Weerwolven van Wakkerdam

Alleen voor de beheerders => Verhalenwedstrijd => Verhalen => Prullenbak => Archief => Topic gestart door: Mathidinkske op 13 juli 2008, 20:58:11

Poll
Vraag: Wat vind je van het verhaal?
Optie 1: Geweldig! Grandioos!
Optie 2: Zeer goed!
Optie 3: Goed!
Optie 4: Matig...
Optie 5: Slecht!
Optie 6: Zeer slecht!
Optie 7: Enkel Dixies stukjes zijn mooi!
Titel: Dixie & Mathias ~ Dreamteam in goede en kwade dagen
Bericht door: Mathidinkske op 13 juli 2008, 20:58:11


[size=8]
Kopzorgen![/size]



Starring:
- Damon -
- Tanne -
- Jethro -

Co-starring:
- Tim -
- Damons vader -
- Damons moeder -
- Jeremy -
- Caspar -
- Geert -
- Kaylee -
- Mara -
- Falnir -
- Per -
- Kieran -
- Helderziende zestiger -
- Kwaadaardige handlangster van Jethro -
- Wachter-
- En nog veel meer -

Directed by:
- Kim as Dixie -
- Mathias as Mathidinkske -

Written by:
- Kim as Dixie -
- Mathias as Mathidinkske -

Produced by:
- Kim as Dixie -
- Mathias as Mathidinkske -

(c) 2008 - Dixie & Mathias
Titel: Re: Dixie en Mathias ~ Gewoon het beste!
Bericht door: Mathidinkske op 29 juli 2008, 15:35:04
"Zonder woorden nam Damon afscheid van de plaats die hem zoveel vreugde maar ook zoveel verdriet had gegeven, en van de mensenlevens die aan hem voorbijgetrokken waren. Met weemoed dacht hij terug aan Per en Kieran, met afgrijzen aan Jethro, en met liefde aan Tanne. Hij stapte zijn verweerde koets in, nam zijn zweep ter hand en zette koers naar het noorden. Hij keek door de scheuren van het stof naar buiten en zag langzaam de omgeving voorbijtrekken. Alles zag er hetzelfde uit, de velden met de dieren, de bomen, het water. Terwijl hij zijn zweep nog eens uithaalde, zuchtte hij. Hij zou niet lang meer alleen zijn in deze omgeving. Nog eens keek hij naar buiten, alles was nog steeds hetzelfde. Maar niets zou meer hetzelfde zijn."

En dat betekende het einde van de film "When the wind is gone", gebaseerd op de Damon-reeks. "Wow! Dat was een leuke film!" zei Damon. Tim knikte. "Dat was het zeker." Ze stonden op. Damon veegde de popcorn van zijn lijf. Ze liepen naar beneden en gooiden de resterende popcorn weg, samen met het lege bekertje fris. De vrienden liepen de filmzaal uit, en zochten hun fiets. Ze wandelden naar hun fietsen en ontsloten die. Ze sprongen op de fiets en vertrokken, terug naar huis. Onderweg discussiërden ze nog over de film. "Het einde was wel flauw. In het boek was het veel mooier." zei Damon. Tim keek hem aan. "Ben je gek? Het einde is tot in de details juist als je het boek erbij neemt." Damon schudde zijn hoofd. "Dat denk je. In het boek neemt Damon de paarden van de koets, en niet de koets." Tim kon het niets schelen. Het was een mooie film, en daarmee basta. Het licht stond op rood. Ze wachtten het groene licht af, waarna ze snel fietsten tot aan het einde van de straat.  Beide gingen nek-aan-nek tot Damon plots scheen te vertragen. "Ik win!" triomfeerde Tim. Damon kon er wel om lachen, hij was toch niet goed in dat soort dingen.

"Rij je nog mee tot aan mijn huis?" vroeg Damon. Tim schudde zijn hoofd. "Sorry, ik moet snel thuis zijn. Straks is er visite, en ik moet alles nog voorbereiden." Damon knikte, en sloeg links af. Tim zwaaide nog snel eens voordat hij rechts insloeg. Nog een bocht naar rechts, en Damon was thuis. Hij sloeg in en zag een grote vrachtwagen recht op zich afkomen. Voor hij het besefte, botste hij tegen de vrachtwagen en viel hij neer in de grond. Een zware klap op zijn hoofd. De vrachtwagenchauffeur stapte uit. "Oh, nee!" zei hij, terwijl hij keek naar het bloedende hoofd van de zestienjarige. Paniekerig ging hij roepen. "Bel een ziekenwagen!!" riep hij alsmaar door. Niemand reageert. De auto's rijden maar voorbij, maar geen van hen bood hulp. Dan merkte de chauffeur iets op. Het is Damons mobieltje. Nadat hij het opraapte, belde hij snel de hulpdiensten.

Een ziekwagen was onderweg. Één van de buurtbewoners zag de jongen liggen en kwam naar buiten. Hij keek snel naar de jongen. Samen wachtten de truckbestuurder en de buurtbewoner op de ziekenwagen. Nog geen 5 minuten nadat de chauffeur gebeld had, verscheen een ziekenwagen. Twee verplegers legden Damon in de ziekenwagen. Een andere vroeg wat er gebeurt was aan de trucker. De politie was nu ook ter plaatse om de man verder te ondervragen. De verplegers keken naar de identiteitskaart. "Deze jongen heet 'Damon'. In zijn portefeuille zat ook het adres van Damons ouders. Wilgenstraat 12." De agent knikte vriendelijk. "Dat is hier dichtbij. Ik ga de ouders waarschuwen." De ziekenwagen ging terug naar het ziekhuis met loeiende sirenes, terwijl de agent aanklopte op de deur van Wilgenstraat 12.
Titel: Re: Dixie en Mathias ~ Gewoon het beste!
Bericht door: Dixie op 31 juli 2008, 00:52:43
Op de achtergrond piepte langzaam maar regelmatig een machine. Uit die machine liepen verschillende kabels die eindigden bij een jongen van ongeveer zestien jaar: Aan zijn hoofd, borst, polsen en benen zaten verschillende pleisters met daaronder de uiteindes. De borst van de jongen ging langzaam op en neer en als dat niet zo was, zou iedereen vermoeden dat er een lijk in het bed lag. Een kasplantje. Dacht Tim. Mijn vriend Damon, het kasplantje. Hij keek naar het gezicht van zijn vriend. Het was bleek en levenloos. De glimlach die normaal op het gezicht van Damon stond was afwezig en daardoor toonde deze Damon maar weinig gelijkenis met de Damon die hij kende.

Tim ging verzitten en nam een slok uit zijn blikje sinas. Hier zat hij dan, zoals elke week, tegen een vriend te kletsen die hem waarschijnlijk toch niet kon horen. Hij had nu ook thuis achter zijn computer kunnen zitten. Of met zijn vriendin Stella door het dorp kunnen lopen. Of zijn hond uit kunnen laten. Tim liet zijn ogen over het gezicht van Damon glijden. Ach, het was toch zijn vriend. Kasplantje of niet. De stiltes in de kale ziekenhuiskamer vond hij nog niet eens zo erg. Damon was toch al niet zo'n prater geweest voordat hij in coma raakte. Soms vroeg Tim zich af waarom ze eigenlijk vrienden waren. Meer dan steeds dezelfde boeken lezen en steeds dezelfde films kijken deden ze niet. Och ja, en over steeds hetzelfde onderwerp praten: de Damon-reeks. Damon was compleet verslaafd aan die serie. Zijn hele kamer was behangen met filmposters van de films of reclameposters van de boeken en games. Overal waar je keek lagen boeken, actiefiguurtjes en dvd-hoezen en er waren zelfs knuffels of magneetjes van de serie te vinden. En hij, Tim, als enige vriend van Damon, werd in deze gekte meegesleept. Niet dat hij dat nou zo erg vond. De Damon-reeks vond hij ook wel interessant en de boeken waren inderdaad leuk. Maar een echte verslaafde kon Tim zichzelf nou niet noemen. Nee, het vervelende gevoel dat hem bekroop als hij in deze kamer zat had echt niet te maken met het gemis van zijn vriend. Het had te maken met dezelfde scène die steeds weer in zijn hoofd herhaald werd.
Rij je nog mee tot aan mijn huis?" vroeg Damon. Tim schudde zijn hoofd. "Sorry, ik moet snel thuis zijn. Straks is er visite, en ik moet alles nog voorbereiden." Damon knikte, en sloeg links af. Tim zwaaide nog snel eens voordat hij rechts insloeg.

Tim zuchtte en keek naar Damon. Hij lag er maar zielig bij, met al die draadjes en die rare ziekenhuispyama. En het was zijn schuld. Als hij een klein stukje verder meegefietst was had zijn beste vriend nu niet in het ziekenhuis gelegen en konden ze nu samen het nieuwe, twaalfde deel van de Damon-reeks lezen. Het gloednieuwe boek dat Tim voor Damon gekocht had lag nog steeds onaangeraakt op het kastje in de hoek van de kamer. Het is verdomme mijn schuld.. Dacht Tim, ondanks de sussende woorden van de ouders van Damon, die op hem ingepraat hadden en steeds weer herhaald hadden dat ze hem niets kwalijk namen. Hij stond op en liep naar de deur, na een zinloze "Tot volgende week" tegen Damon gezegd te hebben. Wat maakt mij het nou uit wat die mensen zeggen.. Als ik meegefietst was was dit niet gebeurd. Het is wél mijn schuld. Tim trok de deur achter zich dicht en liep met een zwaar gevoel het ziekenhuis uit.

Langs de straat waar Tim wekelijks fietste op weg naar en van het ziekenhuis stond een picknickbankje. Als het nog zo te noemen was. De ene helft van het bankje stond scheef zodat je er afgleed als je er op wilde zitten (wat niemand überhaupt zou moeten willen, volgens hem) en als het gewicht niet gelijk verdeeld was kiepte het ding zo om. Toch waren er altijd wel mensen bij dit bankje te vinden. Meestal zaten er twee bejaarde vrouwen en een bejaarde man. Ze gingen altijd zorgvuldig op de schone plekken op het bankje zitten en probeerden daarbij het bankje niet om te laten kiepen. Meestal zaten de twee vrouwen op het bankje, ieder aan een kant, en de man op zijn rolator. Tim groette hen altijd vriendelijk en kreeg een aardige reactie terug. Maar die dag op de weg terug was het een ander verhaal.

Er zaten vijf van de zogenaamd populairste idioten van zijn school op het bankje. Tim had zo'n vaag vermoeden dat de bejaarden daar niet vrijwillig weg waren gegaan toen hij hen daar zag zitten. Jeremy, de jongen met de grootste bek van het stel, had naar hem geschreeuwd toen hij er langs kwam. "Hee, loser, kom eens hierheen?" Tim had door die 'vriendelijke' uitnodiging al een slecht voorgevoel maar dacht dat hen negeren een nóg slechter idee was dan naar hen luisteren. De twee meisjes, Kaylee en Mara heetten ze volgens hem, hadden overdreven hard gelachen (geblaat kon je het meer noemen) toen Tim zijn fietst afremde en naar hen toe liep. "Waar ben jij geweest?" Vroeg Jeremy, die voor Tim ging staan. Tim moest bijna zijn hoofd in zijn nek leggen om Jeremy recht aan te kunnen kijken. "Wat denk je zelf. Waar komt deze weg op uit." Had Tim sarcastisch gevraagd. Hij had toch al een rothumeur en dan moest hij net nu Jeremy tegenkomen. "Aaaaah, wat scháttig, ben je bij je oma op bezoek geweest?" Had Mara met een babystemmetje gevraagd. "Nee, ik denk dat hij bij die eikel van een vriend van hem is geweest. Jeweetwel, die ene die tegen een vrachtwagen aangefietst is." Casper, een knappe jongen van ongeveer achttien, kwam naar voren gelopen.  Hij was een jaar blijven zitten, wat begrijpelijk was aangezien hij het IQ van een kiwi had. Geert, de laatste jongen bij het picknickbankje, stond ook op. "Ach ja, ik dacht al dat ik een vage vlek in de aula miste de laatste paar maanden. Hoe is het met onze beste vriend? Dacht hij dat de vrachtwagen een van zijn monstertjes was? Of probeert hij het wereldrecord in coma liggen te breken?" Kaylee barstte in lachen uit en werd knalrood toen Geert haar een glimlach en wat waarschijnlijk een knipoog voor moest stellen toewierp.

Tim draaide zich om en liep naar zijn fiets toe. Hier had hij geen zin in. Hij had zijn onderlip al kapot gebeten om zichzelf in te houden, problemen met de populairste clan kon hij zich niet veroorloven. Hij had dan wel meer vrienden dan Damon, maar die vijf beheersten bijna het hele sociale leven van hun school en konden iemand maken of breken. Dat was ook met Damon gebeurd. Damon was niet iemand die met de kudde meeliep en ging altijd zijn eigen weg. Hij werd daarom sinds de eerste klas op de middelbare gepest door diezelfde vijf waar Tim nu genoeg van gekregen had. Ze hadden hem altijd gepest met de boeken die hij in zijn tas had: naast de gebruikelijke schoolboeken, etui en agenda zaten er altijd wel een of twee delen van de Damon-reeks bijgepropt. Damon schaamde zich ook nooit om die boeken midden in te aula of klas te lezen en dat was volgens de populaire groep maar raar. Tim hoorde dat iemand achter hem aankwam. Het was Jeremy. "Ga je nou weglopen? We hadden je net wat te drinken willen geven. Hier, vangen!"

Tim had het vragende gezicht van zijn moeder genegeerd toen hij drijfnat en met een gezicht dat onweer voorspelde binnen kwam gestampt. Toen de hete stralen van de douche op zijn hoofd kletterden kon hij zich alleen maar afvragen of het picknickbankje voortaan de vaste hangplek van die idioten zou worden. Hij hoopte van niet, het lag langs de enige weg naar het ziekenhuis. Misschien kon hij voortaan op zondag gaan..
Titel: Re: Dixie en Mathias ~ Gewoon het beste!
Bericht door: Dixie op 22 augustus 2008, 00:30:24
Een zachte windvlaag liet kippenvel verschijnen op de armen van Damon. Zijn hoofd bonkte. In de verte hoorde hij een geluid dat op een kabbelend riviertje leek. Gras kriebelde in zijn neus en liet hem uit een reflex zijn hoofd schudden. Plotseling besefte hij weer wat er gebeurd was. Hij sperde zijn ogen wijd open. De vrachtwagen! Dacht hij. Al snel maakte zijn paniek plaats voor verwondering. In plaats van een straat vol ambulances, ramptoeristen en een ronkende vrachtwagen keek hij uit over glooiende heuvels begroeid met groepjes enorme bomen en het groenste gras dat hij ooit gezien had, een helderblauwe lucht met hier en daar een wolkje en in de verte een groepje huisjes met in hun midden een toren. Kreunend ging Damon rechtop zitten. Hij voelde dat zijn hoofd het daar niet zo mee eens was en legde een van zijn handen op zijn achterhoofd. Dat voelde gezwollen en heet aan. Hij bekeek de hand. Bloed en haren kleefden aan de palm. Verdomme. Hij was dus wel tegen die vrachtwagen aangebotst. Maar waar was hij nu dan? Had iemand hem hier gedumpt? Hij verwonderde zich over hoe kalm hij zich voelde. Maar op de een of andere manier leek deze plek niet kwaadaardig. Er hing hier een rustgevende, zelfs vredige sfeer. De wind ritselde achter hem door het gras en de struiken. Damon rekte zich uit en stond moeizaam op. Zijn lichaam voelde stijf aan en zijn hoofd leek bijna uiteen te knappen. Hij kreunde zachtjes en begon te lopen. Hier kon hij toch niet blijven zitten. Hij nam de omgeving in zich op. Hij was niet meer in Nederland, dat was zo plat als maar zijn kon en hier was het een en al heuvel. Het dorpje in de verte zag er niet echt modern uit en was het enige dat hij kon zien in deze omgeving. Hij had zich het landschap uit de Damon-reeks altijd zo voorgesteld. Hij moest toch echt weten waar dit lag, dan kon hij als hij weer thuis was foto's op het internet zoeken en dan kon hij het gebruiken voor de Roleplayinggame van de reeks met zijn verzameling actiefiguren. Hij stopte zijn handen in zijn zakken en liep naar het dorpje in de verte toe. Hij zag er mensen lopen en waar mensen waren, waren antwoorden. Misschien kon hij daar even naar huis bellen, of konden zij hem vertellen waar hij was.

Het lopen ging nog steeds wat ongemakkelijk. Hij strompelde meer dan dat hij liep. De zon scheen fel op zijn hoofd en toen hij bij het riviertje dat over de heuvel langs het dorpje liep aangekomen was, plofte hij uitgeput neer. Hij trok zijn jas uit en plensde wat van het heldere water in zijn gezicht. Onder het wateroppervlak zag hij de vreemdste vissen zwemmen die hij ooit gezien had. Gele, paarse, rode en groene vissen in alle soorten en maten flitsten voorbij. Verbaasd keek hij naar hen. Een of andere fabriek heeft vast chemisch afval in deze rivier gedumpt, dacht Damon. Ik kan hier maar beter niet van drinken. Hij ging in het gras liggen en vouwde zijn jas onder zijn hoofd. Hij wist niet waar hij was, maar hij kon er maar beter van genieten nu hij hier toch zat.

Hij doezelde wat weg toen hoefgetrappel en "Damon!"-geroep hem overeind deden schieten. Hij deed zijn ogen open en kneep ze tot spleetjes tegen de felle zon, verbaasd over wie hem riep. Misschien de mensen die hem hier gedumpt hadden? Voor hem stonden twee paarden met mensen erop. De paarden waren wit en hadden een zilveren gloed over zich. Hij krabbelde overeind en keek, met zijn hand boven zijn ogen, naar de mensen op de paarden. Op het rechtse paard zat een wat oudere man, met een stoppelbaard en golvend zwart haar, doorschoten met grijze plukken. Zijn ogen waren donker en stonden ernstig, maar om zijn mond speelde een glimlach. Hij zag er indrukwekkend uit, volledig in harnas en met een statige houding. Op het linkse paard zat een meisje. Ze kwam hem wel bekend voor, maar waarvan wist hij niet meer. Misschien had ze bij hem op de peuterschool gezeten? "Damon, wat doe je hier?" Het meisje sprong van haar paard af en liep naar hem toe. "Ik dacht dat ik je gezegd had om vanuit Dal-inn direct naar het kampement toe te rijden. Het is veel te gevaarlijk om hier over de velden in je eentje rond te wandelen, je weet toch ook wel dat Jethro..." Ze stopte met ratelen en keek naar zijn hoofd. "Bloed je? Damon, wat is er gebeurd? Hebben Jethro's troepen je te pakken gehad?" Damon keek nog steeds vol verbazing naar het meisje. "Wie ben jij?" Het meisje plaatste haar handen in haar zij. "Grappig, Damon. Erg grappig." Damon keek haar aan. "Nee, serieus, ik weet echt niet wie je bent. Ik weet niet wat ik hier doe, waarom ik hier ben, hoe ik hier gekomen ben, ik weet alleen dat ik tegen een vrachtwagen gebotst ben en toen..." De oudere man kwam ook van zijn paard af. "Tanne, rustig. Ik weet niet wát er met hem gebeurd is, maar ik denk dat hij geen grap maakt. Weet je niet meer wie we zijn, Damon?" Damon keek het meisje verbaasd aan. Opeens schoot hem te binnen waar hij haar van kende. "Tanne!" Hij bekeek haar eens goed. Haar sluike, rode haar zat in een losse staart gebonden. Enkele plukken vielen voor haar smalle gezicht. Haar ogen waren groen, misschien zelfs gelig, en straalden felheid uit. Haar jukbeenderen staken wat uit en waren versierd met sproetjes. Haar smalle mond, lange nek, spitse oren... Alles klopte met zijn idee van de Tanne in de Damon-reeks. De man naast Tanne keek hem bezorgd aan. "Falnir?" Bracht Damon verbaasd uit. De man knikte. "Je kent ons nog. Dat is al een begin. Je moet direct naar het kamp, Damon. Wij rijden al vooruit, ze hebben onze hulp daar nodig. Daar verzorgen we je en kan ik kijken wat er met je aan de hand is. We zien je voor zonsondergang. Zorg alsjeblieft dat je er voor zonsondergang bent, we kunnen niet nog meer verliezen gebruiken." De man beklom zijn paard weer en reed vooruit. Tanne liep naar Damon toe. "Ik ben zó blij dat je me nog kent." Ze pakte Damon vast en kuste hem zachtjes. "Ik was bang dat ik je kwijt was, weet je. Toen je steeds niet op kwam dagen." Ze besteeg haar paard en nam de teugels in haar hand. "Oh, en vergeet Per en Kieran niet mee te nemen. Ze wachten op je aan de bosrand bij de Eik, zoals je weet." Met een knipoog vertrok ook Tanne richting de bossen. Beduusd bleef Damon achter.

Hij ging weer op de grond zitten. Zijn hart bonsde in zijn borstkas. Dit moést een flauwe grap zijn. Hij had wel ooit boeken gelezen of films gezien over mensen die in een andere wereld of in een boek terechtkwamen, maar dat waren sciencefiction films. Dat bestond niet, en dat wist hij ook wel. Hij was niet dom. Maar... wat deed hij dan nu hier? Hij kón toch niet in het boek zitten...? Het stond vast dat hij tegen een vrachtwagen aangebotst was. En dat die Tanne en Falnir ontzettend veel op zijn idee van de personages leken, dat er hier mensen waren met de namen Jethro, Per en Kieran... En dat de vissen hier vreemd gekleurd waren, dacht Damon terwijl hij naar het riviertje keek. Hij legde zijn vingers op zijn lippen. Die tintelden nog steeds van de kus die hij van Tanne kreeg. In de Damon-reeks kregen Damon en Tanne pas iets in deel 8. Dus als hij in de reeks zat, dan was het niet in een deel tussen 1 en 9, dacht hij sarcastisch. Hij stond op en klopte zijn broek af. Hij moest maar weer eens gaan lopen, ook al deed zijn hele lichaam dan pijn.

Terwijl hij van de heuvel af strompelde keek hij onderzoekend naar de bosrand. Tanne had het over een eik. Hij zag alleen maar naaldbomen en een paar struikjes aan de rand van de heuvel. Toen hij beneden was stond hij een ogenblik stil. Hij twijfelde: moest hij het bos inlopen totdat hij een eik zag, of om het bos heen lopen? Tanne had het wel over de bosrand. Hij besloot maar om het bos heen te lopen.

Na wat wel een eeuwigheid lopen leek stopte hij gefrustreerd. Misschien was hij wel de verkeerde kant op gelopen. Het enige wat hij al die tijd gezien had was naaldbos. Hij plofte neer op de grond. Het begon al iets te schemeren en hij moést voor het donker bij het kampement zijn. De dreigende toon van Falnir toen hij hem gevraagd had er voor zonsondergang te zijn had hem het idee van door het donker hier rondlopen nog niet eens in zijn hoofd op laten komen. Hij zuchtte en wreef over zijn knorrende maag. De popcorn was nu onderhand wel verteerd en hij begon honger te krijgen. Alles deed pijn, hij had honger én hij had geen flauw idee waar hij was. "Heb jij mijn laatste brood opgegeten?" Damon schrok op. Hij keek achterom terwijl hij excuses stamelde, maar zag niemand en stopte beschaamd met praten. Hij luisterde aandachtig. Het klonk als twee kibbelende stemmen. "Nee, ik heb wel genoeg aan drie broden. Ik ben niet een vreetzak, zoals jij." "Dat neem je terug! Ik ben niet dik!" Damon stond op en liep voorzichtig het bos in, opzoek naar degenen van wie de stemmen waren. Hij ging op het geluid van hun ruzie af en kwam uit bij twee woedende meisjes gehuld in oude lompen met haar dat eruit zag alsof het onder stroom had gestaan. Her en der zaten blaadjes of takjes in het haar geknoopt.

"Kalyee? Mara?" Damon liep stomverbaasd naar de twee meisjes toe, die duidelijk ook niet wisten wat ze meemaakten. Hij kreeg hun gezichten te zien. Die waren vies, met ingevallen ogen, dikke wallen en overal vuile vegen. "Oh, het spijt me zo dat U dit mee moest maken, heer. Het spijt ons." Kaylee viel op haar knieën en boog haar hoofd naar de grond. Damon stootte een verbaasd lachje uit toen ook Mara op haar knieën viel. "Uwe genadigheid, we wisten niet dat u in de buurt was. Vergeef ons alstublieft!" Damon zette verbaasd een paar stappen richting de twee populairste trutjes van zijn school, die hem normaal compleet negeerden of belachelijk maakten. Wat gebeurde hier? Voor een seconde had hij geloofd dat hij in de Damon-reeks terecht was gekomen, maar in zijn favoriete boekenserie was absoluut geen sprake van twee populaire meisjes die nog dommer waren dan de achterkant van een koe. Mara keek voorzichtig omhoog. "Heer, we hebben enorme honger, en ik geloof dat Kaylee mijn laatste brood op gegeten heeft. Hoewel ze dat met dat lichaam niet nodig heeft..." voegde ze er met een gemeen toontje aan toe. Kaylee ging nu rechtop zitten. "Ik heb liever mijn lichaam dan jouw hoofd. En trouwens, ik ben niet dik. Jouw achterwerk is even groot als mijn hele lichaam." Mara ging ook rechtop zitten en keek verontwaardigd naar Kaylee. "Nou sorry hoor, maar jouw heupen mogen er ook wel wezen. Die passen echt niet zomaar in mijn..." En het gekibbel begon weer van voor af aan.

Damon kuchte. "Dames, sorry dat ik jullie moet onderbreken." De hoofden van Kaylee en Mara liepen rood aan en ze begonnen meteen weer overdreven nederig te buigen. "Waar zijn we, weten jullie dat? En ik zoek twee jongens die Per en Kieran heten, hebben jullie ze voorbij zien komen?" De twee barstten in een gegiechel los en even leek het erop dat ze twee beste vriendinnen waren. Kaylee keek arrogant en zei: "We zijn gewoon híer, natuurlijk. Wie snapt dát nou niet." Zei ze terwijl ze met haar ogen rolde. Mara keek haar verontwaardigd aan en Kaylee scheen zich te beseffen dat dat antwoord niet erg passend was. "Ik bedoel, we zijn gewoon híer, heer." Ze boog weer een keer. "Oh, en die twee hebben we zeker gezien!" Giechel, giechel. "Ze kwamen hier voorbij en gaven hun laatste broden aan ons. Ze vroegen me zelfs om met hen mee te komen, maar omdat ik zó aardig ben en Mara hier niet alleen kon laten besloot ik maar te blijven." Mara ging rechtop zitten en zette haar handen in haar zij. "Dat vroegen ze alleen maar omdat je je jurk zo overdreven laag had hangen en hem hoog opgetrokken had. Ze dachten vast dat je hen een gratis nachtje plezier wilde geven. Een echte dame als ik durven ze natuurlijk niet onbeschaafd mee te vragen." Ze trok haar neus op en keek de andere kant op. Kaylee lachte kort. "Jij, een dame? Met die vormen? Ze hebben niet eens chique jurken in jouw maat. En trouwens, als hier iemand een dame is ben ik het wel. Ik weet tenminste hoe ik me moet gedragen in het gezelschap van een echte heer." Ze begon weer overdreven te buigen. Toen Mara dit zag boog ze nog dieper, zodat haar hele gezicht bedekt was met smeren modder van de grond.

Damon rolde met zijn ogen. "Dus jullie hebben ze gezien. Waar zijn ze nu? Waar zijn ze heen gegaan? "Oh, dat weet ik niet." Zei Mara terwijl ze haar schouders ophaalde. "Kaylee was er zo overdreven doorheen aan het schreeuwen dat ik ze niet verstond. Maar ik ving wel iets op van.. Uhm... Niet langer wachten, of zoiets, en kampement. Maar wat ze precies bedoelen weet ik ook niet." Kaylee liep rood aan. "Mara, als jij me geen reden had gegeven om te schreeuwen had ik het niet gedaan. Maar ze liepen richting de rivier. Als je die volgt kom je vast wel een keer op de goede weg." Damon knikte. "Bedankt. Oh, en dames? Jullie zijn allebei even dik, stom en lelijk. Ik zou liever een koe kussen dan een van jullie." Hij kreeg twee woedende blikken toegeworpen en hoorde geschreeuw achter zich toen hij met een triomfantelijk gevoel en een brede lach op zijn gezicht het bos uit liep.

Met zijn hersens in tienduizend knopen volgde Damon de rivier. Dus Per en Kieran waren al richting het kampement gelopen. De bossen strekten zich voor zover hij kon zien voor zich uit en nergens was een kampement te bekennen. En dan was er nog de vraag wat Kaylee en Mara in zijn Damon-wereldje deden. Tot voordat hij hen tegenkwam was hij ervan overtuigd dat hij in een flauwe grap beland was, of in een of andere vreemde televisieshow die de wereld van de Damon-reeks exact naspeelde. Om hem voor gek te zetten of zo. Maar het tegenkomen van Kaylee en Mara had dat idee de grond in geboord. Vooral omdat ze met zulke lompen, een kapsel dat overhoop lag en zonder make-up rondliepen, iets wat ze in de echte wereld nog niet zouden doen al zouden ze er een miljoen mee winnen. Hij schopte tegen een steentje. Nu wist hij écht niet meer waar hij was. "Auw!" Damons hart sprong op. Een paar meter verder zag hij een vage schim overeind komen. "Kieran, nou doe je het weer!" Een andere schim kwam ook overeind. Een slaperige stem klonk. "Ik sliep, man. Ik deed niks." Damon rende naar de twee schimmen toe. "Per! Kieran!" De twee keken hem verbaasd aan.

Het waren twee jongens die exact op elkaar leken. Rosbruin haar, blauwe ogen en een strak lichaam. Precies hoe ik me ze voorgesteld had, dacht Damon. "Damon, man, we waren op je aan het wachten maar toen je steeds niet op kwam dagen besloten we alvast aan te lopen. Dat watje hier naast me..." Hij gaf de ander en vriendschappelijke stomp, "was na vijf meter al moe en wilde wat rusten voordat we verder gingen. Toen zijn we... nou ja... in slaap gevallen." De twee lachten en stonden op. Damons hoofd tolde nu helemaal. Tanne, Falnir, Per, Kieran... ze kenden hem allemaal. En Kaylee en Mara hadden zich gedragen alsof hij echt de Damon uit de Damon-reeks was.

Een helft van de tweeling stompte hem tegen zijn schouder. "Wat is er, jongen? Je kijkt alsof je Jethro in zijn ondergoed ziet." Damon schudde zijn hoofd. "Ik weet het niet, het is allemaal nogal overweldigend voor me. Ik weet echt niet waar ik ben, hoe ik hier kom en wat er gebeurd is." Ze trokken allebei hetzelfde verbaasde gezicht. "Ja, zal wel. We moeten opschieten, Falnir wordt woest als we niet voor het donker in het kamp zijn. Sorry trouwens dat we aangelopen zijn, man." Een van de twee keek verontschuldigend. Damon keek van de een naar de ander. "Jullie zijn echt precies hetzelfde. Hoe moet ik nou weten tegen wie ik praat?" Per en Kieran begonnen al te lopen. "We praten onder het lopen wel. En hoezo weet je niet meer wie van ons wie is, Damon? Je bent met ons opgegroeid, je wist al eerder wie wij waren dan wie je eigen moeder was. Moge ze ruste in vrede." Voegde hij er met een overdreven plechtig gezicht aan toe. De andere helft van de tweeling begon te praten. "Je weet toch nog wel wie we zijn. Per heeft een moedervlek langs zijn rechteroog, ik niet. Nou vergeet je het toch niet meer, hè, jongen?" Kieran sloeg een arm om Damons schouder heen.

Ze liepen door terwijl het steeds donkerder werd. Onder het lopen vertelde Damon wat er gebeurd was, wat een hele opgave bleek te zijn aangezien Per en Kieren geen bioscopen, fietsen of vrachtwagens kenden. Na een tijdje kregen ze het idee toch door. "Dus je bent tegen een koets zonder paarden aangebotst en toen je wakker werd was je hier? En je weet niets meer van onze wereld behalve uit je boeken?" Per keek bedenkelijk. "Klinkt vaag, man. Je woont hier al je hele leven, weet je." Kieran snapte er zo te zien ook niet veel van. "En die twee meisjes die we tegen kwamen komen ook uit jouw andere wereld. Maar die zijn we toch ook al eerder tegengekomen, niet, Per?" Per knikte. "Je hebt gewoon je hoofd gestoten, Damon. Falnir weet vast wel wat we moeten doen." Kieran legde een hand op Damons schouder. "Hé, aangezien je toch niets meer weet, mag ik Tanne vast wel, of niet dan?" Hij knipoogde, terwijl Per verontwaardigd snoof en Damon lachend zijn hoofd schudde.
Titel: Re: Dixie en Mathias ~ Gewoon het beste!
Bericht door: Mathidinkske op 22 augustus 2008, 21:44:10
De zon was al helemaal achter de horizon verdwenen. De vogels en dagdieren lagen nu al in hun nest, de nachtdieren kropen nu uit hun schuilplaats om op jacht te gaan. Damon duwde een tak weg die in de weg hing. Per kon zich net op tijd bukken om de terugslaande tak te ontwijken. Kieran giechelde zachtjes en kreeg niet veel later een boze blik van Per toegeworpen. De struiken ritselden als Damon door het struikgewas heen een lichtje in de verte zag. Hij tikte Per op de schouder en wees naar de warme gloed van het licht. Kieran, die nu ook het licht had opgemerkt verbrak de stilte. "Dat is vast het kampvuur van het kampement." Damon wandelde rusteloos verder door het dichtbegroeide bos. Een uil vloog op en deed Kieran schrikken. Met een meisjesachtig gegil slaakte hij een kreet. Per en Damon lachten binnensmonds. Het lichtje kwam steeds dichterbij.

Tot Per het kampement kon zien. Hij staarde naar het kampement waarna hij Damon tegenhield. Hij bracht zijn mond tot bij zijn oor en fluisterde zachtjes de woorden: "Dat is niet ons kampement." Kieren observeerde het kampement en knikte bevestigend. Damon probeerde zich zo weinig mogelijk te bewegen, bang dat het geritsel van de heldergroene struiken de aandacht zou trekken. Een schim ging aan de rand van de open plek staan. Per en Kieran keken verwonderd terwijl ze stil "Jethro!" zuchtten. "Wat?" fluisterde Damon al luider. Jethro keek argwanend op. Hij hoorde iets... "Jaja," ging Per verder: "Jethro, de graaf die mensen aftroggelt, besteelt en doodt." Damon keek verstomd naar de graaf, die nog steeds in het rond keek, al zoekend naar de bron van het geluid. Hij dwaalde de struiken af. Een uil vloog op. Jethro zag voldoende. De uil was vast de oorzaak van het geritsel. Gerustgesteld ging hij op zoek naar zijn slaapplaats om een rustige nacht tegemoet te gaan. De tweeling en Damon gingen zo stil als ze konden de andere kant uit. Als ze gezien zouden worden, zou dat hun dood betekenen. Zeker in het geval van Damon, want die had hem net iets te veel tegengewerkt. Geruisloos ging het trio door de struiken en bomen, en namen een grote omweg. Nu beseften ze dat ze voor de ochtend het kampement niet gingen bereiken. Toch stapten ze vol moed door. Onderweg schrok de tweeling nog eens op van een voorbijrennende muis. Het kampement van Jethro lag nu ver achter hen, en hopelijk ook het kampement van Falnir dichterbij. De eerste vogels begonnen al te fluiten toen het trio een open plek zag, met de koets en paarden die Damon aan het begin van de dag gezien had. Toch vroegen ze zich af wat Jethro daar deed. Jethro zou nooit zomaar gaan kamperen in het bos.

De wachter hoorde geritsel. "Halt, wie is daar!" riep hij streng. Pas toen hij de gezichten van de rosbruine tweeling zag legde hij zijn wapen neer. Nadat Damon uit het struikgewas verscheen, boog de wachter. "Wel wel, Per en Kieran! Jullie moesten hier al lang zijn!" hoorde de wachter achter zich. Onmiddellijk stond de wachter recht en ging weer op wacht staan, want een roofdier kon nog steeds onverhoeds aanvallen. "Falnir, we kwamen onderweg een kampement tegen waar we Jethro zagen en we..." De zwartgrijze man onderbrak Kieran. "Jethro?" Verbaasd keek hij richting Per. "Ja, heer. Hij heeft er een kampement, en daarom zijn we zo laat, we namen een omweg." Falnir keek richting Damon die een knikje gaf ter bevestiging. "Wat zou die sluwe vos nu weer in zijn schild voeren?" vroeg de vijftiger zich af. Het was Damon die Falnir onderbrak, en eens geeuwde. "Kunnen we eerst een paar uurtjes slapen?" En hij geeuwde nog een keer. De jongens bekeek Falnir aandachtig. Stuk voor stuk zagen de tieners eruit alsof ze ieder moment konden neerploffen.  "Doe gerust." Zei hij toen hij naar de drie "bedden" wees. De tweeling gaf elkaar een knikje voordat ze de schaapjes begonnen te tellen. Damon echter keek nog eens rond, om te kijken of hij Tanne ergens zag. De wachter, die tijdens zijn wacht nog een witstaartmuis zag, begreep de jongen dus stuurde hij een signaal dat Tanne kruiden aan het zoeken was met de geneesvrouw van de groep. Al geeuwend zuchtte hij nog eens voordat hij ook naar zijn slaapplek slenterde. Kieran lag al goed te maffen, en Per snurkte er ook niet naast. Het duurde ook niet erg lang voor Damon ook indommelde.

"Breng hem naar de reanimatiezaal!" Dokter Ocam, die onder andere Damon probeerde te redden schreeuwde tegen de zuster dat hij naar de reanimatiezaal moest. "Zijn hartslag is abnormaal laag, zelfs voor een in een coma! Ieder moment kan hij nooit meer wakker worden!" schreeuwde hij verder. De zuster, die ietwat geïrriteerd was snelde naar de dienstlift. De reanimatiezaal was één verdieping hoger, en de trappen nemen was geen optie. 'Ping!' De lift was er. De zuster duwde het ziekenbed van Damon in de lift. Terwijl de dokter nog vaag wat schreeuwde, drukte de verpleegster al het knopje in voor de zevende verdieping. De liftdeuren sloten zich. De verpleegster keek bezorgd naar de puber, die daar roekeloos en bewegingsloos in de coma lag.  De liftdeuren openden zich. De verpleegster duwde het "karretje" naar de zaal waar dokter Ocam al schreeuwend om zijn materiaal vroeg. "De patiënt zijn hart klopt bijna niet meer, we moeten hem snel 'reanimeren' met enkele schok!"

Damon droomde rustig, over het hemelse leven dat hij tot nu toe had meegemaakt. In zijn droom liepen Tanne en hij hand in hand door de geurige velden. Enkele vogeltjes floten gezellig mee met het vrolijke koppel. Tot opeens hij een schok ervoer. Tanne dreef weg. Hulpeloos stond hij toe te kijken hoe het geurige bloemenveldje veranderde in een doods kerkhof. Weer kreeg hij een schok. De grond onder hem begon te draaien als een draaikolk. Nog een schok. Met tranen in de ogen en bloed op de grond keek hij de Tanne aan die hulpeloos aan hem wordt ontrokken. De hele wereld ging verder van hem weg. De grond onder hem scheurde open. De draaikolk werd een ondergrondse tornado. Met een hand hield Damon zich vast aan de afgrond, die onder hem wegviel. Nog een schok. Met twee vingers hield hij alles nog vast. Een laatste schok krijgt hij nog waardoor hij verschrikt wakker werd.

"Dokter, de patiënt heeft weer een normaal hartritme." Dr. Ocam was tevreden, alhoewel hij Damon niet bij bewustzijn had kunnen brengen, zijn hart klopte weer normaal. Met nog een laatste blik keek de dokter toe hoe Damon terug naar zijn kamer werd gebracht. Hij kon zo ontwaken, over drie dagen, over twaalf weken, of pas over 5 jaar. In zo'n geval wist je het nooit. Met een zucht wandelde de dokter de zaal uit, hij werd nu verwacht op de spoedafdeling. 'Ping!' De lift was weer aangekomen op het zesde verdiep. Tim en Damons vader zaten in de gang op Damon te wachten. Als Damon weer in de kamer lag, gingen kamer 612 binnen. De vader keek naar Damons levenloze gezicht. "Arme Damon..."
Titel: Re: Dixie en Mathias ~ Gewoon het beste!
Bericht door: Mathidinkske op 23 augustus 2008, 17:53:45
"Damon, wat is er gebeurd? Had je een nachtmerrie?" Het was Kieran. De rosbruine vriend boog zich over Damon. "Ik droomde vreselijk!" antwoordde Damon. Falnir kwam nu ook dichterbij. "Niet ver hiervandaan is er een helderziende, heer. Die kan u vast uw droom uitleggen." Damon stond op. Hij gaf een knikje en Falnir vroeg vijf paarden. Één voor Tanne, Falnir, de tweeling en Damon zelf. Damon steeg op. Hij had nog nooit op een paard gezeten. Falnir en Per zaten toe te kijken hoe Damon met de teugels zat te zwaaien. Kieran kon zelfs zijn glimlach niet onderdrukken, ware het niet dat Tanne hem een vernietigende blik toewierp. Falnir wees naar het zuidoosten, waar de helderziende zijn woonst had. Het vijftal galoppeerde door de bomen. Enkel Damon had er moeite mee. Tanne waarschuwde Damon: "Een tak!" schreeuwde ze. Damon keek naar Tanne, die recht voor Damon wees. Damon had het te laat door. Zijn paard, nog steeds in galop, ging makkelijk onder de tak heen. Damons hoofd echter, werd met een grote snelheid tegen de tak gedrukt. Damon viel neer in het dorre gebladerte terwijl Tanne en het drietal de paarden lieten stoppen. Damon stond op. Hij greep naar zijn hoofd. Bloed. Hij viel terug neer. Tanne en Falnir, beide goede genezers, haalden hun noodspullen uit. Wat kruidenzalf was voldoende om de bloeding te stoppen. Falnir haalde het kruidenmengsel uit zijn buidel en liep richting Damon. Tanne nam het goedje aan en smeerde het zachtjes op Damons voorhoofd. Damon probeerde  weer op te staan. Tanne keek hem liefdevol aan. "Je kan maar beter achter mij op het paard zitten." Per en Kieran slenterden weer terug naar hun bruine paarden. Tanne ondersteunde Damon zodat hij makkelijk op de rug van Tannes paard kon plaatsnemen. Ook Falnir was ondertussen al opgestegen. Damon zweefde. Hij hield zijn armen rond Tannes buik, zoals ze dat ook daarnet gevraagd had.

Maar lang duurde dat niet, want het kasteel op de rotstop was al in zicht. De burcht dateerde al van in de middeleeuwen, en de helderziende had er nu zijn intrek. Het vijftal slofte voorzichtig langs de stenen beelden en belde aan. Een gebochelde zestiger deed de deur open. Met zijn paars kleed en grijze haren bekeek hij de bezoekers onderzoekend. "Kom binnen!" zei hij met krakende stem. Hij slofte richting de ontvangstzaal. "Gaat u toch zitten." kraakte hij. "Waarmee kan ik jullie van dienst zijn?" Hij greep naar zijn "glazen bol". Damon nam het woord, ietwat onzeker: "Heer helderziende, ik heb vannacht een vreselijke droom gehad, en ik wil graag weten wat die betekent." De helderziende kuchte en knikte. Met zijn lange vingers wreef hij over de bol. Damon vertelde verder,  over de droom die hij had. De  lange vingers van de helderziende gingen een beetje boven de bol beginnen te zweven terwijl hij zich concentreerde. "Jij bent niet van hier. Jij bent nu in levensgevaar. Je zit vast in je onderbewustzijn. Je moet terug naar je echte wereld voor het te laat is..." zei hij.

Op dat moment, bij Jethro
Jethro ging binnen bij de koets van de helderziende. Zijn kwaadaardige handlangster die hem alle informatie verschafte die hij nodig had. De helderziende vrouw lachte gemeen en keek in haar glazen bol. "Oh, grote Jethro, Damon zit vast in deze wereld. Hij komt uit een andere dimensie en moet ontsnappen, anders sterft hij. Hij zal de dimensionale poort zoeken aan het einde van de wereld om zijn eigen leven te kunnen redden." Jethro zuchtte kwaadaardig. Als Damon die poort niet zou bereiken dan zou hij sterven. "Dan is er maar 1 optie, we moeten hem tegenhouden voor het te laat is!" Jethro ging de koets uit. "Pak al je spullen! We vertrekken vandaag nog!" beval hij.

Terug bij Damon
Het vijftal betaalde de helderziende en ging er dan vandoor. Onderweg zat Damon nog steeds bij Tanne op het paard. Het vijftal bereikte het kampement. Falnir ging naar Damon toe. "Damon, wat moeten we ook al weer doen om jou te redden?" Damon steeg af. "We moeten naar het einde van deze wereld. We moeten langs afgronden en watervallen. Daar is er een dimensionale poort die me naar een volgende dimensie zal brengen. En daar is er nog in de buurt een poort waarmee ik terug in mijn wereld kan..." Kieran en Per zuchtten. "Dat wordt geen makkie..."
Titel: Re: Dixie & Mathias ~ Dreamteam in goede en kwade dagen
Bericht door: Dixie op 27 augustus 2008, 15:36:32
Damon, Falnir, Per, Kieran en Tanne zaten in een kring op de binnenplaats van hun kamp. "We moeten snel actie ondernemen, de woorden van de helderziende voorspelden niet veel goeds." Tanne keek nerveus naar Damon. "Hij zei dat je weg moest voor het te laat was. Maar wat is te laat?" Damon knikte. "Je hebt gelijk. Hoe eerder we bij de poort komen, hoe beter. Maar het stuk over vastzitten in mijn onderbewustzijn knaagt aan me. Ik weet dat ik niet van hier ben, waar het volgens die helderziende op neerkomt is dat ik deze wereld verzin. Maar dat kan helemaal niet, deze wereld is al beschreven in de boeken. En als ik deze wereld verzin, waar is mijn lichaam dan nu? In levensgevaar? En zit ik in mijn lichaam vast in mijn lichaam?" Damon besefte dat wat hij nu uitkraamde waarschijnlijk overkwam als wartaal. Aan de gezichten van Per en Kieran te zien was hij niet de enige die dit gevoel had. Falnir zuchtte. "De hele situatie is ongelofelijk ingewikkeld. Maar het allerbelangrijkste weten we: je geest moet bevrijd worden uit deze wereld, je onderbewustzijn. We moeten naar het eind van de wereld."

Hij stond op, liep naar zijn paard toe, rommelde in zijn zadeltas en kwam even later terug met een kaart in zijn handen. Hij spreidde hem uit in het midden van de kring. Op de kaart stonden kleine symbooltjes die rivieren, bergketens, bossen en dorpjes voor moesten stellen. Hij pakte een potlood en zette een kruis bij tussen een lijn die vast een rivier voor moest stellen en een paar symbooltjes die bomen moesten zijn. "Hier zijn we nu." Hij zette een stip te midden van een paar huis-symbooltjes. "Daar moest je eigenlijk heen, Damon, en zouden we je opwachten om naar het kampement te rijden. Dal-inn." Hij trok een streep die het hele papier doorkruiste en zette, toen de streep ophield, een grote cirkel neer. "Deze weg moeten we afleggen om bij je poort te komen." Per boog zich over de kaart. "Hoe weet je dat zo zeker, Falnir? De helderziende was vrij vaag over de eindbestemming." Falnir draaide de kaart om zodat Per hem duidelijk kon bekijken. "De helderziende sprak over afgronden...", hij tikte met zijn potlood op een aantal scheve lijntjes op de kaart, "en over watervallen. De enige weg die rechtstreeks via de afgronden en watervallen naar het eind van de wereld leidt is deze." Per knikte. "Het ziet er wel gevaarlijk uit. Maar als we Damon niet terugbrengen..." Er viel een ongemakkelijke stilte en iedereen leek het onuitgesproken met elkaar eens te zijn: ze zouden hun leven geven om dat van Damon te redden.

Om hen heen werd het kamp opgebroken. De laatste tent verdween in een wagen waarvoor een soldaat paarden aan het spannen was. Per en Kieran waren hun paarden op aan het zadelen en Tanne zadelde haar paard en dat van Damon op. Ze stopte Damons spullen in de zadeltas en toen ze Damon vragend zag kijken barste ze in lachen uit. "Ben maar niet bang, je mag bij mij op het paard. We zullen je in de tijd dat we niet aan het reizen zijn wel leren om paard te rijden. Je kunt het immers al, je bent het alleen vergeten." Damon knikte dankbaar en voelde een blos op zijn wangen verschijnen. Hij kende die Tanne nog maar pas maar snapte volkomen waarom de echte Damon zo verliefd was op dit meisje.

Plotseling hoorde hij achter zich een paar luide stemmen. Falnir stond met een soldaat te discussieren. Damon herkende hem als de wachter die ze tegen waren gekomen toen ze het kampement binnen kwamen. De soldaat beende weg en Damon liep naar Falnir toe. Zijn gezicht stond bezorgd. "We moeten meteen vertrekken, nu!" Damon keek om zich heen. De meeste mensen waren wel klaar om te gaan, er waren er maar een paar nog bezig de laatste spulletjes in de zadeltassen of koets te laden. "Waarschuw jij Per, Kieran en Tanne, dan zorg ik dat de soldaten er klaar voor zijn." Falnir wilde zich omdraaien. "Waarom..." probeerde Damon te vragen voordat hij afgekapt werd door Falnir. "Straks, Damon, we moeten echt nu vertrekken. Ik vertel het je dadelijk." Damon zuchtte. Hij was wel nieuwsgierig. Hij liep naar Per, Kieran en Tanne toe om het ze te vertellen.

Nog geen half uur later was de stoet al goed op weg. Damon zat bij Tanne achterop en genoot van elke minuut. Toen kwam Falnir langs hen rijden. "Jethro's kamp was vanmorgen weg, de wachter ontdekte het bij de gebruikelijke controle rondom het kamp." Damon haalde zijn schouders op. Dat was toch goed nieuws? Een probleem minder. Tanne stootte hem aan. "Dat is geen goed nieuws, Damon. Waarom zou hij vertrokken zijn?" Damon aarzelde. Daar had ze een punt. "Misschien wilde hij alleen weten waar we waren, of moest hij toevallig dezelfde kant op?" Hij besefte pas dat dit een domme vraag was nadat hij hem gesteld had en hij het bezorgde, misschien zelfs medelijdende gezicht van Falnir zag. "Je zou toch moeten weten dat Jethro niets zonder reden doet. Vooral niet in een tentje in het bos slapen." Damon zuchtte. Hij kende Jethro dan wel niet in het echt, maar in de boeken werd vaak ook vanuit Jethro's gedachten verteld. Hij had kunnen weten dat Jethro iets van plan was. "Maar wat wil hij dan van ons?" Tanne draaide zich om. "Dat weten we natuurlijk niet. We kunnen niet in zijn hoofd kijken."  "Ik maak me zorgen." Verzuchtte Falnir. "Jethro kon vanmorgen nog niet weten dat we zouden vertrekken, behalve als hij van onze plannen afwist. En als hij had gedacht dat we zouden blijven, zou hij ook niet vertrokken zijn." Damon schrok. "Dus je denkt dat hij weet dat ik..." Falnir schudde zijn hoofd. "Ik kan geen andere verklaring bedenken."

Gedurende twee dagen reden ze in hoog tempo door. Damon zag voor zijn ogen de wereld veranderen van bosrijk naar woestijnachtig. Hoe langer ze onderweg waren, hoe heter het werd. In de tijd dat ze rustten en de soldaten het kamp opzetten leerden Per en Kieran Damon paard te rijden. Hij had door de lessen geen minuut vrije tijd meer, en Falnir bleef maar herhalen hoe belangrijk het wel niet was dat Damon zelf kon rijden. Zijn leraren raakten na een tijdje lichtelijk gefrustreerd omdat Damon nog steeds geen paard op een fatsoenlijke manier kon bestijgen en omdat hij tijdens het galop steeds van de paardenrug afviel. "Het lijkt erop alsof ze je echt gehersenspoeld hebben, man." Vloekte Kieran een keer toen Damon weer met zijn voet in de beugel bleef haken en door het paard rondgesleept werd. Nou moest hij toegeven dat hij ook niet erg zijn best deed: zijn positie achter Tanne wilde hij niet graag kwijtraken.

Het was nog erg vroeg in de morgen toen ze de derde dag na hun vertrek hun paard bestegen en weer op weg gingen. Damon, die nu op een paard kon blijven zitten, reed wiebelig langs Tanne en Falnir aan kop van de stoet. Achter hen zaten Per en Kieran als twee zoutzakken met slaperige gezichten op hun paarden. Falnir keek vooruit. "Als het goed is, bereiken we vandaag de afgronden." Damon slikte. Dat werd hun eerste hindernis, en hij kon nou niet zeggen dat hij er erg naar uitkeek.
Titel: Re: Dixie & Mathias ~ Dreamteam in goede en kwade dagen
Bericht door: Mathidinkske op 2 september 2008, 18:44:30
Jethro keek naar de watervallen. Je kon de watervallen zien vanaf de afgrond. Dat zou de zwaarste hindernis worden… Jethro draaide zich om. “Doorrijden iedereen! We moeten voor zonsondergang de poort bereiken!” Hij schopte tegen een steen die in de afgrond viel. Iedereen ging weer op zijn paard zitten, om snel door te gaan. De bruine hengst van Jethro stond te hinniken. Jethro gooide een klein steentje naar de hengst. Het paard protesteerde onmiddellijk, maar werd in bedwang gehouden door Jethro. Hij beklom het bruine dier en reed de anderen achterna. Damon zou nogal verrast zijn bij de poort… Hij gniffelde, om daarna heel kwaadaardig te lachen.

Damon
De groep bereikte de afgrond bij de middag. Per en Kieran wilden eens de afgrond bekijken, maar Falnir beval hen direct terug op te stijgen en verder te rijden. Ze mochten geen seconde verliezen. Damon zat nog steeds achterop bij de bloedmooie Tanne. Damon had ene fantastisch uitzicht vanaf hier. Tegelijk keek het tweetal naar de waterval verderop. Tanne keek Damon liefdevol aan. “Watervallen zijn de meest romantische plekken…” fluisterde ze zacht in zijn oor. Damon knikte en gaf Tanne een kusje op haar wang. Beide keken nog eens naar de watervallen. Tot Damon opeens iets ongewoons zag. Enkele paarden, met rijders. Dat gezicht kenden Tanne uit duizenden. Luid ziep ze: “Jethro! Hij is al bij de watervallen!” Dat was Falnir niet ontgaan. Onmiddellijk beval hij de paarden sneller te laten gaan. Het woestijnklimaat had echter invloed op de beestjes. Ze waren helemaal verzwakt toen ze de waterval bereikten.  De groep had geen andere keus dan een rustpauze in te lassen.

Per liep naar Damon, die nog bij Tanne zat. Damon wees echter naar Kieran, en deed een ga-weggebaar. Hij keek eerst wat raar op, maar had het niet veel later door. Hij verwijderde zich stil van het tweetal, dat naar de waterval toe liep. Beide keken liefdevol elkaar aan. Het was Tanne die als eerste het woord nam.  “Damon. Ik weet dat je niet van hier bent, maar uiteindelijk ben je net dezelfde als de echte Damon…” ze pauzeerde even. “ Ik zal je erg missen…” antwoordde Damon.  Hij gaf haar een zachte zoen op haar tedere lippen. Falnir liep naar het tweetal toe. “We moeten nu echt verder, Damon, Tanne. De paarden zijn weer gesterkt en Jethro is vast bijna bij de poort.” Damon keek naar Falnir, en weer naar Tanne. Zij knikte. Samen keken ze hand in hand nog eens naar de waterval, en liepen weer naar hun paard. Het dier was inderdaad weer heel fris en vol energie. Ze stegen op. Deze keer probeerde Damon het paard te besturen. Per en Kieran fluisterden elkaar wat toe, wat Damon niet meer hoorde. De groep reed naast het kolkende water.

In het ziekenhuis
“Damon… Je ligt nu al meer dan vijf maand in coma. Wanneer wordt je eens wakker?!” Tim riep hopeloos naar Damon. Geen moment later moest hij weer denken aan de dag van het ongeluk. Nog steeds had hij het enorme schuldgevoel. Er werd geklopt. Het was de verpleegster, die dagelijks Damon verzorgde en controleerde. Tim moest nu gaan. De bezoekuren waren bijna afgelopen. Hij snikte nog een laatste keer boven Damons hoofd voor hij de ziekenhuisdeur uitliep. Eenmaal buiten zag hij weer het groepje van Jeremy staan. “Ook dat nog!”

Damon
Ze hadden eindelijk zicht op de poort. Tanne keek nog eens naar Damon en moest een traan weg pinken. Ze zou hem nooit meer zien. Maar het was de enige manier om hem te redden. Kieran moest ook een traantje weg pinken. Hij was dan wel een man, maar die hadden ook gevoelens… Per schudde hem nog eens de hand. Het moment van afscheid was aangebroken. “Het ga je goed, man!” snikte Per. Kieran kon ook zijn begrafenisgezicht niet onderdrukken. “Damon… Het was fijn  je gekend te hebben voor zolang het duurde! We zullen je nooit vergeten!” Damon werd nu ook lichtjes sentimenteel. Hij keek met een triest gezicht richting Tanne, die in een hoekje zat te huilen. Hij liep nog eens naar haar toe. Ze snikte maar door. Damon legde zijn hand op haar schouder. Ze stond op en draaide zich om. Geen halve seconde later lag ze al in zijn armen te snikken. Damon gaf haar nog een afscheidskus. Het moment was nu aangebroken. Hij moest door de poort, anders kon Jethro alles nog dwarsbomen. Hij keek nog eens naar al zijn vrienden. Falnir, Per en Kieran, Tanne… Hij zou ze nooit vergeten, zij zouden hem nooit vergeten. Hij zwaaide nog een laatste keer voor hij naar de magische energie toe stapte. De energie begon zich om hem te wikkelen en bracht hem naar de volgende dimensie.

“Welwel, kijk eens aan wie we hier vinden in deze dimensie.” Jethro lachte vals toen hij Damon uit de poort zag stappen.  “Jethro!” Damon zat in de val. De volgende poort lag achter Jethro , en als hij terug door de poort zou gaan zou hij misschien nooit meer zijn wereld bereiken. Jethro lachte nogmaals erg kwaadaardig. “Grijp hem!” 

Citaat van: Nota van de schrijvers :PHoe zou het nu verder gaan? Zal Damon ontkomen aan Jethro? Zal hij de echte wereld nog terugzien? En hoe gaat alles gebeuren? Dat lees je binnenkort hier!
Titel: Re: Dixie & Mathias ~ Dreamteam in goede en kwade dagen
Bericht door: Dixie op 6 september 2008, 15:39:48
Damon keek schichtig om zich heen. Een witte ruimte, zonder duidelijk onderscheid tussen de vloer, muren en het plafond. Wit, zover als hij kon kijken. Achter Jethro hing een schilderij met daarop een paar cirkels afgebeeld, roze, zwart, geel, groen en blauw. Hij telde vier handlangers naast Jethro. Twee van de handlangers stortten zich op Damon en hielden in een klemmende greep zijn armen op zijn rug. Hij spartelde en probeerde zich los te wurmen. Jethro lachte kwaadaardig. “Is deze miezerige erwt diegene waar ik al die jaren voor gevreesd heb? De enige ridder in het hele rijk die mij zogenaamd aan zou kunnen? Dit bange, schriele ventje?” Jethro liep naar hem toe en kneep hem in zijn wang. Damon draaide zijn hoofd met een woest gebaar weg en schopte zo hard als hij kon tegen Jethro’s schenen. Jethro gaf een woeste schreeuw en sloeg Damon keihard met zijn vuist. Damons hoofd tolde en hij voelde bloed langs zijn wang naar beneden sijpelen. Jehtro keek Damon met een waanzinnige blik in zijn ogen aan. “Idioot! Je ziet het niet in, hè? Ik ben de machtigste in het hele rijk, mij houd je niet meer tegen! Nu jij al je kennis kwijt bent ben je geen partij meer voor mij. Ik kan je met een knip van mijn vingers vermorzelen, verzet is volkomen zinloos!” Hij draaide zich om en gebaarde naar de andere twee handlangers. Die kwamen naar Damon toegelopen. Eentje had een mes in zijn handen. Ze zagen er allebei even stom uit en grinnikten opgewonden toen Damon zich doodsbang uit de ijzeren greep van zijn twee bewakers probeerde te wurmen.

Falnir, Tanne, Per en Kieran stonden alle vier verslagen bij de poort waardoor Damon zojuist vertrokken was. Per zuchtte. “We kunnen maar beter teruggaan.” Kieran knikte en ze liepen samen naar de paarden toe. Ook Falnir liep aan, alleen Tanne bleef met een nietszeggende blik in haar ogen naar de poort staren. De drie mannen zaten al op hun paard. “Kom, Tanne, als we nu vertrekken kunnen we overnachten bij de watervallen.” Tanne schudde koppig haar hoofd. “Het klopt niet, Falnir. Waar is Jethro? Hij was al bij de watervallen toen wij nog bij de afgronden waren, waar is hij nu dan? Hij is niet voor niets naar het eind van de wereld gereisd. Je zei het zelf, Falnir! Dat Jethro al bij de poort was! Waar is hij nu dan? Waar is hij!” Tanne’s gezicht was helemaal rood aangelopen. Falnir haalde een hand door zijn haar en fronste zijn wenkbrauwen. Kieran sprong van zijn paard en liep naar haar toe. “Je hebt gelijk. Maar hij was niet hier toen Damon door de poort stapte, als hij erop uit was om Damon te vermoorden had hij het daar voor toch wel gedaan? Of zou hij hem aan de andere kant van de poort opwachten?” Kieran keek alsof hij het zelf niet geloofde. Falnir was inmiddels bij hen komen staan, samen met Per. Die leek het idee een even onlogisch te vinden als zijn broer. “Maar hij weet toch dat als hij door die poort stapt, hij niet meer terug kan. Tenzij…” Per keek bedenkelijk. Falnir knikte langzaam en Kieran haalde zijn schouders op. “Het zou niet de eerste keer zijn dat Jethro de wereld te slim af is, man.” “Ik ga naar binnen.” Tanne knikte beslist en liep naar de poort toe. Per en Kieran keken elkaar aan en stormden naar Tanne, die op het punt stond de poort door te gaan. Ze pakten haar allebei bij een arm. “Wacht nou, Tanne, we kunnen niet ook jou kwijtraken!” Ze keek verwilderd in de ogen van Kieran. Ze ontspande en liet haar hoofd hangen. “Maar we kunnen hem daar toch niet laten zitten? Dit is niet de Damon die wij kennen, dit is een Damon die niet op een paard kan blijven zitten en als enige wapen zijn vuisten heeft!”

De dokter, zuster en ouders van Damon stonden om het ziektebed heen. Het gezicht van Damons moeder was rood aangelopen en dik van het huilen. Ze aaide met een trillende hand over het hoofd van Damon. Damons vader hield zijn vrouw vast en had een strak gezicht, duidelijk moeite met het inhouden van zijn tranen. De zuster wipte nerveus heen en weer op haar tenen en leek niet te kunnen beslissen waar ze naar moest kijken. De dokter kuchte ongemakkelijk. “Weet u het zeker?” De vader slikte moeizaam, keek naar zijn vrouw en knikte. “U bent van tevoren ingelicht over de risico’s van deze operatie?” De vader knikte weer. “U weet ook dat de kans dat hij dit overleefd 50% is?” Weer knikte de vader.  De dokter gebaarde naar de zuster, die het bed pakte en hem naar de OK bracht. De dokter bleef bij de familie achter. “U kent de procedures. Laat dit nu aan ons over, het enige wat u kunt doen is hopen en bidden op een goede afloop.” De dokter legde een hand op de schouder van de hevig huilende moeder en knikte meelevend. Daarna liep hij de zaal uit, richting de operatiekamer. De vader van Damon leidde zijn ingestorte vrouw mee naar de wachtkamer. “Marcel, haal hem terug! Ik heb me bedacht! Stel dat het verkeerd gaat! Oh, Marcel…” De ouders zaten met gebogen hoofden hand in hand in de wachtkamer te hopen op een goede afloop voor hun zoon, terwijl een paar meter verder het mes in hem werd gezet.

De glimmende punt van het mes schitterde voor Damons ogen. Een steek van pijn ging door hem heen toen die punt zijn borst raakte en een streep naar beneden trok. Het was dan wel geen diepe snee, geen snee die hem open reet, maar pijn deed het wel. Hij snakte naar adem en begon nog wilder te trappelen, wat geen enkel gevolg had behalve nog meer pijn. Plots werd het licht in Damons hoofd en zwart voor zijn ogen. "Scalpel…. Hij… denk… misschien wel… verdoving… want meteen… wakker zijn…” Woorden klonken vanuit de verte in Damons hoofd. Alles draaide voor zijn ogen en een beeld van vijf gemene hoofden boven hem, waaronder dat van Jethro, werd afgewisseld met een beeld van een felverlichte kamer en vijf figuren met groene mondkapjes voor. Uiteindelijk won er eentje en werd Damon wakker in een witte ruimte. Jethro’s hoofd hing boven hem. “Zo, heeft onze superridder last van waanbeelden?” Hij lachte spottend en trok Damon aan zijn haar overeind. “Dit is ook geen gevecht, zeg. Ik had me verheugd op wat meer tegenstand.” Toen schrokken ze beiden van een harde knal aan de andere kant van de ruimte. Voor het schilderij lag een roodharig figuur in een groene jurk. Damon rukte zich los van Jethro en liep naar haar toe. Tanne keek hem verdwaasd in zijn ogen. “Damon, je leeft nog!” Ze sloeg haar armen om zijn nek. “Ik wist gewoon dat er iets niet klopte. Dat Jethro het niet zomaar op zou geven. Hij zit hier vast, Damon, tenzij hij een manier bedacht heeft om terug te komen.” Ze gebaarde naar een glibberig groen ding dat om haar middel geknoopt zat en waarschijnlijk een touw voor moest stellen. Het ding liep naar het schilderij en verdween er in. Damon hielp Tanne overeind en ze keken de kamer in. Jetrhro kwam naar hen toegelopen en grinnikte. “Je dappere redster? Een meisje? Dé grote Damon moet gered worden door een vrouw. Nou, een verrassende wending in de geschiedenis kun je het wel noemen zeg.”

Hij liep naar Tanne toe, die een woedende blik terug wierp. “Bedankt voor het leuke verhaal dat ik later aan mijn kleinkinderen kan vertellen.” Hij wierp Tanne een minachtende blik toe en lachte spottend. Tanne kneep haar ogen samen en gaf hem een keiharde klap met gebalde vuist. Jethro zag dit niet aankomen en wankelde vloekend achteruit, maar herstelde zich snel. Jethro’s handlangers kwamen dreigend op Tanne en Damon af, maar Jethro gebaarde naar hen. “Laat mij dit doen, hij is voor mij.” De handlangers keken ongemakkelijk naar hun bloedende baas, maar schaarden zich tegen de muur van de ruimte en hielden zich met een gespannen blik koest. Jethro stond aan de andere kant van de kamer, met zijn rug naar hen toe. Toen draaide hij zich plots om met een klein, scherp zwaard in zijn hand en kwam dreigend op hen afgelopen. “Ik had gehoopt je een langzame dood te kunnen geven, Damon, maar dit trutje heeft dat helaas verpest. Nu geef ik eerst jou een snelle dood, en dan is zij aan de beurt.” Hij gaf haar een smerige glimlach. Toen keek hij naar zijn handlangers, die nog steeds tegen de muur stonden. “Mijn vrienden hebben ook wel wat verdient na deze zware reis.” De handlangers leken erg ingenomen met zichzelf en verheugden zich duidelijk al op deze beloning. “Jammer dat je er niet bij kan zijn, Damon, maar geef mij niet de schuld.” Damon wilde naar Jethro toestormen om zijn grote waffel dicht te slaan, maar Tanne pakte hem vast. “Vertrouw me, Damon. Als ik ‘nu’ roep, laat je je op de grond vallen.” Damon wilde vragen stellen maar Tanne legde hem met een blik het zwijgen op. “Vertrouw me.” Ook al leek het vooruitzicht zich op de grond te laten vallen hem niet al te prettig, door de snee die nog steeds brandde. Hij keek Tanne aan en hij wist dat hij niet anders kon dan haar honderd procent te vertrouwen. Hij gaf haar een weke glimlach en een onmerkbaar knikje.

Jethro kwam steeds dichterbij totdat Damon zijn adem bijna kon voelen. Het mes schitterde, Jethro’s arm ging omhoog, klaar om toe te steken… Damon keek nerveus naar Tanne, die nog steeds geen ‘nu’ had geroepen. Ook zij keek gespannen. Jethro stootte zijn arm naar beneden, op het moment dat Tanne ‘nu!’ riep. Damon liet zich met zijn volle gewicht vallen en voelde het mes zijn bovenarm open rijten. Hij keek vlug omhoog en zag Jethro naar voren wankelen, door de kracht van zijn beweging, tegen het schilderij waaruit als door magie een hand met een zwaard stak. Het zwaard doorboorde Jethro, die een verschrikkelijke, rochelende schreeuw uitstootte en, toen het zwaard zich terugtrok, achterover op de grond viel. Damon krabbelde overeind naar Tanne, die hijgend op de grond zat. Ze keek hem aan en keek toen naar Jethro. Ze liepen dichterbij en keken naar het bebloede gezicht van hun aartsvijand, die rochelend op de grond lag. “Zijn long is doorboord.” Tanne keek Damon verbaasd aan. “Gaat hij dan dood?” Damon knikte langzaam. Jethro keek met een waanzinnige blik naar de twee en stootte een laatste lach uit, waarvan ze allebei kippenvel kregen. Daarna hoestte hij wat bloed op en zakte zijn hoofd opzij. Damon voelde zich ongelofelijk opgelucht. Jethro was dood, hij kon rustig naar huis. Hij keek blij naar Tanne, maar die keek verbaasd naar een punt achter hem. “De handlangers!”

Een schok ging door Damon heen. Hij draaide zich resoluut om, maar barste in lachen uit door wat hij zag. In de hoek van de kamer lagen vier kronkelende regenwormen. Damon liep naar ze toe, zette zijn voet op de wormen en draaide eens lekker met zijn hak heen en weer. Tanne zuchte. “Je kon ook niet verwachten dat íemand zo stom zou zijn zich bij Jethro aan te sluiten.” Damon schudde zijn hoofd en liep naar haar toe. “Dat zwaard, hoe kwam het daar?” Tanne glimlachte. “Ik had ook niet gedacht dat Kieran ooit met een goed idee zou komen. Aan de andere kant van de poort houden Per en Kieran dit touw stevig vast, en Falnir staat bijna tegen de poort aan. Normaal sluit de poort zich als er iets door gaat, maar door dit touw blijft hij open, ik kan dus nog terug. De afspraak was dat als ik een ruk aan het touw zou geven, Falnir zijn zwaard door de poort zou steken.” Damon keek bedenkelijk. “Dus als ik me niet had laten vallen, dan was ik doorboord geweest.” Tanne knikte. “Maar daar gingen we niet van uit. Ik wist wel dat je me blind zou vertrouwen.” Voegde ze er plagerig aan toe. Ze keek bedroefd en zei: “Maar je moet gaan, Damon. Voordat het te laat is. Ik zal je missen.” Damon omhelsde haar. “Bedank Falnir van me. En Per en Kieran natuurlijk ook. Ik zal je ook missen, Tanne.” Stotterde hij erachter aan. Tanne liep een beetje rood aan. En toen ze twee keer aan het touw trok, werd ze met een krachtige ruk terug het schilderij in getrokken. Damon slikte moeizaam en stond voor het schilderij waardoor de liefde van zijn leven zojuist verdwenen was.  Hij herhaalde de woorden van de waarzegger in zijn hoofd. De poort naar de volgende dimensie opent alleen voor diegenen die hem waardig zijn.” Als dat klopte, kon alleen Damon door deze poort. Dat betekende dat Tanne niet met hem mee kon, al was ze nog hier. Hij legde gespannen zijn hand tegen het schilderij en hoopte stiekem dat, omdat Tanne niet met hem mee kon, hij dan weer terug kon gaan naar Per, Kieran, en Falnir, maar vooral naar haar. Diep van binnen wist hij echter best dat dat niet kon en dat hij dan binnen de kortste keren zou sterven. Dat word dan toch maar weer boeken lezen, dacht hij teleurgesteld. Zijn hand raakte het oppervlak van het schilderij. Het voelde als aluminiumfolie; toen Damon iets meer kracht zette stak zijn hand door het schilderij heen.

In de verkoeverkamer zaten de ouders van Damon gespannen op het bed. De dokter had hen verteld dat de operatie goed verlopen was, maar dat de cruciale tijd de tijd ná de operatie was, waarin bleek of de patiënt genoeg kracht had om weer bij te komen. De moeder van Damon had zijn hand vast en slaakte een verbaasd gilletje toen de hand opeens samen kneep.

Damon trok verbaasd zijn hand weer terug. Het werkte dus. Voorzichtig legde hij zijn hoofd tegen het schilderij, benieuwd of hij dan kon zien waar hij uit zou komen. Hij zag niet echt uit naar het idee van een dimensie met trollen, cyclopen of draken. Zijn gezicht stak door het schilderij.

Meteen kwamen er twee zusters aangelopen. De vader van Damon had zijn snikkende vrouw in zijn armen en keek hoopvol naar zijn zoon. Een van de zusters riep de dokter erbij, terwijl de ander allerlei controles uitvoerde. De vader slaakte een opgewonden gil en wees naar het gezicht. “Ik zag hem knipperen! Hij knipperde!” De moeder huilde van geluk en sloeg haar armen om de nek van haar zoon.

Verdwaasd schudde Damon zijn hoofd. Een brede glimlach spreidde zich over zijn gezicht. Hij had zijn moeder en vader gezien! Hij wist dat ze achter dit schilderij op hem wachtten. Hij liep naar de andere kant van de kamer, langs het lijk van Jethro en het blubberige hoopje wormenslijm af. Hij nam een aanloop en bedacht zich dat, hoewel hij een wereld achterliet, er een andere wereld op hem lag te wachten. Met een gelukzalig gevoel dook hij het schilderij in.
Titel: Re: Dixie & Mathias ~ Dreamteam in goede en kwade dagen
Bericht door: Mathidinkske op 7 september 2008, 20:40:39

De dokter glimlachte. De patiënt kwam weer bij. De ouders begonnen in elkaars armen te huilen van geluk. Damons arm bewoog.  De dokter keek nog hoopvol naar Damons gezicht, waarvan de ogen zich niet veel later openden. Damons moeder vloog hem onmiddellijk in zijn armen. En begon te snikken van geluk. Damon, die maar half besefte wat er aan de hand was, probeerde verward zijn hoofd op te tillen. Hij keek in het rond. Elke vriend of familielid was er.  Ma, pa, Tim en oom Harry.
Allevier stonden ze vol blijdschap te kijken naar de ontwaakte Damon. “Ik had zo’n gekke droom…” was het eerste wat hij zei. Zijn vader omhelsde hem. Maar diep vanbinnen voelde hij nog iets…


Tanne reed op haar paard. Ze miste Damon. Wie zal zijn lege plek achterop opvullen? Maar… Ze zou nooit nog een lievere en aardigere jongen zoals Damon vinden. De zon schijnt in Falnirs ogen. De waterval kabbelt rustiger dan tevoren alles is weer normaal. Maar Per en Kieran zijn net als Tanne aan het denken aan die gekke Damon, die nu weer in zijn dimensie is. Aan de horizon verscheen plots een schaduw. Tanne herkende het silhouet. Haar mooie paard reed in galop op de schaduw af. De mysterieuze persoon stijgt af, net als Tanne. Intussen hadden ook Per en Kieran door wie het was, en niet veel later ook Falnir. Allemaal rennen ze naar de schaduw aan de horizon. Tanne kust zijn lippen. “Damon!” lachte ze blij. “Helemaal juist, Tanne.” glimlachte die. Per en Kieran bereikten   Damon. “Waar was je?” lachte de tweeling blij. “Ik werd opgehouden door wat reizigers… En toen ik jullie daar niet meer zag, vertelde iemand me dat jullie naar hier kwamen, dus kwam ik jullie opzoeken.” Hij straalde. Tanne omhelsde hem nog eens. Haar Damon was terug…


Damon lachte inwendig. Tanne had “haar” Damon gevonden. Zijn ouders en Tim keken hem nog steeds aan. De dokter knikte tevreden naar Damon, en verliet daarna met de verpleegster de kamer. “Damon, je was meer dan een half jaar in coma, jongen!” Tim knikte. Moeders woorden zorgden weer voor wat traantjes. Damon stelde hen gerust. “Maar nu ben ik terug.” Suste hij de huilende ouders. Er werd geklopt op de deur. Ome Harry grijpt naar de deurklink. Een schoonheid verschijnt door de deuropening. Damon kan bijna zijn ogen niet geloven.  Hij kon zijn glimlach niet onderdrukken toen hij de gast begroette: “Tanne!”





Einde






CiteerDit was dan ons fantastische verhaal: 'Kopzorgen!' :D Geschreven en bedacht door... Kim *applaus* en Mathias *applaus*. We hopen beide dat jullie genoten hebben van het verhaal!

Alvast bedankt voor jullie stem! :P

Het is niet onwaarschijnlijk dat we geen proloogjes gaan schrijven btw :D