Hier wordt het verhaal van team 1 geschreven. het team bestaat uit:
- Hephaistion
- Maiken
- Ilse
- Suzanne
Hun thema is Venetie.
Proloog
Het felle licht brandde zowat haar ogen weg. De net aangestoken kaars was op nog geen 10 cm afstand van haar gezicht. "Raap haar op," hoorde ze en stem commanderen en twee mannen trokken haar omhoog. Haar vuile lange haar viel voor haar ogen en haar keel deed pijn van de droogte.
"Breng haar naar het schavot," zei de man. Ze wou protesteren, maar haar keel kon geen geluid uitbrengen. Haar benen waren te zwak om op te staan, elke poging om weg te rennen zou tevergeefs zijn.
De mannen duwden haar naar de kerker uit. Ze struikelde over de uistekende stenen. De mannen gaven geen gehoor aan haar gestuntel en liepen gewoon door, terwijl haar voeten over de vloer sleepten. Ze voelde de bovenkant van haar voeten weer opengaan en starten met bloeden.
"Nee..." kwam er een krakend geluid uit haar keel. Ze schrok van haar eigen stem. In de verte zag ze de deur. Ze probeerde nogmaals tegen te stribbelen, maar het had geen zin.
Ze stond te trillen, terwijl de beul de strop vastmaakte rond haar nek. De mensenogen op het plein keken haar beschuldigend aan. Ze had de Baron le Duc niet vermoord, maar de ogen keken haar aan met lust voor bloedwraak.
"Nog laatste woorden?" vroeg de beul. Ze sloeg haar ogen neer en probeerde geluiden te creëren, maar haar droge keel bleef stil.
'Loop naar hel,' dacht ze en ze voelde het touw strak trekken...
Deel 1
"Elk verhaal, als je het maar lang genoeg laat duren, eindigt met de dood."
Ernest Hemingway Amerikaans schrijver (1899-1961)
"Les masques sont comme un autre visage, les gens ne peuvent pas voir qui vous êtes vraiment," zei Maiken tegen haar bediende, terwijl hij haar masker afdeed. Het was carnaval in Venetië en Maiken kwam net terug voor het avondeten. Haar vader, Baron le Duc, had haar verboden om vanavond de straat op te gaan.
"Pff... Alsof hij mij kan tegenhouden," zei Maiken tegen zichzelf toen de bediende weg was en ze greep naar haar masker. Na drie keer gecheckt te hebben of er niemand was in de kamer verstopte ze het masker in haar zak en liep ze richting de eetzaal. Na het eten zou ze het huis uitslippen, opzoek naar iemand.
Maiken tilde langzaam haar hoofd op en keek de rechter aan. "Ik heb hem niet vermoord," zei ze en ze voelde de klap, die haar hoofd helemaal naar de kant liet draaien. Haar lip barste open. "Wat wilt u, hij was mijn vader!"
"Luister goed," de rechter ging boven haar hangen. "Er is hier sprake van een moord. Jij hebt een motief, je had er tijd voor en iemand zag je wegrennen met handen onder het bloed. En nog steeds beweer je dat je niks gedaan heb?"
"Ik tilde zijn lichaam op!" protesteerde Maiken en ze probeerde te verklaren waarom haar handen onder het bloed hadden gezeten. "Kijk, ik was naar het feest en op de terugweg kwam ik zijn lijk tegen. Ik wou hem optillen om te kijken wat mis is. Als je een echte verdachte wil hebben, dan noet je verder zoeken."
Pour toi, une rose, que je t'aime.
Pour toi, un rayon de soleil, que je veux t'embrasser.
Pour toi, ma vie, que je sais: tu restes ici, pour toute ta vie.
Máté keek naar het lege papier dat hij in zijn hand had. Zijn pen lag op de grond en de zwarte inkt vloeide tussen de straatgroeven. Het ochtendlicht dartelde op de straatstenen en langzaam werden de smalle steegjes van Venetië gevuld met de ochtendmis. De zachte bries liet zijn haren, die net zijn schouders bereikte, op zijn gezicht dansen. Hij streek zijn blonde lokken naar achteren en stond op. Hij keek vooruit en liep naar het water toe. In gedachten raakte hij verdwaald. Steeds zag hij het voor hem. Dat beeld dat hem niet met rust wou laten. Zijn gedachten werden verstoord door een wat het eerst leek plots opkomende luchtbel. Máté keek ernaar en en zag nog de ringen langzaam breder worden en geluidsloos verdwenen ze weer in de zee. Hij hurkte en haalde een voorzichtige glimlach tevoorschijn. Plotseling zag hij een vis. een lange donkere vis, die zijn weg de zee in zocht. Máté glimlachte en benijde het dier. "Kon ik maar net zo vrij zijn als jij:" zei hij zachtjes tegen het schepsel. De twintigjarige jongen was de zoon van een Dogenfamilie. De dogen waren een groep rijke families die er ieder hun paleis neer habben gezet. Zo ook de familie de Rezzonico. Zij hebben het paleis Ca' Rezzonico opgekocht en gerenoveerd.
Wij schrijven het jaar 1830 en de Renaissance is in volle gang. Mathias de Rezzonico is het jongste kind van de familie. Dit statige gezin behoort tot de hoogste sociale laag en vader en moeder de Rezzonico willen dan ook dat hun kinderen hoge functies gaan nemen in het Venetiaanse leven. Marcos en Belle, Máté's oudere broer en zus, zitten al in het stadsbestuur en nu wordt Máté zelf gedrilt om ook deze functie aan te nemen. Er is echter één probleem: Máté wil graag rondreizen en de familie de Rezzonico vind dit natuurlijk maar niks. "Studeren en regeren, dat is jouw toekomst:" zeiden Josephine en Giorgio, Máté's arrogante ouders. "Ik wil zelf mijn leven leiden:" had Máté geantwoord, maar zijn ouders wouden het niet horen. "Jij word regent:" en daarmee was het gesprek ten einde. Boos was Máté weggelopen en vervolgens was hij gaan rondslenteren in de straatjes van het vroege Venetië. Uiteindelijk was hij dan hier gekomen. Bij de brug voor het oude klooster. "Stomme ouders, stom leven:" had Máté gedacht en hij gooide een steentje het water in. Hij liet zijn hoofd zakken en langzaam verschenen er een paar tranen op zijn gezicht. " La vie et terrible:" zei Máté. Zijn moeder was Frans en Máté was de enigste die de taal van zijn moeder had geleerd. Hij veegde de tranen van zijn gezicht en hij liep de donkere straten van Venetië in.
"Waarom heb je de Baron le Duc vermoord:" zei een boze stem boven hem. "Antwoord:' had de stem nu beveelt. Máté tilde zijn hoofd op. "Avance au feu éternel:" had Máté verachtend geantwoord. en hij wendde zijn gezicht af. Een rode vlek vormde zich rond Máté's wang. De rechercheur had hem woedend geslagen met een leren handschoen. "Jij vuil, achterlijk uitschot:" zei de man spugend. Máté veegde het van zijn gezicht en keek de man aan. "Nacht na nacht dezelfde vragen. Al 3 maanden. Snap je het niet. Ik heb hem niet vermoord:" zei Máté woest en hij stond op. Meteen schoten twee wachters naar hem toe maar de rechercheur gebaarde dat het niet hoefde. De man keek Máté aan. "Jij gaat dood:" fluisterde de man in Máté's linkeroor en met een verachterlijke lach eindigde hij zijn intimidatie. Máté haalde zijn vuist naar voren en sloeg de man. "être mort. C'est une libération:" antwoorde Máté en hij ging weer zitten.
"Pff nou ik ben wel aan pauze toe, wat jij?'' pufte Ilse uit. Suzanne lachte, ''je hebt ook echt de conditie van een dood paard hè. Wat denk je ervan om op dat bankje te zitten oma?" en ze wees naar een ietwat krakkemikkig bankje.
"Nou, ik weet niet of mijn tere ruggetje dat wel aankan hoor" kreunde Ilse en ze plofte naast Suzanne neer. Twee tellen later lagen ze beide op de grond. Ze keken elkaar verdwaasd aan en schoten in de lach.
"Waarom waren we ook alweer weggegaan?" lachte Suzanne.
Ilse gromde en klopte haar toch al niet schone broek af.
"Nou het is het waard hoor" grinnikte ze.
Suzanne en Ilse waren twee vriendinnen uit arme leefomstandigheden. Ze waren gevlucht uit de armoedige omstandigheden, en probeerden nu overal en nergens te leven. Onderweg naar Venetië hebben ze gewerkt bij boeren voor onderdak, in kroegjes gewerkt en op straat geslapen. Ze waren achterna gezeten omdat ze eten gestolen hadden, stiekem meegelift op huifkar, ze hadden dus genoeg beleefd. Nu waren ze bijna in Venetië aangeland, daar zouden ze een beter leven moeten krijgen.
"Kom luie, we gaan weer" zei Suzanne, en ze klopte op Ilse's knie.
"Oké oké, maar ik heb wel last van mij voeten hoor. Kunnen we niet twee van die paarden daar meenemen? Die zien er wel mak uit" kreunde Ilse en ze wees naar het weiland naast hen.
"Hmm...eigenlijk is dat wel een goed idee!"
"Nee echt? Kunnen we daarvoor niet in de bak komen?"
"Als we snel zijn hebben ze het niet eens door. En er staan er wel twintig! En ze worden vast geslacht of mishandeld, dus we doen er ook nog een goede daad mee." zei Suzanne blij.
"Gaan we het doen?" zei Ilse met glinsterende oogjes. "We kunnen ze eerst mee het bos innemen, tegenover het weiland en er dan op springen."
"Doen we." zei Suzanne vastberaden.
Ze slopen naar de paarden toe, Suzanne pakte een grote zwarte Fries en Ilse rende naar een dikke Arabier. De paarden hadden al halsters om, ze renden ermee naar het bos.
Uitgeput kwamen ze aan, en ze onderzochten de paarden een beetje. Toen haalde Suzanne een stuk touw uit haar rugzak. "Als we deze aan hun halsters knopen kunnen we ze besturen" zei ze, en ze voegde daad bij woord.
EDIT: Dit was een co-write van Suzanne en Ilse.
"Goed jullie allen te zien. Kom, kom, ga zitten. Als u iets wil, vraag het de werknemers gerust. Ze zijn hier om te werken." Josephine had een vergadering van hoge pieten van het stadsbestuur uitgenodigd. In pak gesneden, kwamen ze aangelopen. Hun rollen vet netjes verstopt, gingen ze zitten in de vergaderzaal van het paleis. Één voor één worden ze aangekondigd door één van de werkneemsters van het huis. "Heer de Vasale:" riep Maria, een bediende van de familie de Rezonnico. Maria Ardos was een klein, pittig vrouwtje afkomstig uit Spanje. Als klein kind was ze ter vondeling gelegd en op haar zestiende werd ze meegenomen door Josephine. Josephine wou niet zomaar een bediende. Een hele waslijst aan eisen werden doorgenomen tot uiteindelijk de kleine Maria overbleef. "Mooi, maar niet te mooi en met een sterke stem:" had de weesbaas gezegd. Met een knikje gebaarde Josephine dat het goed was en de zwartharige Maria werd meegenomen. Maria had eerst haar twijfels, maar toen ze de kleine Máté, toen 6 jaar, alleen en ongelukkig zag, wou ze toch blijven om Máté te helpen. Ze leerde hem koken en andere huishoudelijke klussen. "Waarom moet ik leren wassen:" had Máté vragend geantwoord toen Maria hem een wasbord liet zien. Maria ging op haar knieën. "Máté jij wilt vrijheid, dat zie ik in je ogen." Maria had Máté's handen gepakt en keek hem aan. "Leer om vrij te zijn:" smeekte Maria en met een glimlach had Máté haar gerustgesteld.
Baron le Duc, werd er nu door de gang geschreeuwd. Een lange man met een snor zette zijn entree. In tegenstelling tot de rest was le Duc niet veelte dik en Máté keek dan ook even op van zijn papier. "Ooit word jij een groot kunstenaar:" zei le Duc tegen Máté. "Komt niks van in. Máté:" klonk een stem achter hem. "Matthias wil graag de politiek in:" zei Giorgio en hij pakte zijn zoon bij zijn schouders. "Wat moet je toch met dat onnozele gedoe." En hij gooide Máté's schetsboek weg. "Dank u meneer:" zei Máté vriendelijk tegen de baron en met een afkerende blik naar zijn vader liep hij naar de plantenbak op het balkon. Het bijzondere aan het paleis was dat op de derde verdieping zich een enorm balkon bevond. Dit in de stijl van de Renaissance gemaakte oogpunt trok veel aandacht als de mensen vanaf hun boten naar het paleis keken. Zo'n kwart van de hoogste verdieping van het paleis werd gebruikt voor het tuinachtige immense balkon. Máté liep het terras op en pakte zijn schetsboek dat naast een beeld van de god Apollo was gegooid. Terwijl hij keek of de tekeningen en gedichten nog intact waren, hopend dat de fontein waar het langs op was gevlogen niet al te veel schade had veroorzaakt, hoorde hij de bestuursleiders en diens vrouwen lachen en praten. De in sierlijke letters geschreven poëzie en de schetsen van de stad en zijn inwoners waren gespaard gebleven en opgelucht keek Máté naar de zee die Venetië omringde. Máté haalde diep adem en staarde voor zich uit. "Libéralisée moi."
Langzaam werd het felle winterlicht verduisterd en veranderden de luidruchtige kreten van de ruziënde mannen in een zachte luim die verdween in de schaduw. Máté verloor de grip op de werkelijkheid en het beeld van zijn verlangen groeide tot een persoon. "Matthias!"
Ilse keek naar Suzanne, ze maakte een stuk ruw touw vast aan het halster. Het ruwe touw begon veel op haar bruine haar te lijken. Ilse dacht dat haar blonde haar nu wel veel weg had van een hoop stro. De paarden reageerden erg zenuwachtig en het lukte Ilse nog maar net om haar paard te kalmeren zodat hij er niet vandoor ging. Ze zetten de paarden naast elkaar. Namen een aanloop en schreeuwden nog "Daar gaan we!" naar elkaar. Met een rotvaart sprongen ze op de paarden. Het ging Ilse wat makkelijker af dan Suzanne. "Pfoe, nou, als we nog eens een paard stelen neem ik geen Fries!" pufte Suzanne, terwijl ze half onder het beest bungelde. Ilse keek om en schoot in de lach. "Maar zo mét paard zijn we veel sneller!" lachte Ilse.
Ze reden naast elkaar, niets zeggend, maar beiden met dezelfde gedachten in hun hoofden. Venetië, het moest een prachtige stad zijn. Grote gebouwen en goud, veel feesten. Mooie rijke mensen die flaneerden over de straten.
Hoe zij zelf in dit beeld pasten deed er op dat moment even niet toe.
Af en toe moesten ze even stoppen bij een rivier of meer om de paarden hun rust te gunnen en wat te laten drinken. Even later na wat de laatste stop bleek te zijn kwamen ze in een soort stad. Dat deden de huizen en de paar rondscharrelende mensen vermoeden. Een naar gevoel bekroop hen. Suzanne keek naar Ilse, maar Ilse keek in een strakke lijn voor zich uit. "Dit kan Venetië toch niet zijn?!" De paar straatjes die er waren, waren erg slecht onderhouden, over de huizen nog niet te spreken. Planken voor de ramen gespijkerd en geheel verpauperd. Het stonk er ook verschrikkelijk, voornamelijk urinegeur. Ze konden maar één woord bedenken voor deze omgeving: Dood. "Welkom thuis" mompelde Ilse en Suzanne moest lachen. Ze hadden wel ergere dingen meegemaakt en probeerden het weg te lachen.
Ze zetten de paarden voor het gemak even in een stal, dat kon makkelijk want blijkbaar waren de paarden ook gevlucht uit dit rottende hol. Er was bijna niemand op straat, ze gingen het ene groezelige steegje in en kwamen uit op een nog groezeliger steegje. Het rare was dat er wel een gouden gloed over dit stadsdeel hing, maar de behuizing was te hoog om daadwerkelijk te zien waar het vandaan kwam.
Ilse en Suzanne werden wanhopig, was het eigenlijk wel zo'n goed idee om naar Venetië te gaan? "We hadden hier nooit heen moeten gaan."zuchtte Ilse. "Je bent toch niet vergeten waarom we hier zijn? We hebben wat dingen te doen." Fluisterde ze Ilse toe. Ilse keek naar Suzanne en begon te glunderen. Ze stonden tegelijk op en liepen door het labyrint van steegjes en grachten. Totdat ze op een openruimte kwamen en ineens duidelijk werd waar die gloed vandaan kwam. Een prachtig gebouw deels gemaakt van goud en met veel versiersels stond voor hen. Daar moest het gebeuren, het jaarlijkse Venetiaans gemaskerd bal.
Suzanne keek omhoog, het doel van de reis was bijna daar. Hun beloning lag voor het grijpen. Ineens klonk er een gil, het was die van Ilse. Het duurde niet lang want er werd een hand op haar mond gelegd. Suzanne keek met een ruk om. Ilse's heldere blauwe ogen stonden wijd open. Een man met een zwart masker had haar in een houdgreep en probeerde haar buitenwesten te krijgen. Suzanne bedacht zich geen moment en rende op hen af. Even was er geen grond meer onder haar voeten en een moment later knalde ze met haar gezicht op de keien. Ze realiseerde dat ze uit de lucht was geschept. Ze ademde iets in, zag dubbel en daarna werd alles vaag.
"Matthias, het is een lange tijd voordat wij elkaar weer zagen. Herken je me nog." Máté's verlangen had zich gevormd in een jonge man. De zwartharige man keek hem aan met zijn helder blauwe ogen en riep hem nog een keer. Máté draaide zich om en keek de man verbaasd aan. Voor de rijke Venetianen leek het alsof Máté in het niets staarde, maar ze hadden het te druk met ruziën om zich te realiseren dat Máté in de greep van de man werd gehouden . De mysterieuze man ademde hardop uit en Máté liep naar hem toe zonder zijn blik af te wenden van de blauwe ogen. Máté stond nu vlak voor de man en voelde de adem van hem. "Si la vie ne veux pas t'aimer alors tu choisis une autre route. Kom naar mij. Ik wacht op je:" Qui as-tu:" vroeg Máté. "Ik ben een vriend, kom Matthias." En de man pakte Máté's hand. "Wees vrij:" en de man begon te lachen. "Nee:" schreeuwde Máté en hij rukte zich los van hem. De man haalde zijn gespierde arm terug en begon te lachen.
"De tijd word oud en moe, de wijn wordt flauw. De lucht wordt zwaar en verstikkend, in spiegelzaal. Onzichtbare ogen, zien ons beiden toe. En allen wachten op het rendez-vous." Máté keek om zich heen, maar de warme schaduw versperde nog steeds het licht. De man pakte Máté bij zijn kaak. "De laatste dans, is alleen voor mij. De laatste dans, dans ik alleen met jou." De man begon te lachen en terwijl Máté zijn stappen naar achteren zette, zette de man ze naar voren. Steeds dichter kwam de verleidelijke man bij hem en beide wendden ze hun blikken niet af van elkaar. "En zo wacht ik in het donker. En zo kijk ik jou aan. Als de grote verliezer, Toch ik weet ik win:" Máté werd door de man bespeeld en verleidt; hij stond stil en de man stond hem nu aan te kijken. Nog geen stap stonden ze van elkaar verwijderd en terwijl Máté slikte en zich zowel angstig als vertrouwd voelde, bleef de man hem aankijken. "Porte la cargaison de la vie:" draag de last van het leven. Een medaillon vormde zich rond de hals van Máté. De vreemde man stond bij Máté en fluisterde in zijn oor. " Vrijheid ligt bij mij:" en de man verdween in de schaduwen. Langzaam werd de duisternis doorbroken door het felle licht. Maria had Máté zien staan. Starend naar het niets en was bezorgd naar hem toe gegaan. "Máté, wat is er. Gaat het:" had ze vragend geantwoord op de stilte van de jongen. "Ik zag de dood en het licht in één.:" en Máté keek de bezorgde Maria aan.
"Sluit hem op. Hij zegt toch niks:"zei één van de wachters toen Máté weer een vraag weigerde te beantwoorden. De zon was gevallen en Máté was de hele tijd ondervraagd. Moe en uitgeput werd hij in de cel gegooid. Zijn ogen deden zeer van telkens de duisternis van de kerkers en het felle licht van de ondervraagkamer. Zijn schenen waren blauw en pijnlijk en op zijn gezicht zat een schram van de slagen van de rechercheur. De striemen van de riem zaten op zijn lichaam te branden en de patricierszoon viel levenloos neer. Hij viel in slaap en in een nachtmerrie beleefde hij de marteling opnieuw.
We wisten niet of er nog gepost mocht worden. Natuurlijk weer een co-write van Suzanne en Ilse:
Suzanne ontwaakte en keek om zich heen, voor zover dit lukte. Ze waren in een lelijk hok, het was er erg donker. Het duurde even voordat ze aan het donker waren gewend. Het enige licht kwam van buiten via een scheef gemetselde steen. Suzanne zag een gedaante naast haar zitten. Het zat in elkaar gedoken en zag er klein uit. Toen ze beter keek zag ze wie het was. Het was haar beste vriendin Ilse. Ze had schrammen op haar gezicht en haar lip bloedde. "Ilse!" Suzanne probeerde haar wakker te schudden. "Wat is er met je gebeurd?" fluisterde Suzanne terwijl een pijnscheut door haar hoofd ging van de val eerder die dag. "Zij willen het ook hebben" fluisterde Ilse terug, zonder te zeggen wie zij dan waren. "Wat?! Hoe kan dat? Hoe kunnen zij hier vanaf weten?" siste Suzanne. "Ik weet het niet... Wij hebben er toch bijna niet over gepraat?" zei Ilse met een wanhopige blik. "Nee dat weet ik zeker, we moeten erachter komen hoe zij erachter zijn gekomen van de ...." Ilse onderbrak haar snel "Dat lijkt me niet ons grootste probleem op het moment, we moeten hier wegkomen! Waar zijn we hier eigenlijk?" ze keek om haar heen. "Ik zou het niet weten." zei Suzanne een beetje in gedachten verzonken. "Kijk!" siste Ilse "ze hebben hier gewoon een hamer liggen" en ze giechelde. "Ze zijn blijkbaar toch niet zo professioneel en alwetend als we dachten!" Suzanne lachte ook. "Nou, daar is een streepje licht, dus een uitgang. En een zwakke steen, dus ga je gang." Zei Suzanne alsof ze elke dag werden ontvoerd en in een groezelig hok gegooid.
Ilse liep erheen en sloeg tegen de zwakke steen, de steen brokkelde wat af. Ze sloeg nog een paar keer, steeds harder. Ze hoopten beiden dat de mannen een gehoorprobleem hadden.
Er ontstond een gat waar ze net doorheen pasten. Toen ze zich door het ietwat kleine gat hadden gewrongen kwamen ze in een gang vol kaarsen. Het leek wel op een ondergrondse gang. "Jammer, het was geen daglicht." zuchtte Ilse.
Plotseling klonk er een stem achter hen. "Hoezo niet professioneel?" er ging een schok door Ilse en Suzanne heen, ze voelden zich op heterdaad betrapt. "Ik denk dat júllie hier de amateurs zijn. Het is toch duidelijk dat iemand niet zomaar een hamer in een kamer neerlegt?" lachte een andere stem. Suzanne en Ilse keken elkaar aan, knikten en renden zo hard als ze konden weg. De mannen stampten achter hen aan. Een tweesplitsing.. Ilse en Suzanne renden allebei een andere gang in, om vervolgens in de samenvoeging van de twee gangen weer tegen elkaar op te knallen. De mannen naderden en Ilse en Suzanne kropen weer overeind en begonnen weer te rennen. Ineens stopte Ilse. "Waarom stop je?!" zei Suzanne op een haast onverstaanbare toon. "Sst. Houd je muil even." Zei Ilse en het was stil. Doodsstil. Suzanne keek Ilse met grote ogen aan, nog steeds geirriteerd omdat ze haar had bevolen haar muil dicht te doen. "Luister dan!" Suzanne keek glazig om haar heen. "Ja ik hoor niets!" zei ze onnozel. "Het is stil slimmerd! We hebben ze afgeschud!" En zo liepen ze rustig naar buiten. Ook al wisten ze dat de mannen niet zomaar zouden zijn gestopt en het gevaar nog niet weg was, integendeel.
Ze kregen rare blikken op straat, wat niet gek was aangezien ze er niet uitzagen. "Piazza San Marco..." zei Suzanne. Het beroemdste plein van Venetië. "Hier moet het ergens liggen." Ilse keek rond als een havik en rende vanuit het niets het plein over. Ze pakte een dik bruin pakket, wat verstopt lag achter een zuil. "Eindelijk deze kleren uit!" ze zochten een steegje op en verbaasden zich over de kleding die hun was toebedeeld. Twee prachtige jurken; één blauw en de andere rood en een apart papieren zakje met mooie juwelen. "Vanavond moet het gebeuren." Zei Ilse die haar haar in model probeerde te brengen door naar haar reflectie in de gracht te kijken. "Het jaarlijks gemaskerde bal" zei Suzanne met een glimlach.
Helemaal onderin het pakket lagen hun gouden maskers...