Een nacht op slot Zwagensteijn - Verjaardagskado voor Bert-Boefjes

Gestart door Dixie, 10 november 2013, 22:01:43

Vorige topic - Volgende topic

Dixie

Bert-Boefjes vierde laatst zijn 2 jaar op het forum. Ter ere daarvan heb ik een verhaal voor hem geschreven: een verhaal waarin verschillende forummers een rol spelen! Er waren wat mensen benieuwd naar, vandaar dat het hier nu staat. Enjoy!







EEN NACHT OP SLOT ZWAGENSTEIJN


Een kado maken voor het forumlid dat bekend staat om zijn geweldige, creatieve, mooie kado's. Hmm. Iets in de winkel kopen voldoet niet. Iets zelf maken dan? Ik heb helaas niet de wondervingers die jij hebt, dus het zou meteen uit de toon vallen. Na lang denken, 's nachts wakker liggen woelen, haren uit mijn hoofd trekken (was ik toch bijna kaal, hè), wist ik het dan. Ik ga ook iets creatiefs doen, iets waar ik wel goed in ben: een verhaal maken! Speciaal voor jou, als kadootje. Ik hoop dat je het mooi vindt.


Hoofdstuk 1 - Slot Zwagensteijn

Slot Zwagensteijn was typisch zo'n kasteel dat je ook in horrorverhalen tegen zou kunnen komen. Het lag in niemandsland, niet ver van een snelweg waar toepasselijk wel eens auto's van afvlogen omdat er mysterieuze figuren op de weg verschenen. Waar auto's midden in een storm stil kwamen te staan, waarna de bestuurders hun vriendinnetjes alleen achterlieten en met een jerrycan het duister introkken om benzine te gaan halen (en nooit meer terugkeerden). Een snelweg waar auto's dus alleen reden op gure avonden, waar de zon nooit scheen en waar vogeltjes nooit floten.
Het slot zelf was ooit mooi geweest. Ooit, in een ver verleden, waren de kasteeltuinen oases van groen geweest, hadden de bomen sappige vruchten gedragen en bloeiden de bloemen het hele jaar door. De slotgracht was ooit helder blauw geweest, thuis voor vissen in alle kleuren voor de regenboog en kikkers die vrolijk kwaakten. De stenen hadden geblonken en klimop had welig over de muren gegroeid. De deuren waren bedekt met altijd blinkend bladgoud, de ramen gemaakt van het mooiste glas in lood, gelach had door de gangen geklonken en de geur van versgebakken brood of vlees had de bewoners altijd het gevoel van een thuis gegeven.
Dat alles was veranderd, zoals het een echt spookverhaal betaamt, toen er een verschrikkelijke gebeurtenis plaatsvond in de bibliotheek van het kasteel. Lady Elisabeth, de vrouwe des huizes, werd met een gapend gat in haar maag gevonden te midden van een stapel boeken, haar ogen wijd open uit angst, haar mond vastgevroren in een stille schreeuw. De dood van de Lady, altijd vriendelijk en een hart groot genoeg voor iedereen, was een schok voor de hele familie en alle personeelsleden die het kasteel rijk was. Een tijdje werd geprobeerd verder te leven, maar de gangen waren stil zonder de klingelende lach van de Lady, het brood of vlees rook niet meer hetzelfde, en de tuinen waren in hun bloei niet zo mooi als ze ooit geweest waren toen de Lady er nog doorheen wandelde op zonnige dagen.
Het kasteel raakte langzaam in verval. Familielid na familielid vertrok, personeelsleden met zich meenemend, tot enkel de oude butler Timothy nog over was. De bloemen verwelkten, fruitbomen woekerden, het gras groeide ongemaaid door, en de gracht slibte dicht totdat hij gevuld was met een bruine smurrie die voor water door moest gaan.
Dat was echter niet het einde van slot Zwagensteijn. Nee, beslist niet: het was het begin van het Slot zoals we het nu kennen. Het begon met Lady Elisabeth. Twee van haar eigenschappen, namelijk haar liefde voor mensen en afschuw voor alleen-zijn, zorgden ervoor dat haar overgang naar het hiernamaals niet helemaal soepel verliep. Lang na haar dood zwierf ze nog door het kasteel, gesprekken afluisterend, klaaglijk huilend omdat niemand haar kon horen of zien. Tot haar afschuw vertrokken al haar geliefden na een tijd, waardoor ze alleen achterbleef. Tientallen jaren sleet ze in eenzaamheid, totdat ze iets bijzonders ontdekte: ze was niet alleen. Het duurde haar even om te beseffen dat ze getransformeerd was in wat men een klaaggeest noemde. Na die realisatie begon ze te merken dat er in haar omgeving andere verschijnselen woonden die levende mensen verkozen te negeren. In het bos leefden verschillende wezens. Het kasteel herbergde bovendien een aantal levensvormen (al zou je ze ook doodsvormen kunnen noemen). Verheugd door nieuwe vormen van gezelschap begon Lady Elisabeth slot Zwagensteijn open te stellen voor deze wezens, en alle mensen die poogden het kasteel te bewonen of tot een museum te maken weg te jagen.
Dit slot Zwagensteijn, het thuis van verschillende mysterieuze wezens, is het slot waar dit verhaal over gaat.


Hoofdstuk 2 - De kilte voor de storm

Het fluiten van de wind liet het deksel van de kist in het midden van de ruimte woest klapperen. In de verte galmde het klagende 'ooooooooh' van Lady Elisabeth door de gangen. Een schaduw schoot door de gangen en toen, plots, verscheen een ratachtig wezentje in het midden van de kamer. "Tsssk, hihihi, kijk nou, kijk nou...." Mompelde het in een hoge stem. Het wezentje was ongeveer een meter hoog, stond voorover gebogen en had een korte, bruine, vacht. De enorme spitse oren draaiden wild heen en weer, alsof het wezentje bang was om ook maar iets te missen. De ogen, zo groot als schoteltjes, draaiden wild in hun kassen rond. Twee enorme hoektanden staken uit de mond, die door de grootte van de tanden niet helemaal dicht kon. "Klapperen, klapperen, dadelijk wordt 'ie wakker! Dat kan niet, nee hè, dat kan niet!" Sliste het wezentje, schichtig om zich heen kijkend. "Nini, stil nou!" Een zacht geschuifel kondigde de komst van de nieuwe gedaante aan, geheel in oude lappen verband gewikkeld. "Straks maak je hem nog wakker, dat geklapper, daar is hij wel aan gewend," sprak de figuur langzaam. "Ja maar, ja maar, Yanis, de wind, en Lisabeth, en, ssssjt!" Piepte het wezentje, Nini genoemd, waarna het een sprongetje maakt een snel de zaal ontvluchtte. Yanis rolde met zijn ogen en schuifelde naar de kist. Zijn voet raakte echter verstrikt in een losgeraakt stuk verband en met een enorme KNAL smakte hij tegen de vloer aan.
De knal werd direct opgevolgd door een luid gegil, zo luid en zo schel dat spontaan nog een glas-in-lood raam uit zijn randen klapte, de wind nog woester begon te waaien en de kist in het midden van de ruimte nog harder begon te klapperen. "Oh NEE! Oh NEE! Ze is WAKKER! Klapper-KLAPPER, dadelijk wordt HIJ OOK nog WAKKER! WAT moeten we DOEN!" Nini had de ruimte weer betreden en sprong nu wild rond Yanis, die niet overeind kon komen omdat hij zichzelf dan af zou wikkelen en het altijd zo'n karwei was om alle verbanden weer op zijn plek te krijgen. "Nini, stil nou!" Mompelde hij, gevolgd door een aantal kleine spuuggeluidjes in een poging een oud stuk verband uit zijn mond te krijgen. "JA maar, YANIS, we MOETEN iets doen, dadelijk wordt HIJ WAKKER en de VERRASSING is nog niet KLAAR!" "Nini, bek dicht!" Yanis kreeg het voor elkaar zijn hoofd een kwartslag te draaien (met alle gevaren van dien, zijn hoofd was immers al eens los geraakt) om Nini aan te kijken. "Ga anders Timothy maar halen, die kan haar wel stil krijgen," zei hij. Nini knikte en hupte enthousiast de kamer uit, blij met een taak: de bewoners van slot Zwagensteijn waren normaal gesproken maar al te terughoudend om haar iets te laten doen.

Timothy werd gevonden waar hij eigenlijk altijd gevonden kon worden: roerend in een lege pan in de keuken. Ze hadden er wel eens ooit wat water uit de gracht in gedaan, zodat hij toch iets te roeren had, maar daar hadden ze Loebas de huisdraak, woonachtig in de gracht, zo boos mee gemaakt dat ze het maar bij die ene pan gelaten hadden. Loebas had een week lang grachtwater door de gaten in de muur en ramen naar binnen gesmeten, wat de vloer zo glibberig had gemaakt dat bijna alle bewoners (op de geesten na, natuurlijk), wel een keer gigantisch onderuit gegleden waren. Toen het schoongemaakt was, hadden de bewoners unaniem besloten om het grachtwater maar in de gracht te laten en Loebas Hertog van de Gracht van Zwagensteijn tot Achtertuin te benoemen, wat hem weer een tijdje rustig gehouden had.
Timothy keek op zijn eigen, slome wijze naar de stuiterende Nini die de keuken binnenkwam. Zijn hoofd bewoog veel te sloom om het stuiteren bij te houden en meestal werd hij zo duizelig van Nini dat hij omviel. Het was dan ook niet gemakkelijk, het gebrek aan hersenen dat Timothy had. Lady Elisabeth was zo gesteld geweest op haar laatste levende compaan dat ze zijn lijk na zijn dood dag en nacht had bewaakt. Toen Timothy's lijk in een ver stadium van vergaandheid was, was hij plotseling weer opgestaan en aan zijn dagelijkse klusjes begonnen, tot grote vreugde van Lady Elisabeth. Het rotten van zijn lichaam had Timothy echter geen goed gedaan en daarom was hij veel minder vlot dan toen hij nog leefde... Nu ja, toen zijn hart nog klopte.
"Wat..... Is...... Er...... Ni...." Nini gaf Timothy de tijd niet om zijn zin af te maken en stortte meteen een lawine aan woorden over de dode butler heen. ".... En nu is MARY AAN HET SCHREEUWEN en straks wordt HIJ wakker!" Een reactie bleef uit en Nini wilde net haar verhaal weer gaan herhalen toen Timothy zijn eerste hoofdknik af wist te maken zonder zijn hoofd van zijn rotte nek te scheiden. "Oké.... Laten..... We..... Gaan...." Sprak hij door Nini's zenuwachtige gepiep heen, waarna hij schuifelend de tocht naar de grote hal begon.
In de grote hal werd al snel de bron van het gegil gevonden. Daar, bovenaan de trappen, met haar armen gespreid en haar zwarte gewaad golvend om haar lichaam, stond een blauw-achtige gedaante. Haar ogen puilden uit haar hoofd en haar opengesperde mond, de bron van het schrille geschreeuw, toonde twee rijen vol met vlijmscherpe tanden. "Maaaaaa-ryyyyyyyy," schreeuwde Timothy op zijn zombie-achtige wijze. Met zijn armen voor zijn lichaam uit, waarschijnlijk zodat hij ze straks niet omhoog hoefde te tillen om Mary vast te pakken, begon hij de trappen te beklimmen. "Maaaa-ryyyy, Maaaa-ryyyyy," zei hij langzaam, met diepe stem. Mary bleef echter stug doorgillen en kreeg pas in de gaten dat Timothy de hal betreden had toen hij haar bij haar schouders pakte en langzaam heen en weer schudde.
Ze leek te ontwaken uit haar trance en knipperde even verbaasd naar Nini en Timothy, die opgelucht adem haalden. Haar gedaante was bij het einde van het gillen als toverslag veranderd. Voor hen stond nu een prachtige, ietwat bleke vrouw, in een golvende zwarte jurk, met diepblauwe ogen en een vriendelijke, betoverende uitstraling. "Nini, Timothy, wat doen jullie hier?" Vroeg ze verbaasd. "Je.... Was..... Weer....." "Je was weer zo hard aan het krijsen en iedereen haat het en misschien wordt hij wel wakker voordat zijn verrassing er is!" Piepte Nini voordat Timothy zijn zin af kon maken. Mary stak haar neus in de lucht en snoof ontevreden. "Oh? Iedereen haat het? Waarom gaan jullie dan niet ergens anders wonen!" Zei ze, waarna ze resoluut omdraaide en weg wilde benen. "Mary.... Wacht...." Zei Timothy. Hij maakte zijn zin af net toen Mary op het punt stond om de hal te verlaten. "Wat?" Snauwde ze. "Het.... Is.... Wel.... Mooi.... Maar.... Ook.... Een... Beetje... Luid..." Mary stond even stil, knipperde een paar keer, en vouwde toen haar handen samen onder haar kin om vervolgens in snelle pas naar Timothy te wandelen. "Ja? Vond je het mooi? Vond je het echt mooi?" Ze glimlachte breed en omhelsde Timothy, bij wie met een luid gescheur een arm een stukje los kwam van zijn lichaam. "Ooooh, ik ben zo blij dat je het mooi vindt! Het is een stukje uit mijn nieuwe serenade, ik wilde hem vannacht voordragen, voor...." Ze keek even schichtig om zich heen en fluisterde toen, ".... Je weet wel wie." Ze sloot af met een dikke knipoog.
Haar euforie was echter van korte duur, want Nini gilde luid. "Aaaaaaaah, je denkt toch niet dat mensen het echt mooi vinden?! Je trommelvliezen knappen ervan als je die nog hebt!" Ze giechelde hoog en schel en sprong snel de trap af, omdat Mary's gedaante weer een beetje begon te lijken op het bol-ogige monster dat eerder bovenaan de trap had gestaan. "Jij.... Jij...." Siste ze woedend, waarna ze de achtervolging in wilde zetten. Ze werd echter afgeleid door een nieuwe lach, eentje die van achter haar kwam. Uit de muur kwam een in nar-kostuum gehulde doorzichtige gedaante gevlogen. "Ha-ha-ha! Gekke Mary is weer bezig, zie ik wel! Ik heb straks geen werk meer!" Riep de gedaante naar Mary, waarna hij zijn tong plagerig uitstak. "Pepan, ik heb geen tijd voor je!" Snauwde Mary, waarna ze de achtervolging op Nini weer in wilde zetten. "Woooaaaaaaaaiiiiiiiiii!!!" Klonk het toen vanuit Pepan's richting. Mary draaide zich om om te zien dat Pepan op haar plek stond, veranderd in een ridicule versie van haarzelf: Pepan had wild woekerende haren, wild in hun kassen ronddraaiende ogen en een opengesperde mond die gevuld leek te zijn met tandenstokers. "Pepan! Ik krijg je wel!" Riep Mary, waarna ze zich omdraaide en op Pepan af wilde rennen. Pepan verdween snel en verscheen weer achter Mary, dichtbij Nini, die nu schaterend van het lachen op de grond lag. "Jongens.... Wacht.... Nou.... Even.... Het...." Timothy, die de boel wilde sussen, werd wederom lomp onderbroken, maar dit keer niet door Pepan of Nini.




Dixie

Hoofdstuk 3 - The Waking Dead

Een enorme knal liet het slot heen en weer schudden, zo hevig dat de arm van Timothy nu finaal afbrak en dat Mary over de balustrade naar beneden donderde, tot grote vreugde van Pepan en Nini. Mary's val was gelukkig zacht, want net op het moment dat zij viel was de kelderdeur opengegaan en was een voorovergebogen figuur in de deuropening verschenen: dat figuur, dat nu ook het landingskussen van Mary vormde. "Oh, sorry, Effie," mompelde Mary, waarna ze opstond, Pepan en Nini een vieze blik toewierp, en langs de naar zijn arm zoekende Timothy elegant de trap op bewoog. Effie stond hijgend en in zichzelf mopperend op, haalde een hand door haar zwartgeblakerde haren, en schuifelde toen naar Timothy toe. "Eh, sorry, de explosie, ja, de prof, eh...." "Geen zorgen, Effie!" Bulderde een stem door de hal. Een in een witte labjas gehulde man schreed naar buiten. Zijn gezicht was een beetje zwart van het roet, maar zijn witte tanden blonken als nooit tevoren. "Ik, Professor Doktor Rolf, heb weer een uitvinding gedaan!" Timothy leek even te zuchten (al leek zijn normale ademhaling ook al zo op zuchten dat je het nooit zeker kon weten). Hij vond Rolf eigenlijk maar een parasiet, normaal liet Lady Elisabeth echte mensen nooit zo lang blijven en wist ze ze weg te jagen, maar Rolf was bij elk bovennatuurlijk verschijnsel in het slot alleen maar enthousiaster geworden en was dus nooit vertrokken, zoals het eigenlijk hoorde.
Timothy richtte zijn blik op de kelderdeur. "Wat.... Is.... Het...?" "Ik presenteer u: experiment nummer 288, de Libely!" Een monsterachtig gezoem klonk uit de kelder en Nini en Pepan deden hun best zich zoveel mogelijk achter Timothy te verschuilen, zich ongetwijfeld de vorige experimenten van Professor Rolf nog goed herinnerend. Het gezoem werd steeds luider, totdat er een enorm monster uit het gat van de kelderdeur verscheen. Het was te groot voor de deuropening, dus nam krakend en bulderend een stuk van de muur met zich mee. Het monster had het lichaam van een regenworm, de ogen van een vlieg, en vier enorme doorzichtige vleugels als die van een libel. "De... Libely...?" Vroeg Timothy, een beetje argwanend (alhoewel je dat niet zo goed kon zien, omdat hij maar één oog had) naar het beest kijkend. Professor Rolf klapte in zijn handen en negeerde Effie, die de hondenriem om de nek van de Libely nauwelijks in bedwang kon houden. "Wat.... Is.... Het...?" "Wat is het?! Wat is het?!" Rolf keek een beetje verbaasd naar Timothy. "Het is het perfecte kado! Een huisdier, voor hem!" Nini en Penpan grinnikten zachtjes achter Timothy, nauwlettend de blik van Rolf ontwijkend voordat hij een experiment voor hen bedacht. "O.... Ké...." zei Timothy, waarna hij zich omdraaide en terug naar de trap schuifelde om zijn arm te gaan zoeken. "Nou, ik had wel wat meer enthousiasme verwacht, wat jij, Effie?" Effie knikte wild. "Ja, jazeker prof, geniaal, u bent geniaal, geweldig," zei ze snel. "Dank je, Effie. Kom, laat de Libely even uit, wil je?" Effie keek een beetje ongelukkig, maar trok de Libely aan de hondenriem mee door de grote voordeuren.

Buiten kon ze al snel een paar gedaantes in de kasteeltuinen ontwaren. "Hallo Geraldine, Frans, Amon," zei ze tegen de drie gedaantes, ondertussen wanhopig proberend om te hondenriem vast te houden. De wild zoemende Libely vond het zo te zien buiten wel aangenaam en wilde dan ook nog heviger dan hiervoor ontsnappen. Geraldine, Frans en Amon kwamen nu iets dichterbij geschuifeld. Effie keek aandachtig naar de aan het hoofd vastgenaaiden toppen van de schedels en de twee enorme schroeven die er bij alledrie uitstaken. Ze kon zich de komst van de drie nog herinneren als de dag van gisteren. Het was een gure, regenachtige nacht geweest, net zoals altijd, toen een angstig om zich heen kijkende man met een jerrycan zich aan de voordeur gemeld had. Timothy had opengedaan en de man even met een lege blik aangekeken voordat hij zich herinnerde dat hij altijd "Welkom op Slot Zwagensteijn, waarmee kan ik u van dienst zijn," moest zeggen bij het openen van de deur. De man had stamelend geantwoord dat hij wat benzine moest hebben, en als zij dat niet hadden, een telefoon om iemand te bellen. Timothy wist niet wat een telefoon was, maar hij wist wel dat Rolf er altijd meer vanaf wist, dus had hij de man die zich voorgesteld had als 'Frans' meegenomen naar de kelder, waar Rolf erg verheugd was met zijn komst.
Rolf had Frans zover gekregen om zijn hoogzwangere vrouw te halen, want die kon toch niet buiten in de regen blijven wachten op de Aa-Wee-Bee, of wat Rolf dan ook gezegd had. Effie had in ieder geval de komst van de zwangere vrouw, Geraldine, met lede ogen gezien: ze wist immers wat Rolf deed met echte mensen die in Zwagensteijn binnen kwamen. En inderdaad, het had niet lang geduurd voordat het zoals Rolf voorspeld had ging bliksemen, en voordat Rolf het voor elkaar kreeg om zijn vers vermoorde slachtoffers weer tot leven te wekken. Een bijkomstigheid was dat de baby in de buik van de vrouw ook weer tot leven gewekt werd, zodat Effie het doodgeboren kindje niet door de gehaktmolen hoefde te halen zoals ze met andere mislukte experimenten wel eens moest doen.
Frans, Geraldine en inmiddels peuter Amon werden in eerste instantie in de kasteeltuinen gehouden omdat de bewoners van Zwagensteijn de experimenten van Rolf nooit meteen vertrouwden. Ze hadden het echter meer naar hun zin in de tuinen dan in het kasteel zelf (wat te merken was aan het verschil in gekreun: binnen kreunden de drie een soort 'oooohhhhhhhmmmmmm', buiten een vrolijker 'aaaahhhhhssssss'), dus verbleven ze permanent buiten.
Nu stonden de drie met een lege blik in hun ogen en druppels kwijl uit de mondhoek naar de Libely te kijken. "Hier," zei Effie, waarna ze de riem van de Libely om de pols van Frans bond. "Maak hem maar zindelijk," zei ze, zodat ze tenminste nog een goede reden had om het beest af te geven. Achter haar klonk een 'splash' en toen ze omkeek zag ze dat Hertog Loebas uit zijn gracht omhoog gekomen was, en nu met een hongerige blik en kwispelende staart naar de Libely keek. "Nee, Loebas, eh Hertog Loebas," begon Effie, maar ze werd onderbroken door een woeste draak. "Hertog Loebas van de Gracht van Zwagensteijn tot Achtertuin!" Bulderde hij, rook uit zijn neusgaten spuitend. "Hertog Loebas van de Gracht en de Achtertuin, de Libely is voor hem, niet voor jou," zei Effie. De draak snoof even woest, maar leek zich bij het feit dat het geen hapje voor hem was neer te leggen en dook weer onder.
Effie wilde net weer naar binnen lopen toen de muren van het slot plots bedekt werden in een flinterdunne blauwe laag ijs, die zich steeds verder uit leek te breiden. Ook de gracht bevroor, tot woede van Hertog Loebas, aan de woest bewegende schaduw onder het ijs te zien. "Oh, nee,"  mompelde Effie, rillend van de kou. "Wat valt er te 'oh nee'-en?" Klonk een stem met de kilte van een plek kouder dan de Noordpool achter haar. Effie draaide zich rillend om, voorzichtig om niet uit te glijden over de bevroren brug, en keek in de ijsblauwe ogen van een betoverende vrouw. Ze wist echter beter dan te geloven dat haar liefdevolle uiterlijk ook betekende dat onder het oppervlakte een warmhartig persoon school, want er was niemand gemener dan Kiki L'Amoure, die nu voor haar stond. "Ki...ki...." zei ze, haar klapperende kaken nauwelijks in bedwang houdend. "Ben ik nog op tijd?" Vroeg Kiki, expres een beetje meer uitademend zodat Effie bijna stikte door een bevroren luchtpijp. Effie knikte en schuifelde snel naar binnen, hopend dat ze niet meer met Kiki hoefde te praten. Kiki gleed Effie met gemak voorbij. "Laat het me niet nog een keer horen, die 'oh nee' bij mijn binnenkomst," siste ze naar Effie, waarna ze snel naar binnen ging.

- Amsterdamned -
Ondertussen, in de grote stad, waren vier bewoners van Zwagensteijn driftig op zoek naar een kado dat voldeed aan de omschrijving die hen gegeven was. Remculus en Geronimo gaven hun neus goed de kost. Ook al was de maan dan nog niet aan de hemel verschenen, hondenkenmerken bleven ze toch houden, voornamelijk hun goede reukvermogen en onbedwingbare drang om overal tegenaan te plassen. Gelukkig deed dat er niet veel toe voor tripjes naar Amsterdam, daar viel zoiets immers toch bijna niet uit de toon.
Ze hadden al verschillende hapjes gekeurd, maar waren nog niets tegengekomen wat goed genoeg was voor hem. Vlak achter hen bevonden zich de andere twee figuren in hun gezelschap, twee meisjes die alle voorbijgangers de stuipen op het lijf joegen. Beiden waren gekleed in keurige lavendelblauwe jurkjes, met nette witte schoentjes en kanten witte sokken. Hun lange haren vielen slijk langs hun hoofd en waren in twee staartjes gebonden met blauwe lintjes. Een paar haarlokken vielen over hun gezichtjes, van waaronder ze synchroon hun omgeving afspeurden en af en toe 'vriendelijk' lachten naar voorbijgangers, die meestal bleek wegtrokken en direct weer wegrenden.
"Ik snap niet waarom ze van ons wegrennen, Gana," zei Fauna met haar iele stemmetje, klaaglijk, op een toontje dat een rilling door de ruggengraat van elke voorbijgangers stuurde. Fauna glimlachte voorzichtig. "Ik ook niet, Gana," zei ze zacht, waarop een passerende vrouw een kleine 'iep' losliet en snel wegbeende. Synchroon liepen ze achter de twee weerwolven aan, ondertussen oplettend of ze geen geschikt exemplaar van het kado tegenkwamen. Pas toen ze tegelijkertijd met hun iele stemmetjes een oud kinderliedje begonnen te neuriën en toen Remculus zijn been optilde om tegen een lantaarnpaal aan te plassen verschenen in de verte de blauwe zwaailichten waarvoor ze gewaarschuwd waren, en moesten ze de stad verlaten en verruilen voor Zwagensteijn. Erg was het echter niet: precies toen ze in hun paard en wagen stapten verscheen de maan van achter de wolken, iets wat de terugreis overigens behoorlijk vertraagde omdat een paard een 'mysterieuze' dood stierf.



Dixie

Hoofdstuk 4: The Final Chapter

De deur opende zich met een gekraak dat door merg en been ging en ijskristallen verspreidden zich over het net ontdooide gesteente van de brug. Kiki L'Amoure keek met een afkeurende blik naar de twee weerwolven, die piepend en jankend over het ijs naar binnen glibberden. "Tsk, tsk, tsk," mompelde Kiki tegen de wolven, die inmiddels hun oren zo plat als ze konden in hun nek hadden. Daarna verlegde ze haar aandacht naar de tweeling die met hun hoofd naar voren gebogen, maar hun ogen dreigend op Kiki gericht, stap voor stap naar voren stapten, een akelige glimlach op hun gezicht. Hoewel ze toch ijskoud was, schoot zelfs een rilling over de ruggengraat van Kiki bij het zien van de twee 'lieftallige' meisjes. "Wat hebben jullie daar?" Vroeg ze lijzig. Gana en Fauna stapten opzij, allebei in een andere richting, en onthulden een jammerende en smekende man die ze met een touw om zijn nek achter zich aan gesleept hadden. "Wat... Een.... Interessant... Speeltje...." Zei Timothy, die achter Kiki in de deuropening verschenen was (waarschijnlijk toch al een half uur onderweg was om de deur te openen). Kiki schreed naar voren en boog zich over het ietwat beschadigde exemplaar. De man leek iets te ontspannen bij het aanzicht van de liefdevol uitziende Kiki, wat een spookachtig gegiechel van de tweeling opleverde. "Lieve, lieve, jongen," zei Kiki, terwijl ze de man zachtjes over zijn hoofd aaide. "Hebben deze twee je zomaar vastgebonden en meegenomen?" De man knikte en stamelde '...ja...'. Kiki schudde meelevend haar hoofd en hielp de man overeind. Blijkbaar waren Gana en Fauna nogal tekeer gegaan tegen zijn knieën, want opstaan ging maar moeizaam. "Wat een tragedie..." Mompelde Kiki medelevend. De man knikte en liet zijn tranen de vrije loop. "Kom maar hier," zei Kiki, haar armen uitstekend om de man te omhelzen. "Oh.... Nee...." Mompelde Timothy op de achtergrond, maar het was al te laat. Het moment dat Kiki haar armen om de man sloot schoot een laag ijs vanuit haar omhelzing naar boven en naar beneden. Heel even wist de man nog een schreeuw uit te brengen, maar daarna viel hij, een blok ijs, op de grond, zijn gezicht bevroren in zijn laatste schreeuw van intense pijn. Daarna wendde Kiki zich naar de tweeling. "Hebben jullie niet geluisterd? Kijk nou eens naar deze man. Noemen jullie dat mooi? Denken jullie dat hij hier blij mee is? Niét goed genoeg," bitste ze, waarna ze zich omdraaide en naar binnen beende, de blikken vol intense haat van de tweeling niet ziend.

Binnen was iedereen verzameld in de zaal met de kist met de klapperende deksel. Het was een herrie van jewelste: Nini en Penpan hadden last-minute besloten samen een voorstelling te doen voor hem, Mary (hoewel iemand haar zo gek gekregen had haar volume wat te dempen) was haar verjaardags-serenade aan het oefenen, Effie was Yanis aan het helpen met het opnieuw inwikkelen in zijn verband, Rolf had een plantenspuit ter hand genomen om Remculus en Geronimo van zijn Libely weg te houden, Geraldine, Frans en Amon stonden kwijlend tegen de muur (waarschijnlijk omdat ze anders om zouden vallen) en door het raampje was zelfs Hertog Loebas te zien, die met zijn kop net het venster van het raampje kon bereiken, wat hem eerder een komisch dan een Adellijk uiterlijk gaf. Zelfs Lady Elisabeth was op komen dagen, wat een bijzonder iets was, aangezien ze toch veranderd was in een klaaggeest die liever de hele dag en nacht door de gangen zweefde om te jammeren over haar leven en leven na de dood. Iedereen rilde even toen Kiki binnenkwam en toen nog eens toen Gana en Fauna binnenkwamen, maar de spanning zinderde door de lucht dus had niemand tijd om echt lang bij deze vervelende gasten stil te staan.
Toen Timothy eenmaal de zaal betreden had en zich voor de kist gepositioneerd had was iedereen even iets stiller. "Goed..... Nu.... Iedereen... Zich... Verzameld... Heeft... Is.... Het..." "Waar is het kado? Waar is het? Waar is het?" Nini had Timothy wederom onderbroken en sprong vol spanning door de zaal heen. "Kiki heeft het vernield," siste Gana woedend, wat nogmaals een rilling door de ruggengraat (voor zover die aanwezig was) van de slotbewoners stuurde. Iedereen keek een beetje angstig naar Kiki, bang om te afkeurend te kijken: men was immers danig op de hoogte van de ijzige persoonlijkheid van de sneeuwbruid. "Het was niet goed genoeg. Hij verdient alleen het beste, nietwaar, Gana?" Vroeg Kiki poeslief, wat een paar angstige kreetjes onder de slotbewoners veroorzaakte.
Net toen een ruzie op het punt stond om uit te breken werd het aardedonker in de zaal. "Geen zorgen, lieve vrienden," galmde een stem door de zaal, gevolgd door een andere stem die "doe normaal, Shade" snauwde. Een golf van opluchting ging door de aanwezigen: iedereen wist immers wie er zo'n entree zou maken. De kaarsen gingen weer aan en in het midden van de groep, vlak naast Timothy, waren twee in het zwart gehulde figuren verschenen, met een slappe gedaante tussen hen in. De vrouw was lijkbleek, beeldschoon, gestoken in een strakke zwarte jurk. Haar lippen waren bloedrood, zwarte lokken golfden rond haar gezicht, en haar ogen keken uitdagend de zaal rond. "Hallo... Malinqa...." Zei Timothy langzaam. "En.... Shade...." Voegde hij eraan toe, zich richtend tot de man van de twee. Het was een korte, magere jongen, gekleed in een zwart pak met een zwarte hoed. Hij had een vrolijk uiterlijk, een lieve blik in zijn ogen, maar zijn mond vertelde een ander verhaal: een venijnige grijns en twee puntige hoektanden verraadden zijn ware bedoelingen. Malinqa negeerde de butler en smeet de gedaante die ze vasthad voor zich op de grond. Met een lichte 'oooh' bogen de aanwezigen naar voren om te zien wat er zich op de vloer bevond.
Kiki schreed naar voren en greep de kraag van het shirt van de jongen op de grond vast. Ze trok hem overeind alsof het niets was en bekeek het gezicht. Een prachtige man, dat was zeker. Zijn gezicht was perfect gevormd. Hij had glanzende, bruine haren, was licht getint, en zijn mond... Gevulde lippen, zelfs al was hij bewusteloos nog gevormd in een spottende glimlach. Haar ogen gleden omlaag, over het gespierde lichaam van het exemplaar. "Niet verkeerd, Malinqa," zei ze langzaam. Malinqa snoof. "Had je wat anders verwacht dan?" Kiki keek even naar de hals van de jongen, om zeker te weten dat Malinqa er niet zelf al van gesnoept had. "Laat me niet lachen, je denkt toch niet dat ik zo dom ben om hem zelf al te bijten? Of tenminste, om sporen achter te laten..." Voegde de vampier er spottend aantoe. "Ik ben het er nog steeds niet mee eens, hij verdient dit toch niet, hij noemt zichzelf wel een vampier, maar..." "Genoeg, Malinqa. Het is vandaag zijn dag, of je het daar nou mee eens bent of niet." Malinqa vouwde haar armen over elkaar en keek uitdagend naar Kiki, die het maar negeerde en de jongeman op het speciaal naar deze ruimte gebrachte altaar deponeerde.
"Goed, dankzij onze twee.... Vrienden... Hebben we toch op tijd een kado kunnen regelen. Alles is nu gereed, dus het is nu wachten totdat hij wakker wordt," zei ze, waarna ze zich in de menigte voegde, Mary, die dringend wilde weten wanneer zij op mocht treden, vakkundig negeerde en nog net een staak en knoflook uit de handen van Pepan en Nini ('voor de grap') kon trekken.
Na wat wel een eeuwigheid leek (wat voor de bewoners van slot Zwagensteijn dus écht heel lang is) verschoof het deksel van de kist in het midden van de kamer een beetje. Een zucht van spanning ging door de menigte. De deksel werd met een langzaam gekraak omhoog geduwd en uit de schaduw van de kist verschenen twee handen die zich langzaam over de rand van de kist vouwden.
Langzaam, tergend langzaam, kwam de gedaante overeind. Maar zodra het kaarslicht zijn huid wist te raken, en duizenden lichtstralen de kamer door schenen, barstte de menigte los. "SUPRIIIISE!" Riep iedereen, waarna een van oude gordijnen in elkaar geknutseld spandoek omlaag viel en de in bloed geschreven letters "Gefeliciteerd met je 200 jaar" zichtbaar werden. De gedaante in de kist kwam overeind en spreidde zijn armen, zodat zijn lijkbleke lichaam al het kaarslicht ving en weerspiegelde door de ruimte heen, tot grote frustratie van Malinqa die snoof, "nepvampier" mompelde, en haar gezicht afwendde.
De zojuist opgestane vampier stapte uit zijn kist en schudde voorzichtig de zojuist gerepareerde hand van Timothy. "Gefeliciteerd... Met.... Je... Jubileum... Graaf.... Bertula!" Zei de butler zo opgewekt mogelijk, wat nogal moeilijk is als je de stem van een zombie hebt. "En hier! Hier is je kado, kijk Bertula, hier is je kado!" Nini kwam zo snel ze kon naar de Graaf gestuiterd en wees naar de ontwakende jongen op het altaar. Graaf Bertula's ogen werden groot uit blijde verrassing en breed lachend, zijn hoektanden in al hun glorie onthullend, keek hij naar zijn medeslotbewoners. "Goh, bedankt!" Zei hij vrolijk, zijn stem doordrenkt met verlangen naar zijn kadootje. "Kom, iedereen," zei Kiki kil (gewoon, omdat ze altijd zo praatte, niet omdat ze niet blij voor Graaf Bertula was). "Laten we de Graaf even alleen laten met zijn kado. Graaf, u vindt ons in de balzaal, als u...." Haar ogen schoten even naar de jongen, die overeind was gaan zitten en bleek van angst naar alle monsters keek, "... klaar bent." En met een knipoog dirigeerde ze iedereen uit de zaal, de Graaf achterlatend met zijn kadootje.


En ze leefden... Nouja, leefden.... Nog lang, heel lang, en gelukkig.

Ik hoop dat je genoten hebt van je verhaal. Zoals je misschien gemerkt hebt, maken alleen maar forummers hun verschijning in dit verhaal. De namen zijn meestal ook redelijk afgeleid van hun echte naam, of forumnaam. Kun je ze allemaal ontwaren? En ook welk monsterlijke gedaante ze zijn?
Hier onder staan de antwoorden.



Bert-Boefjes (Khenny)     - Graaf Bertula (vamp-ier)      
Dixie (Kim)          - Kiki L'Amoure (sneeuwbruid)   
Dragonfly (Jacoba)       - Libely (creature)
Femsel (Femke)      - Fauna (creepy twins)
Geebster (Gaby)       - Gana (creepy twins)
Germelia (Gerdien)      - Geraldine (Frankenstein)
Golovior (Frank)      - Frans (Frankenstein)
Insanity (Yannick)       - Yanis (mummie)   
Lan (Bas)          - Loebas (draak)    
Linqy (Zoë)          - Malinqa (vampier)
Littleweird (Elsbeth)    - Lady Elisabeth (klaaggeest)
Nephtysis (Roelof)       - Rolf (gestoorde professor)
Nobody (Nhi)               - Nini (creature)   
Orange-King (Remco)   - Remculus (weerwolf)
Shaddow (Marc)       - Shade (vampier)
Simile (Marijke)       - Mary (banshee)
Skunki (Tim)               - Timothy (zombie)
Stefano (Stefan)       - Pepan (plaaggeest)               
Tijgerke87 (Evelien)    - Effy (mislukt experiment van / assistent van Prof. Rolf)      
Tristen Eamon              - Amon (Frankenstein)
Wschoolf1 (Jeroen)       - Geronimo (weerwolf)


bert-boefjes

Winnaar bij de forumawards van sportiefste speler en aardigste wvw'er. En beste outfit!

Femsel

Look up through the trees to feel as small as you can, you hear the clocks counting down...