs van Hertog te hebben. Zelfs niet eens smerig bosvruchtenijs van het AH-huismerk. Eigenlijk hadden ze überhaupt geen ijs. Gelukkig was de wond aan zijn hoofd niet zo erg, hij hoefde alleen een paar hechtingen. De dokter zei dat die vanzelf op zouden lossen en dat hij dus gewoon naar India mocht, zolang hij daar maar een keer bij een dokter langsging om z'n hoofd te laten checken. Nou, dat had Nixon er op zich wel voor over, dus kon hij weer op weg naar het vliegveld. Hij was er nu ook achter gekomen dat hij gewoon nog in zijn eigen land was, wat verklaarde waarom hij de taxichauffeur had kunnen verstaan.
Een paar uur later zat hij comfortabel in een stoel middenin de middenrij, waar hij niet door een raampje kon kijken en telkens over mensen heen moest klimmen om naar de wc te gaan. Hij had zijn stoel zo ver mogelijk naar achter, wat een beetje bemoeilijkt werd door de vreselijk dikke man die achter hem zat. Het was maar weer een geluk bij een ongeluk dat de stoel sterker bleek dan de man, want die probeerde hem telkens weer terug omhoog te duwen. Op een gegeven moment besloot Nixon de man maar te vragen daarmee te stoppen, omdat het zo irritant was. Daarop begon de man te schreeuwen dat zijn aderen geblokkeerd werden en dat zijn benen bijna afstierven. Dat hij zo begon te gillen, als een soort ordinaire big, vonden de stewardessen en de andere passagiers weer niet zo leuk. Met zijn allen waren ze het dus met Nixon eens dat die man eerst maar eens moest gaan afvallen voor hij weer iets mocht zeggen. Dat vond Nixon wel grappig, want het zou die man toch nooit lukken om af te vallen voordat ze in India waren. Toch hoopte hij dat hij op de terugweg niet voor de man zou zitten. Dan was het toch weer mooi dat hij nog niet had besloten wanneer hij terug zou gaan, al kwam dat dan deels weer omdat dat ervan afhing of hij het Vreemdsoortige Paddestoeltje der Huppeligheid had gevonden. Het kwam er dus op neer dat hij de koning misschien nog wel dankbaar zou moeten zijn als zou blijken dat het zwaarlijvige figuur niet achter hem zat. Wat leefde hij toch in een gekke wereld!
Ondertussen ergerde de Idee zich helemaal kapot aan de vreselijke achterlijkheid die Nixon 24/7 op de wereld afstraalde. Het was waarlijk en waarachtig toch bijna onmogelijk dat de Ontwerper zo'n imbeciel figuur had weten ontwerpen. En het was bijna nog erger dat hij, de Idee, dan ook nog eens net die persoon had moeten kiezen om in te leven om zijn plan te volbrengen. Dit bracht alles zo afschuwelijk in de war. Natuurlijk kon de Idee invloed uitoefenen op het lichaam waarin hij huisde, maar aangezien dat lichaam altijd nog door de oorspronkelijk bedoelde ziel werd bewoond, was dat maar tot op zekere hoogte. Kleine beslissingen kon hij makkelijk veranderen, stupide acties als naar India gaan om daar een Kwalitatief Uitermate Teleurstellend Paddotje te gaan zoeken waren een heel andere zaak. Omdat Nixon zo vaak van die lompe dingen deed, die de Idee dan telkens weer tegen moest houden, werd het steeds lastiger zijn eigen doel te behalen. Hoe vaker hij ingreep, hoe meer weerstand de Oorspronkelijke Nixon ging bieden. De Ontwerper was een eikel. Alles hoefde helemaal niet in balans te zijn.
Als kinderen eerst intens gelukkig waren, hoefden ze daarna helemaal niet keihard in een bodemloze put, een afgrondloos ravijn, het aardse tranendal gesmeten te worden. Waarom liet de Ontwerper ze dan niet gewoon doodgaan en naar de hemel komen. Dat zou velen male beter zijn. De hemel zou dan één dolgelukkige ginnegappende boel worden, vol blije kindertjes, rondhuppelend en spelend.
Ja, het is maar goed dat de Ontwerper de Ontwerper is en niet de Idee. De Idee had vaak heel aardige ideeën, alleen een beetje onrealistisch. De Ontwerper had tientallen jaren nagedacht over zijn Design, om die zo goed mogelijk te perfectioneren. Zo had hij dus voorzien dat alle kinderen laten sterven geen goed Idee zou zijn. Dan zou er na de eerste lichting kinderen niets meer zijn en zou hij zich telkens om de mensheid moeten bekommeren. In het begin vond hij dat niet eens zo erg, maar op een gegeven moment had de Ontwerper er schoon genoeg van gekregen. Die asociale, vervelende, zeikende misbaksels die hij ooit naar zijn evenbeeld (Ha! Of niet dus.) had geschapen, waren hem al snel de strot uitgekomen. Een zondvloed hier, een aantal plagen daar, niets hielp. Stronteigenwijze klootzakken waren het. Na die eerste paar duizend jaar had hij zich dus maar niet meer met ze bemoeit. Op de een of andere manier overleefden ze zonder hem ook, zelfs zo goed dat ze al zijn andere, veel betere en mooiere en lievere en geweldigere en stiekem zelfs slimmere creaties daarbij om zeep hielpen. Het was niet anders. Een paar jaar geleden was hij toch aan een nieuw Project begonnen, waar hij nogal tevreden mee was. Het was eigenlijk een vernieuwde versie van de aarde. Earth 2.0 had hij het gedoopt. De Aarde was gewoon het prototype, had hij besloten. Dat was nu overbodig en mocht zichzelf de afgrond in werken. Daarom liet hij de Idee daar ook rustig zijn gang gaan, het maakte toch niets uit. Sowieso was er voor elk Project een ander Idee. Net als Earth 2.0 was Idea 67.2 ook stukken beter dan Idea 34.1 (die bij Earth 1.0 hoorde). Maar goed.
De Idee zat zich dus vreselijk op te winden over het gezeur over de dikke man die achter zijn gastlichaam zat. Hij had zijn quota aan interventies van die dag echter al opgebruikt en kon dus niets aan deze specifieke situatie veranderen. De rest van de dag besloot hij dus maar slapend door te brengen (dat kon hij namelijk, dan nam de originele ziel het gewoon even helemaal over).
Nixon kwam die dag zonder verder nog speciale gebeurtenissen door en zo eindigde hij 's avonds in New Delhi in een bed in één van de duurste hotels van de stad, het Prulton.
(1030)
Totaal 5332
India. Goh, wat een land. Nixon verbaasde zich constant over van alles en nog wat. Bij zijn aankomst was het avond geweest, nacht bijna. Toen waren hem weinig opvallende dingen opgevallen. Overdag was het echter een heel ander verhaal. Heilige koeien vochten met geflipte taxi's om de weg, terwijl daar kriskras wat riksja's tussendoor vlogen. Een mens was bij het oversteken z'n leven niet zeker. Nixon had nog geprobeerd de straten te doorzoeken, het was natuurlijk zeer goed mogelijk dat daar ergens het Zielige Huilende Gelukstruffeltje rondzwierf, maar die zoektocht had hij snel opgegeven. Hoe dierbaar het heiligdom hem ook was, hij zag het niet zitten zijn leven er al te veel voor in de waagschaal te leggen. Hij begon zelfs steeds meer te vermoeden dat het ding helemaal niet in India was. In zijn achterhoofd hoorde hij ook vaag een zeurstemmetje, waarom was hij überhaupt naar India gegaan?
Nixon kon het zich niet herinneren. Natuurlijk moest er een reden voor zijn geweest, maar die was hij waarschijnlijk ergens in het vliegtuig al vergeten. Dat maakte het zoeken ook stukken lastiger, aangezien het betekende dat hij nu ook niet wist waar hij had wíllen zoeken. Lukraak door New Delhi lopen, over al die lange straten, was natuurlijk leuk, maar niet zo handig. Tenzij je iets wilde kopen, want er waren wel godsgruwelijk veel winkels overal. Niet geheel onlogisch, aangezien ze ook godsgruwelijk veel straat hadden om te vullen. Al die stoepen konden natuurlijk niet maar gewoon stoepen met niks zijn, er moest wel iets naast staan.
Logisch. Al was het mogelijk wel logischer geweest om er gewoon huizen te bouwen voor al die mensen. Het was vrij opvallend dat nogal wat mensen gewoon in een soort kartonnen bouwvallen leefden, of zelfs gewoon zomaar op straat. Dan hadden die winkels best even kunnen wachten, maar ja, dat was maar Nixon's nederige mening.
Niemand vroeg eigenlijk ooit om zijn mening, de koning ook al nooit. Nixon vond dat best een slechte zaak. Hij was toch niet voor niets manusje? Van alles nota bene, dan zouden ze zijn mening juist op prijs moeten stellen. Leiders waren toch eigenlijk gewoon zulke domme types, totaal geen benul van wat je nou met zo'n land moest doen. Nee, als het aan Nixon had gelegen had hij zeker zichzelf om raad gevraagd, dat deed hij dan ook vaak. Al moest hij toegeven dat als hij de koning was geweest, hij misschien ook wel niet zijn manusje had gevraagd wat die er nou allemaal van vond. Gelukkig was er niemand anders in de buurt, waardoor hij het alleen aan zichzelf hoefde toe te geven.
Hoe dan ook, hij begon het hele India-avontuur steeds hopelozer te vinden. Op straat lag het koekje niet, daar was hij zeker van. En zelfs als het daar wel lag zou een van die kutkoeien het vast opeten voor hij het vond. Gelukkig was hij niet op zoek naar een koekje maar naar de paddo, bedacht hij zich opeens. Koeien lusten misschien wel helemaal geen paddo's. Aan de andere kant, varkens hielden wel van truffels en minder van koekjes waarschijnlijk, misschien was dat met koeien ook wel zo. Nou ja, als dat zo was, dan was het truffeltje verloren. Niets aan te doen. Wat hij wel kon doen, was naar Noorwegen gaan!
Noorwegen. Een koud en onguur land. Per dag maar enkele luttele uurtjes zon, verder niets dan duisternis. Angstaanjagende, kille, duisternis. Geen plek voor een Klein Lief Blond Truffeltje alleen. Helemaal niet. Nixon was er bijna zeker van dat als ze, of hij misschien wel, hier was, dat wel eens heel slecht kon uitpakken. Voor het champignonnetje natuurlijk, niet voor zo'n stoere vent als hij. Hoogstens een lijkje zou hij ergens in een schuurtje achteraf aantreffen, misschien dat niet eens. Met die lompe Norse (ja, inderdaad een (stiekem wel geslaagde) pun (al zeg ik het zelf :P)) boerenkinkels wist je het maar nooit.
Dik aangekleed stapte Nixon de kou in. Op zoek naar het Verloren Opwekkende Schaapje schroomde hij niet om zulk weer te trotseren. Voor koning en vaderland had hij veel over, niemand zou hem er van kunnen betichten niet het beste met zijn landgenoten voor te hebben. Al valt er natuurlijk aan te twijfelen hoe nuttig en belangrijk dat hele reliekje nou eigenlijk was, maar ach, dat deed Nixon niet natuurlijk.
(720)
Totaal 6052
Het was heel koud in Noorwegen. Telkens als hij een stap zette viel het hem weer op, vooral zijn voeten waren namelijk ijskoud. De Idee ergerde zich daar zoals wel vaker helemaal kapot aan. Nixon was namelijk met zijn achterlijke konthoofd vergeten normale schoenen in plaats van sloffen aan te doen. Waarom Nixon in godsnaam ooit manusje had mogen worden was de Idee geheel onduidelijk. Ja, natuurlijk, overerving, maar dat ze daar ook daadwerkelijk aan vast hielden was onverklaarbaar. Nixon's vader was een heel rustige, verstandige man geweest, totaal anders dan Nixon eigenlijk. De Idee had zich al meer dan eens afgevraagd of hij überhaupt wel Nixon's vader was geweest. Met die gedachte had hij nooit wat gedaan aangezien hij met Nixon als manusje veel beter af was. Misschien ooit, op een dag, als Nixon niets meer dan een wormvormig aanhangsel zou zijn geworden, zou hij onthullen wat voor een smerige oplichter het ventje eigenlijk was. Zelfs al kon hij er niets aan doen.
Wat de Idee niet wist, maar wij natuurlijk wel omdat wij omniscient zijn, was dat Nixon inderdaad niet de zoon van zijn vader was. Wel van zijn moeder trouwens. Wat wij weten, is dat Nixon eígenlijk de zoon van... de KONING is! Ja, inderdaad, van de koning! Van die ouwe Frilimpus. In zijn jongere jaren had die menig vrouwenhart op hol laten slaan, nog steeds natuurlijk, waaronder dat van Nixon's mama. De enige reden dat zij nu niet zijn vrouw en de koningin van het land was, was haar armetierige sloeberafkomst en het feit dat ze al met iemand getrouwd was. Toen ze erachter was gekomen dat ze in verwachting was, dacht ze meteen aan de koning. Hoe kon het ook anders, al jaren probeerden zij en haar man vergeefs een kind te krijgen! Maar Fulderella hield van haar man en niet van de koning, wat ze ook in zijn oor gefluisterd mocht hebben. Ze had besloten het kind op te laten groeien in de waan dat hij geen druppel bijzonder bloed had. En zo geschiedde het.
Het komt er dus op neer dat als de Idee had verkondigd dat Nixon inderdaad niet de zoon van de man was die zich uitgaf voor zijn vader, zijn plan waarschijnlijk veel eenvoudiger tot uitbrenging kon worden gebracht. Maar ja, dat weten alleen wij. De Idee wist alleen maar dat hij Nixon terug naar zijn hutje moest sturen, voor zijn poten eraf vroren. Zo gezegd zo gedaan.
Een paar dagen later lag Nixon rustig in zijn bed, ergens in Noorwegen, terwijl de koning, zijn vader dus, onrustig door één van de vele Koninklijke vertrekken ijsbeerde. Al is ijsbeerde eigenlijk een stomme manier van beschrijven wat hij deed. Strikt genomen liep Frilimpus namelijk geen rondjes, hij stond gewoon constant op om dan een paar passen te zetten en toch maar weer te gaan zitten. Sowieso is ijsberen maar een gare term. Wie ijsbeert er nou? Mensen ijsberen alleen maar in boeken. Als je erover nadenkt is het niets meer dan een soort jargon, uit het schrijversvak, maar dan in boeken zelf. In plaats van dat de schrijver helemaal op moet schrijven dat iemand onrustig rondjes liep, telkens hetzelfde rondje, telkens weer, kan die nu gewoon zeggen dat iemand door een kamer ijsbeert. Nonsens eigenlijk dus, want mensen ijsberen helemaal niet. We zijn niet eens ijsberen, we lijken er niet eens op. Het dichts dat iemand ooit in de buurt van ijsberen komt is als ze aan de telefoon zijn en dan een beetje doelloos gaan rondsloeberen door de kamer omdat ze niet gewoon op hun reet kunnen blijven zitten. En reet is ook een gaar woord.
Frilimpus liep dus onrustig rondjes door zijn kamer, telkens opnieuw weer hetzelfde rondje. Je zou half verwachten dat hij een gat in de grond zou slijten. (Dat deed hij niet trouwens, zo snel gaat dat niet hoor). Wat nu belangrijk is, is waarom hij dat dan wel niet deed. Zoals hierboven beschreven ijsberen mensen eigenlijk nooit, (ijsberen zijnde de officiële wetenschappelijke vakjargon uitdrukking voor deze bezigheid). Het moest dus wel een heel speciale reden hebben. Gelukkig had het dat ook. Nog beter, die reden krijg je te lezen. Alleen niet nu. Dit verhaal draait namelijk om Nixon, niet om Frilimpus, zelfs de terugkerende intermezzo's met de Idee veranderen daar niets aan. Die intermezzo's zou je namelijk gewoon als een verhaal op zich kunnen lezen, of niet. Hoe dan ook, jullie krijgen dit pas te weten zodra Nixon er ook achter komt. Het leuke daaraan is, is dat Nixon zo'n randdebiel is dat hij er waarschijnlijk nog lang niet achter komt. En jullie dus ook niet.
Om jullie toch een klein beetje tegemoet te komen, zullen we nu verder gaan met Nixon, weer een paar dagen later, als hij terug is in zijn eigen land.
(800)
Totaal 6852
De Idee had de afgelopen paar dagen vrij genomen, Nion was toch alleen maar bezig geweest met naar huis gaan. Het had geen zin om daar in te gaan grijpen. Eigenlijk was hij er nogal chagerijnig van geworden, de reis had ruim 7 dagen gekost. Normaal duurde het er hooguit 2, als je pech had.
Zoals altijd was de Idee zich ervan bewust dat als hij zich er wel mee bemoeit had, het allemaal een stuk sneller was gegaan.
Gelukkig zatern er niet alleen maar nadelen aan. Een paar dagen vrij hebben was redelijk rustgevend, voorzover dat mogelijk was in Nixon, en bovenal bouwde zijn quota zich dan op. Daardoor kon hij nu hier zijn, in control. Nixon was nu niets meer dan een leeg omhulsel, een marionet waarmee de Idee kon doen wat hij maar wilde. Bijvoorbeeld een koning lastigvallen.
"Frimp," De koning schrok op, "Finally, we meet again." Herkenning gleed over het gezicht van de man, "De Idee!" harde woorden. "Wat doe jij hier? Wat doe je in mijn jongen!" Nu was het aan de Idee om verbaasd te zijn. Hij herstelde zich echter snel en liet niets aan Nixon's gezicht zien. "Je wist het al? Waarom heb je hem nooit erkend?" Van verbazing schoot de Idee nu richting woede. Die man was minstens net zo erg, erger nog eigenlijk, als alle andere volwassenen. "Doet het je dan niets? Je eigen kind!" Nixon's stem sloeg over, alsof hij daadwerkelijk zelf praatte, zelf deze emoties ervaarde.
De koning schudde weemoedig zijn hoofd, een vage pijn leek van hem af te stralen. "Geloof je echt dat ik zo hard ben? Zo onmenselijk? Vanaf het aller-, allereerste moment weet ik het al. Al die tijd heb ik met deze kennis moeten leven. Je hebt geen idee hoe dat voor mij was, hoe intens pijnlijk!" dat laatste kwam er uit als niet meer dan een schrille gil. "De eerste keer dat ik hem zag was het meteen duidelijk. Daar lag hij, in zijn "vaders" armen. Zodra ik zijn kleine handjes zag wist ik dat er geen twijfel meer mogelijk was." De koning viel langzaam weg in verstikt gemompel, "Hij heeft mijn handen, Nixon. Hij heeft mijn handen. Mijn zoon." Voor de Idee er erg in had en kon ingrijpen stortte de koning zich op de grond. Daar balde hij zichzelf op in de foetushouding en begon hij zachtjes met gierende uithalen te schreien.
Even later vroeg de koning op fluistertoon of Nixon het ook wist. Met zo'n klein stemmetje was hij niets meer dan een zielige, oude zak. "Hoe is hij erachter gekomen?" De Idee schudde Nixon's hoofd, "Hij weet het niet. Nog niet. Hij is nu eenmaal geen groot genie." Tot de Idee's schok begon de koning opeens te glimmen van trots, "Dat heeft 'ie van mij!" De loser. De Idee snoof en tuitte in gedachten verzonken zijn lippen, of die van Nixon dus. Waar te beginnen?
"Luister..."
(487)
Totaal 7339.
'Een tijdje terug kreeg Nixon een uitnodiging van het nationaal forensisch instituut, naar aanleiding van zijn profielwerkstuk. "DNA door de eeuwen heen", een lompe studie naar hoe er met DNA omgegaan werd vroeger en nu. Sloeg nergens op maar de mensen van het NFI waren erg onder de indruk.' Het was nog een wonder dat dit feodale oord niet gewoon Loserland heette in plaats van Ladidaland. 'Nouja, hij had die uitnodiging dus al een tijdje. Om daar een praatje te houden, vertellen over zijn bevindingen enzo. Na zijn nogal zinloze tripjes naar India en Noorwegen wilde hij u niet meteen onder ogen hoeven komen, dus besloot hij toen maar te gaan. Of misschien had ik een vermoedde en stuurde ik hem een klein beetje aan, maar dat is irrelevant.'
De Idee zuchtte, het was moeilijk genoeg geweest om Nixon naar die lui toe te sturen. De man had zijn profielwerkstuk natuurlijk al jaren geleden gemaakt en de uitnodiging was ook al minstens 3 jaar in zijn bezit. Om de een of andere reden had Nixon, onderbewust waarschijnlijk, het bezoek op de lange baan geschoven. Het zou de Idee niet verbazen als Nixon eigenlijk nooit had willen gaan. Dat onderbewuste van Nixon was een stuk pienterder dan zijn bewuste. Alle stukjes uit het werkstuk dat nog ergens in de buurt van genialiteit kwamen waren door het onderbewuste verzonnen.
'Toen we daar waren vermaakte Nixon zich eigenlijk opperbest. Hij had het enorm naar zijn zin, vrij onverwachts eigenlijk. Ik was allang blij, want dat maakte het voor mij een stuk makkelijker om te zorgen dat mijn vermoedens bevestigt zouden worden.' De koning staarde hem alleen maar met een leeg gezicht aan. Even vroeg de Idee zich af of de man überhaupt wel snapte wat hij zei, maar Frimp had zich altijd al dommer voorgedaan dan hij was. Die fout zou hij nooit meer maken.
'Hoe is het je uiteindelijk gelukt. Ik ga ervan uit dat je bewijs hebt? Genetisch, onweerlegbaar bewijs.' Waar de koning net nog zo vol lof geweest was over zijn zoon klonk hij nu alleen maar kil. Emotieloos. Vriendloos. Koos Vriendloos. 'Spil the beans ID. Ik heb wel wat beters te doen dan naar je geouwehoer luisteren. Je was altijd al abnormaal langdradig. Komt vast omdat je zo lang opgesloten hebt gezeten in niets. Zeg wat je te zeggen hebt, man en rot dan weer op. Je dacht toch niet dat iemand gaat geloven hè?'
(406)
Einde wedstrijdtijd - dit stuk staat hier beneden nog een keer, plus het einde.
'Een tijdje terug kreeg Nixon een uitnodiging van het nationaal forensisch instituut, naar aanleiding van zijn profielwerkstuk. "DNA door de eeuwen heen", een lompe studie naar hoe er met DNA omgegaan werd vroeger en nu. Sloeg nergens op maar de mensen van het NFI waren erg onder de indruk.' Het was nog een wonder dat dit feodale oord niet gewoon Loserland heette in plaats van Ladidaland. 'Nouja, hij had die uitnodiging dus al een tijdje. Om daar een praatje te houden, vertellen over zijn bevindingen enzo. Na zijn nogal zinloze tripjes naar India en Noorwegen wilde hij u niet meteen onder ogen hoeven komen, dus besloot hij toen maar te gaan. Of misschien had ik een vermoedde en stuurde ik hem een klein beetje aan, maar dat is irrelevant.'
De Idee zuchtte, het was moeilijk genoeg geweest om Nixon naar die lui toe te sturen. De man had zijn profielwerkstuk natuurlijk al jaren geleden gemaakt en de uitnodiging was ook al minstens 3 jaar in zijn bezit. Om de een of andere reden had Nixon, onderbewust waarschijnlijk, het bezoek op de lange baan geschoven. Het zou de Idee niet verbazen als Nixon eigenlijk nooit had willen gaan. Dat onderbewuste van Nixon was een stuk pienterder dan zijn bewuste. Alle stukjes uit het werkstuk dat nog ergens in de buurt van genialiteit kwamen waren door het onderbewuste verzonnen.
'Toen we daar waren vermaakte Nixon zich eigenlijk opperbest. Hij had het enorm naar zijn zin, vrij onverwachts eigenlijk. Ik was allang blij, want dat maakte het voor mij een stuk makkelijker om te zorgen dat mijn vermoedens bevestigt zouden worden.' De koning staarde hem alleen maar met een leeg gezicht aan. Even vroeg de Idee zich af of de man überhaupt wel snapte wat hij zei, maar Frimp had zich altijd al dommer voorgedaan dan hij was. Die fout zou hij nooit meer maken.
'Hoe is het je uiteindelijk gelukt. Ik ga ervan uit dat je bewijs hebt? Genetisch, onweerlegbaar bewijs.' Waar de koning net nog zo vol lof geweest was over zijn zoon klonk hij nu alleen maar kil. Emotieloos. Vriendloos. Koos Vriendloos. 'Spil the beans ID. Ik heb wel wat beters te doen dan naar je geouwehoer luisteren. Je was altijd al abnormaal langdradig. Komt vast omdat je zo lang opgesloten hebt gezeten in niets. Zeg wat je te zeggen hebt, man en rot dan weer op. Je dacht toch niet dat iemand je gaat geloven hè?' Een denigrerende grijns ontsierde Frimps gelaat. Het rotjong van al die jaren geleden kwam weer boven drijven, als nooit te voren.
'Dit wordt je doodsteek oude man. Onomstotelijk bewijs, je onderdanen zullen het geloven, wacht maar af.' Nu was het aan de Idee om maniakaal te lachen. De enige reactie die hij kreeg was een sierlijk opgetrokken wenkbrauw, als hij het goed zag netjes in model geëpileerd. 'Omdat ik toch een goeie vent ben, zal ik je een beetje tegemoetkomen. Om een lang verhaal kort te maken, ik had ervoor gezorgd dat Nixon wat DNA van jou bij zich had, een leuk avondje was verder genoeg. Nixon doet soms nogal... vreemde dingen als hij niet helemaal meer nuchter is. Op z'n zachtst gezegd. Toevallig hadden hij en een lelijke forensisch feeks nogal lol bij een aantal DNA vergelijk apparaten. Zijn DNA en dat van jou vielen prachtig op hun plek, alsof het voorbestemd was, perfectie gewoon. De machines deden de rest.'
'Je zei dat hij het niet wist.' De Idee voelde zijn interne, niet vleeselijke wangen rood worden, een vlammende hitte sloeg hem daar en in zijn hals. 'Ik heb het op een gegeven moment maar wijselijk even overgenomen. Om alles in goede banen te leiden.' Mocht een man ook eens wat plezier beleven? 'Ik heb het zwart op wit.' Een beetje onhandig stuurde hij Nixon's hand richting diens borstzak. Het was bedoeld als een soepele, coole beweging, maar mislukte toen zijn hand bleef steken in de nauwe opening. Uiteindelijk lukte het de Idee de hand te bevrijden, maar ondertussen was het papiertje al helemaal aan flarden gescheurd en bijna onleesbaar. Tja, het moest maar, hij had geen kopie gemaakt. Pesterig zwaaide hij het vodje voor Frimps neus heen en weer.
Uiterlijk deed Frilimpus het voorkomen alsof hij zenuwachtig was, over de rooie, alsof hij zichzelf niet meer onder controle had. Van binnen zat hij in the Void. Alle emoties kon hij vaag nog daarbuiten voelen, maar ze leken op die van een ander. In zijn zak voelde hij zijn ultieme wapen zitten. Het speelgoedzwaardje dat ooit bij een Action-Man had gezeten, eentje met een Middeleeuws thema. Stevig pakte hij het beet. Hij maakte zijn gedachten leeg en focuste zich op de bewegingen. Van Springend Hoendertje ging hij naar Vloeiende Paddestoelspoor. De angst die achter Nixon's ogen flikkerde gaf hem een euforisch gevoel. Hij wilde toeslaan met de simpele doch doeltreffende Chuck Norris Vlucht, maar de Idee was hem te snel af. Chuck Norris Vlucht ontmoette Dansend Balletnijlpaard, dat op zijn beurt werd aangevallen door Schreeuwende Berg Leeuw. Het speelgoedzwaardje ketste af op Pijlsnel Kiezeltje der Verplettering. 'Vertel me één ding Frimp. Waarom?' Op Nixon's gezicht parelde zweet, het was een wonder dat het de Idee zo goed lukte alle aanvallen te pareren. 'Waarom heb je hem niet gewoon erkend?'
Frilimpus gnuifde, 'Ik vergat het simpelweg. Altijd kwam er wel iets tussen op de momenten dat ik er aan dacht en verder was het nou niet bepaald belangrijk. Er zat niets achter.' Magnum Opus van een Regenworm. 'Nu is het een ander verhaal. Ik kan moeilijk opeens een zoon opeisen. Het zal lijken alsof ik achter de schermen wil blijven regeren. Het is onmogelijk.' Pas nu drong het tot hem door dat de beet van de regenworm fataal was geweest. Het speelgoedzwaardje stak half uit Nixon's borstkas, een klein straaltje bloed sijpelde naar beneden. Vol ongeloof trok hij het met een slijmerig geluid uit het zachte vlees. Uit de moeizaamheid waarmee dat ging maakte hij op dat de rigor mortis al ingezet was. Nixon's lippen werden langzaam blauw. Met een zachte plof viel het levenloze lichaam op de grond.
'Nixon. Nixon!' Wild schudde hij zijn zoon door elkaar. Het papiertje, het bewijs, zat nog stijf in zijn hand geklemd. Tijdens het duel had hij het als een soort mascotte vastgehouden. Zijn zoon. Eindelijk had hij de kans gekregen het onrecht recht te zetten en wat had hij gedaan? Hij had er nog een grotere bende van gemaakt dan eerst. 'Nixon, wordt wakker! Alsjeblieft. Beweeg.' Snel bracht hij zijn mond naar die van zijn zoon en begon hem lucht in te blazen. Hoe ironisch was het dat het hem nu opviel hoe erg Nixon's adem wel niet stonk. Zulke kleine dingen had hij eerder nooit opgemerkt.
Zijn zoons borstkas bewoog wel op en neer, maar zoals die van een pop. Het was niet echt. Uit wanhoop begon Frilimpus op zijn zoon in te slaan. Te stompen, zijn gezicht, zijn hart. Na een tijdje had hij zichzelf weer in de hand, maar het koste hem veel moeite. Het enige dat hem weerhield het lijk om te toveren in een bergje moes was het feit dat zijn zoon hoe dan ook toonbaar moest zijn bij de begrafenis.
Daar zat hij dan., op het punt af te treden, naast het lijk van zijn zoon, tevens de enige rechtmatige opvolger van de troon. En het was allemaal zijn schuld. 'Nixon, het spijt me zo. Alles. Dat ik je niet erkend heb. Dat ik je op deze helse reis heb gestuurd. Ik was het! Al die tijd, alles is aan mij te danken.' De schaamte was ondraaglijk, hij kon zijn zoon niet langer aankijken. Met zijn ogen stijf dichtgeknepen uitte hij die onfortuinlijke woorden. 'Ik was het Nixie. Ik heb dat Verlichte Kleinood der Verlammende Zaligheid opgegeten. Al die jaren hield dat me op de been. Mijn wekelijkse likje. Nu...' Tranen welden op in zijn ogen. 'Je moet het begrijpen Nixje, mijn wereld stortte in, mijn enige houvast viel weg. Behalve mijn koningsschap heb ik niets, geen familie, geen vrienden. Het zou mijn dood worden.' De eerste bittere tranen biggelden omlaag. 'Ik at hem op en ik ga me er niet schuldig om voelen ook. Het was heerlijk en het hielp me in te zien dat aftreden zo erg nog niet was.'
Opeens voelde hij onder zijn handen het dode lijk bewegen. Eerst een beetje, toen steeds meer. Plots deed Nixon zijn ogen weer open. 'U? U hebt de Holy Mushroom opgegeten! Waarom heeft u het niet gewoon gezegd meneer.' Het gapende gat waar eerst het zwaardje had gezeten was plotseling weg en Nixon ging langzaam overeind zitten. Hij leek prima in orde, alsof er magie in het spel was. Zouden zijn tranen dat soms gedaan hebben? Hadden die genezende krachten? 'Dat kon ik niet jongen. Ik kon het niet. Op die manier mijn eigen zoon afvallen was onmogelijk. Dat spijt me.'
Een paar dagen later was de aftreding van Frilimpus een feit. Zoals jullie misschien al verwachtten werd Nixon toen koning. Hij hoefde zijn naam niet te veranderen, want hij had er al een heleboel. Nixon Gabriel Owen Tutu Garp VIII. Het licht dat de arme paddestoel enkele weken eerder verblind had was het licht dat op hem geworpen werd door de hand van Frimp. Tevens bracht die hand de arme paddestoel naar Frimps mond, alwaar hij zachtjes verpletterd en vermalen werd. Uiterst pijnlijk, het arme ding schreeuwde het uit. Hoe bruut was het dat zijn geschreeuw overstemd werd door het onsmakelijke gesmak en gekauw van de koning.
Zo kwam het dus allemaal uiteindelijk toch nog in orde. De troonzaal werd vernoemd naar de Idee, als een ode aan alle dingen die hij nooit bereikte maar waar hij wel van droomde.
Nixon was een domme, doch niet zo slimme koning en hij regeerde voor vele jaren. In tegenstelling tot zijn vader trouwde hij, met de forensische feeks, en kreeg hij hordes echtelijke kinderen, van wie hij veel hield. Nergens staat beschreven of hun hartjes ooit braken, maar men vermoed van wel. Gelukkig was tegen die tijd bizonkit al uitgevonden. Het feit dat velen van hen aan hartfalen leden valt misschien wel aan die lijm toe te schrijven. Nixon werd opgevolgd door zijn manusje van alles, een traditie die door hem in de wet opgenomen werd. Tot op de dag van vandaag geschied zijn wil.
Frimp stierf op een buitengewoon koude dag in het voorjaar, enkele jaren na zijn aftreden. Na een lijkschouwing werd geconstateerd dat hij een abnormaal hoog cholesterolniveau had. Dit wordt toegeschreven aan zijn overmatige drugsgebruik.
De Idee stierf in Nixon's plaats. Op het moment dat het zwaardje Nixon's hart doorboorde was hij het die daar regeerde. Nixon's hart is het enige dat hij ooit gered heeft. Zijn Ideeën leven voort, zonder dat enig mens zich daarvan bewust is. Af en toe gniffelt de Ontwerper nog wel eens als hij aan hem terugdenkt. Idea 67.2 functioneert nog altijd prima en ook Earth 2.0 werkt zoals het hoort. Die aarde is een gelukkige plaats. Details van het leven op Earth 1.0 van de jaren voordat die compleet naar de verdoemenis ging zijn er niet, bij een brand in het Centraal Archief van Earth 2.0 zijn die helaas verloren gegaan. Waarschijnlijk is het beter zo.
Einde.
(1878)
Totaal 7339+1878=
9217