''Schuldig'', galmde het na in mijn oren. Ik had het verpest.
Marieke, het meisje van mijn dromen, ze is niet lang, maar ook niet dun. Niet mooi, maar ook niet lelijk. Marieke is een best wel verlegen meisje, en ik vind haar geweldig. Iedere keer als ik haar zie gaat mijn hart sneller kloppen en heb ik het gevoel dat ik binnen enkele seconden op kan stijgen, naar de zevende hemel. Marieke zat bij mij in de klas en ik was aan het begin van het jaar steeds zo dicht mogelijk bij haar gaan zitten. Regelmatig sprak ik met haar, waarbij de woorden bleven liggen op het puntje van mijn tong en ik zenuwachtig aan mijn t-shirt friemelde.
Één van de dingen die ik van Marieke wist is dat ze werd gepest. Overduidelijk, eigenlijk wist de hele school het, maar niemand keek naar haar om. Ook haar ouders verwaarloosden haar, misschien een van de redenen waarom ze niet zo bloedmooi was. Vaak had ze kleren aan die hun beste tijd hadden gehad, kleuren waren vervaagd en wit was bijna geel geworden. Vaak kreeg zij dan gemene opmerkingen over haar uiterlijk. Marieke is niet in staat om zichzelf verbaal of non-verbaal te verdedigen, ze is namelijk autistisch. Om iets preciezer te omschrijven wat ze heeft, ze heeft het Syndroom van Asperger. Waar ze vooral moeite mee heeft is het onderscheiden van emoties, als iemand een sarcastische opmerking over haar maakt ziet ze het sarcasme niet, en beschouwd ze het als een compliment. Haar stoornis is ook een van de redenen waarom ik haar nooit verkering heb gevraagd, ik ben namelijk heel erg bang dat ze hier van schrikt, en zich van mij afzondert. Veranderingen, daar kan ze bijvoorbeeld ook niet tegen. Ze is een keertje overstuur naar mij toegekomen, omdat haar rooster was veranderd, en ze niet meer kon sporten op de tijden dat ze deed. Ik heb haar toen meegenomen naar een rustig plekje in de school, en heb haar laten kalmeren. Snikkend zat ze naast mij, en tranen biggelden over haar wangen. Een uur lang heb ik naast naar gezeten, met mijn arm om haar middel, voor mij een prachtmoment, voor haar een vreselijk moment.
Vrijdag 3 september zaten Marieke en ik aan een tafeltje in de aula, we hadden het over maatschappijleer, iets waar Marieke erg goed in was en ze mij in wilde helpen. Toen we het over de formule nieuw min oud gedeeld door oud hadden kwam Frank aangelopen. Frank is het type ''stoer'' met een petje schuin op zijn hoofd, afgetrapte Nike Air en een Nickelson jas, die naar mijn idee prima zou fikken, een paar vuilniszakken aan elkaar gebonden. Veel mensen associeerden Frank met pesterijen, zo ook ik. Frank had al vaker gemene opmerkingen naar Marieke gemaakt waar ik kwader over was geworden dan Marieke. Het leek haar zelfs te ontgaan, al die pesterijen. Toch vond ik dat ik het voor haar moest opnemen als ik merkte dat ze gepest werd. Ik vond haar meer dan leuk en dat wilde ik duidelijk maken, onder andere op deze manier. Ook vandaag had Frank weer een paar gemene opmerkingen paraat, die hij ongegeneerd uitte in de aula. ''Goedemiddag oma'' begon Frank tegen Marieke, waarop ik hem boos aankeek. Marieke keek niet op of om en ging verder met het uitleggen van mijn maatschappijleer, terwijl ik hier al geen aandacht meer voor had. ''Dat truitje, heb je dat van de rommelmarkt of Koninginnedag of uit de kringloopwinkel, schat.'' Vervolgde Frank honend, terwijl Pieter achter hem stond te grinniken. Pieter was het schoothondje van Frank, als Frank iets deed was Pieter het er altijd mee eens. Natuurlijk ook met deze opmerkingen. ''Houd je bek Frank'' beet ik hem toe, terwijl ik opstond en mijn rug rechtte. Frank stak alsnog anderhalve kop boven mij uit, maar dat maakte mij niets uit, als het er op aan kwam, dan was ik zelfverzekerd genoeg om hem een kopje kleiner te maken, of anderhalf, als het nodig was. ''Aha, daar hebben we Ruben, onze bebrilde Superman, die het voor ons autistje opneemt.'' Zei Frank spottend, snel keek ik naar Marieke, en ik zag een traan over haar wang biggelen, waarschijnlijk was ze zeer geschokt over het woord autist. Ze wist dat ze autistisch was en ze voelde zich er rot over, ze had mij af en toe verteld dat ze zich een nietsnut voelde, en dat haar ouders haar zo ook noemden. Ze had altijd erg onverschillig geklonken als ze haar verhaal deed, maar ik wist dat ze hier over aangedaan was. Die bevestiging kreeg ik nu nogmaals, met die ene traan, die Frank en Pieter waarschijnlijk niet eens opmerkten. ''Ja Frank, en schoothondje Pieter, ik neem het voor Marieke op. En daar durf ik heel ver in te gaan als je problemen wilt, meldt het dan even. Dan kan ik je helpen.'' ''Helpen, jij? Ruben, het nerdje met de Pokémonsokken en zijn hoogwaterbroek? Laat mij niet lachen.'' Zei Pieter, om een duit in het zakje te doen. Frank keek over zijn schouder en blafte Pieter, zoals een echte baas dat doet, toe ''Bek dicht''. Ik beeldde mij in dat Pieter kwispelde en een hondenkoekje opat. ''Ja Frank, problemen ja. Dus voortaan houd je je bek, voor ik hem dichtsla.'' Op dat moment ging de bel en Frank en ik wisselden nog een boze blik uit om vervolgens onze eigen weg naar de lessen te volgen. ''Gaat het Marieke'' vroeg ik, maar ik kreeg het antwoord niet. Marieke rende hartsverscheurend huilend weg, een conciërge probeerde haar nog tegen te houden, maar dat lukte niet. Marieke rende de school uit, diep gekwetst.
De rest van de dag volgde ik de lessen met tegenzin. En ook de volgende dag had ik geen zin om naar school te gaan. Wel hoopte ik Marieke weer te zien, en ik hoopte dat ze weer wat vrolijker was als gisteren, toen ik haar voor het laatst zag.
De dag verliep vrij rustig. Ook het grootste deel van de pauze was ik samen met Marieke. We lachten om de gekste dingen, omdat we melig waren. Marieke wees naar het achterhoofd van een leraar en zei; ''Een toupet zou hem vreselijk misstaan''. En deze gekke opmerking, zeker uit de mond van Marieke was deze opmerking op zijn minst merkwaardig. Maar dat maakte niet uit, wij lagen hier dubbel om. En tranen liepen over onze wangen van het lachen. De brugklassers wierpen enkele rare blikken op ons, en als wij hier naar keken schoten we weer in de lach. ''Ik ben zo terug, eventjes mijn boeken wisselen en naar de W.C.'' meldde ik tegen Marieke, die op haar gebruikelijke manier antwoordde: ''Is goed Ruben, tot zo.'' En ik stond op om deze handelingen uit te voeren. Na een kleine 5 minuten kwam ik terug, en zag ik Frank en Pieter tegenover Marieke staan. Marieke stond ook, ze huilde. En snel liep ik richting Marieke. Toen ik Frank en Pieter hoorde praten schrok ik. ''Je moet dood, autist. Jij bent het niet waard om te leven, je hele familie niet. En als je niet snel dood gaat, zorg ik er voor dat je dood gaat, kreng.'' Zoals gewoonlijk was er geen leraar in de buurt om in te grijpen. Ik werd furieus en trok de eerste de beste brugger van zijn stoel af, die hard op de grond belandde. Ik raapte de stoel op en hief hem boven mijn hoofd. Met een oerkreet stoof ik op Frank en Pieter af en haalde uit. Frank draaide zich om toen ik uithaalde en werd vol in zijn gezicht geraakt met de stoel. Ik hief de stoel nogmaals om Pieter te slaan, die ik ook vol in zijn gezicht raakte. Beiden draaiden een halve slag om hun as om vervolgens met een harde smakker om de grond terecht te komen. Bloed druppelde gestaag uit de neus en het linkeroor van Pieter en Frank lag ook buiten bewustzijn op het linoleum. Ik stond nog steeds met de stoel boven mijn hoofd geheven, tot een grote mannenhand op mijn schouder geplaatst werd, de bijbehorende hand pakte mijn stoel af en nadat ik van mijn stoel ontnomen was werd ik naar de lerarenkamer gesleurd. Een vrouwelijke collega, mijn docente maatschappijleer bekommerde zich om de twee jongens, die nog steeds buiten bewustzijn op de grond lagen. Een kwartier later kwamen er twee ambulancen aan, en de politie, om mij op te halen. De school had 112 gebeld om zorg voor de gewonden te krijgen, en de politie om mij op te halen.
Een paar uur later zat ik op het politiebureau, een vriendelijke maar lelijke dame zat tegenover mij, en ze dronk koffie uit een plastic bekertje. Ze had zich voorgesteld als Gerda. Gerda vroeg mij waarom ik Pieter en Frank geslagen had. Toen ik antwoordde dat ik ze geslagen had omdat ik ze haatte omdat ze Marieke pestten keek ze bedenkelijk op van het formulier wat ze invulde. ''Weet je dat heel zeker, kind,'' vroeg ze, ''ik denk niet dat de rechter je vrijuit laat gaan als je dat verteld in de rechtzaal.'' ''Rechtzaal!'' riep ik verbaasd. ''Ja, de rechtzaal, mijn kind. Pieter is ter plekke overleden, en je zal worden aangeklaagd wegens doodslag.'' ''Doodslag'' stamelde ik, ''ik heb Marieke toch alleen maar verdedigd.'' ''Dat kan best zo zijn, mijn kind. Maar dat is de wet, jij hebt een persoon gedood, en daar word je voor aangeklaagd.'' Ik huilde niet, ik was niet boos. Ik had Pieter gedood, en daar was ik niet rouwig over. Pieter had het verdiend.
Enkele weken later werd ik voorgeleid aan de rechter. Mijn ouders steunden mij niet, ze voelden zich verraden. Hun Ruben, de braverik, die iemand vermoordt had. Mijn advocaat had ik toegewezen gekregen van Justitie, omdat ik daar recht op had. Rot toch op met je ''recht''. Die advocaat zat op de momenten dat we de tactiek om te discussiëren tegen het Openbaar Ministerie bespraken zat hij onderuitgezakt op zijn leren bureaustoel. Hij droeg weinig bij, en dat deed hij ook niet tijdens de rechtzaak. Het enige wat hij deed was bevestigen dat ik gemoord had. Op een gegeven moment stond ik op en riep ''Ik deed het voor Marieke''. Waarop de tegenpartij snel ''edelachtbare'' riep, om mij de mond te snoeren. Verontwaardigd ging ik zitten toen de rechter mij vertelde dat ik stil moest zijn en de advocaat het praatwerk moest laten doen. Achter mij zaten mijn oom en tante, mijn ouders waren er niet, die wilden het liefste mij uit huis plaatsen, mij nooit meer zien. Al die jaren hadden ze liefde getoond, en nu, in één klap. Voorbij. Marieke was er wel, lichamelijk dan. Ze zat drie banken achter mij, en toen ik achterom keek zag ik haar druk bezig met haar grafische rekenmachine, om haar wiskunde B te maken. Typisch Marieke, en ik moet eerlijk bekennen. Toen ik haar zo zag zitten, onaangedaan, had ik graag willen ruilen. Of haar in mijn armen willen sluiten, gewoon, bij Marieke zijn. Maar Marieke had niet meer met mij gesproken sinds mijn aanval op Pieter en Frank. Over Frank gesproken, die zat er ook. Vorige week was hij ontslagen uit het ziekenhuis, hij had een schedelbasisfractuur opgelopen door de klap met de stoel. Frank was gemillimeterd , omdat de doctoren in het ziekenhuis zijn schedel hadden moeten oplichten. Om zijn zwellende hersenen ruimte te geven. Een vers, rond, litteken prijkte op zijn hoofd, op de plaats waar zijn schedel geopend was. ''Ik wil Marieke als getuige'' zei ik. Waarom de rechter, mijn advocaat, en de tegenpartij mij verschrikt aankeken. Marieke keek eventjes op van haar huiswerk, om na twee seconden weer verder te gaan. ''Dat is niet mogelijk Ruben,'' antwoordde de rechter beleefd. ''Marieke wordt gerekend tot zwaar autistisch, en haar mening en beleving van het moment kunnen makkelijk beïnvloed zijn. Hierdoor is de getuigenis ongeldig. Ik wil de rechtzaak dan nu ook beëindigen, ik zal mij terugtrekken met de jury en binnen nu en 3 uur met een vonnis komen.'' Ik werd meegenomen door een norse beveiligingsman en in een aparte kamer gezet. Na 3 uur en 10 minuten werd ik weer meegenomen naar de rechtzaal. En niet bepaald zachtzinnig op mijn stoel gezet, eer mijn handboeien losgemaakt werden. De rechter kwam twee minuten later binnen, samen met de griffier en andere randzaken of personen. Ik weet niet wat ik meer vond passen. Na een saaie, half uur durende samenvattig van het ten laste gelegde begon de rechter aan zijn uitspraak. Ook hier kwamen veel moeilijke termen in voor en ik haakte al snel af. Ik spitste mijn oren echter toen ik de volgende zin hoorde. ''Hierbij verklaar ik Ruben Visser schuldig aan doodslag. Ruben zal nog 2 jaar en 10 maanden worden ondergebracht in de jeugdgevangenis te Rotterdam. Dit is exclusief het voorarrest.''
''Schuldig'', galde het na in mijn oren. Ik had het verpest. Ik zou Marieke zeer waarschijnlijk lange tijd niet meer zien, mijn ouders zouden geen contact meer met mij willen en ik zou op mijzelf aangewezen zijn. Ook was zeer waarschijnlijk mijn kans op een goede baan in de maatschappij verkeken, had ik sommigen horen zeggen. En dat alles voor één ding. De liefde.